Vergeet gentrification: zorg voor ‘sociale stijging’
Brussel ontdekt het begrip 'sociale stijging'. Daarmee zou het de huidige bevolking een ladder aanbieden om hogerop te geraken in plaats van kapitaalkrachtige nieuwkomers aan te trekken. Moeten we ons stedelijk beleid helemaal herzien en de competenties van mensen centraal zetten? En quid de term gentrification?
De Brusselse wijkcontracten, dat is niets anders dan verfraaiing en doelgerichte gentrification. Die kritiek hoor je vaak. Zo noemde Emanuelle Lenel in Brussels Studies de wijkcontracten recent nog een instrument om "het imago van de wijk te verbeteren met ingrepen die hoofdzakelijk betrekking hebben op de gevoelens van welzijn en veiligheid ….". En ze citeert minister-president Charles Picqué himself die ons verklapt dat “sociologische mutatie het doel is in de wijken van het lager gelegen deel van Sint-Gillis. Het instrument om dat te bereiken is de stadsvernieuwing.”
Maar kijk, wat lezen we nu in de ontwerptekst van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO)? De stadsvernieuwing heeft zich geconcentreerd op gebouwen en openbare ruimte, op buurtinfrastructuur en sociale cohesie, staat er. Het uitzicht van de wijken is door dat alles vooruit gegaan maar “il a également été observé que la situation socioéconomique d’une partie de la population […] tend à stagner, voire se dégrade.” En de tekst besluit dat het er op aankomt “de mieux garantir l’ascension et l’autonomie sociales et d’améliorer les conditions de vie des populations précarisées.”
Het concept mixité sociale, waarbij middenklasse aangetrokken wordt, staat ook in het plan maar zeker niet prominent. Het blijft nogal onduidelijk hoe de regering die ‘stijging’ (‘ascension’) wil realiseren maar in de paragraaf over stadsvernieuwing mikt ze in elk geval op socio-economische ontwikkeling van de huídige bevolking, niet op aantrekken van nieuwkomers. Een opmerkelijke verschuiving.
emancipatiemachine
Het begrip ‘ascension’ verwijst naar concepten als ‘sociale stijging’ en ‘de stad als emancipatiemachine’. De Nederlandse VROM-raad, het adviesorgaan voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, schreef daarover in 2006 een invloedrijk rapport: “In de huidige stedelijke vernieuwing domineren projecten van fysieke ‘upgrading’ van vastgoed en initiatieven gericht op verbetering van leefbaarheid en sociale cohesie.” En “Met deze invulling hebben bestuurders en beleidsmakers de wens van bewoners om vooruit te komen te veel uit het oog verloren. […] De economie heeft deze sociale stijgers nodig.”
De VROM-raad stelt een andere aanpak voor: “Stijgen gaat – het kan bijna niet anders – met kleine stapjes gepaard. In de stad ontbreken er echter treden op diverse ‘stijgingsladders’. Zo dreigt in veel oude stadswijken goedkope bedrijfsruimte te verdwijnen, terwijl die juist nodig is om een bedrijfje te beginnen. […]. De Raad pleit voor verbeteringen in onderwijs en huisvesting en voor empowerment om sociale stijging mogelijk te maken.”
Sommigen vinden ‘kansarme wijken’ zelfs noodzakelijk. Doug Saunders spreekt van ‘steden van aankomst’, geen problematische getto’s maar dynamische transitiezones, met goedkope woningen en sociale netwerken, waar mensen kansen krijgen. Hier kunnen ze bedrijfjes beginnen, zonder het heel nauw te nemen met regelgeving. Hier zorgt de sociale of etnische segregatie er voor dat mensen zich langzaam kunnen ontwikkelen om dan plaats te maken voor nieuwe instromers.
Dat ziet de VROM-raad toch anders. “Als sociale stijgers met succes de ladder hebben beklommen, is het van belang om hen […] aan de stad te binden: zij vormen het sociaal kapitaal van de stad en zijn belangrijk voor de sociale stijging van anderen […] doordat men ondersteuning krijgt of gebruik maakt van kennis en contacten die aanwezig zijn in de sociale netwerken.” Natuurlijk bestaat het gevaar dat deze buurten na een tijd ook pure middenklasse worden, een middenklasse die hogere eisen stelt inzake leefkwaliteit. Het is moeilijk om te ontkomen aan deze paradox.
bottom-up
Naast het belang van onderwijs en huisvesting hamert de Raad op een beleid dat mensen controle geeft over hun leefwereld, door hen te betrekken bij het beheer ervan. Een gelijkaardig geluid horen we bij Paul Blondeel, van de Universiteit Antwerpen. Hij pleit voor een sociale stadsontwikkeling die de fysische ingrepen niet centraal stelt maar die in kaart brengt welke verlangens, talenten en hulpmiddelen er zijn in de wijk. Die moet je dan op verschillende manieren mobiliseren. Investeren in stenen kan wel, maar enkel als het initiatief van onderuit groeit. Alles draait om het verhogen van competenties. Eigenlijk is er niks nieuws onder de zon. Al in 1980 schreef Bral: ”Er moet duidelijk prioriteit gegeven worden aan vernieuwing en verbetering van de bestaande stadsweefsels, door de bewoners zelf.”
opletten
Eigenlijk zijn kansen al een tijd troef in het socio-economisch beleid en in de armoedebestrijding. Het beleid levert taallessen, arbeidsbemiddeling en opvoedingswinkels en het is aan de mensen om hun kansen te grijpen. De ‘3de weg’ heet dat. Mislukt het, dan is het hun eigen schuld, luidt de redenering. Dat schuldmodel heeft enorme opgang gemaakt, zegt filosoof Bleri Lleshi. Maar daarmee vergeet men wel dat er te weinig sociale huisvesting is, dat ons onderwijs in de OESO kampioen ongelijke kansen is en dat op de arbeidsmarkt discriminatie hoogtij viert.
In plaats van armoede alleen te bestrijden met individuele kansen, moeten we ook collectief herverdelen, roepen verschillende onderzoekers. Met hun boek The Spirit Level tonen Wilkinson & Pickett hoe belangrijk gelijkheid is, niet alleen omdat het rechtvaardiger is maar ook omdat het leidt tot meer gezondheid en welzijn. Niet alleen de armen zijn gezonder en gelukkiger in een egalitaire maatschappij, ook de rijken zijn beter af. Dat komt omdat er meer vertrouwen en minder sociale competitie is. Maar zo’n soort samenleving bereiken we niet met alleen maar maatregelen die gericht zijn op eigen verantwoordelijkheid van de armen; we zullen er niet komen als we de mechanismen voor herverdeling niet versterken en uitbreiden.
En in Brussel?
In elk geval is het goed dat deze regering expliciet kijkt naar haar populations précarisées. We geven hen meteen wat suggesties mee: betrek bewoners bij de aanleg van straten bijvoorbeeld, van planning over uitvoering tot beheer. Communiceer gericht en zet in op specifieke begeleiding. Luister naar hun noden en talenten. Ondersteun bewoners bij het ontwerpen en maken van stadsmeubilair, beplanting en moestuinen. Zet hen aan het werk bij aannemers via sociale clausules. Geef huurders een grotere rol bij het beheer van sociale huisvestingsmaatschappijen, mits goede begeleiding. Kijk ook naar het project l’Espoir in Molenbeek, waar mensen in armoede hun eigen huisvestingsproject opgezet hebben.
Natuurlijk komen mensen daardoor niet automatisch aan een job. Maar dat geldt ook voor het huidige opleidingsbeleid, waarschuwen Van Hamme, Wertz en Biot in Brussels Studies. Hoewel de scholingsgraad van de Brusselaars sterk stijgt, voldoen de minst geschoolden nog altijd niet aan de eisen van werkgevers, want die eisen stijgen gewoon mee. Vaak nemen bedrijven simpelweg overgekwalificeerde werkzoekenden aan.
Daarom moet ook het tewerkstellingsbeleid de bestaande talenten meer uitbouwen. En een kader scheppen waarin ook kansarme mensen initiatieven kunnen nemen. Waarin artisanale productie, reparatie-ateliers, korte keten kunnen gedijen... Ook belangrijk: de bestaande handelszaken opwaarderen eerder dan te hopen dat ketens hun plaats zullen innemen, met minder jobs per vierkante meter en dividenden die wegvloeien buiten Brussel. Het Rotterdamse Freehouse begeleidt bijvoorbeeld mensen in een moeilijke buurt om hun marktkraam te verbeteren of om hun handwerk en artisanale productie kwalitatiever te maken en te verkopen. Opmerkelijk: dit initiatief komt eerder van ontwerpers en ondernemers dan van sociaal assistenten. Daardoor is er meer aandacht voor economische wetmatigheden. Resultaat: de plaatselijke naaisters werken er nu voor Jean-Paul Gaultier en verkopen hun jurkjes via de website Etsy in New York. De plaatselijke markt is een stuk aantrekkelijker geworden en de handelaars uit de buurt gebruiken een soort visuele rode draad om zich als buurt te onderscheiden. De overheid kan de uitbaters van onze nachtwinkels en 1-euroshops evengoed helpen bij een zelfde kwaliteitssprong naar reguliere handel in plaats van ze te laten oprotten.
De vuistregel van het stedelijk beleid moet worden: herverdelingsmechanismen, grote investeringen in onderwijs en huisvesting én een beleid dat altijd eerst nagaat hoe het competenties van mensen kan verhogen in plaats van het voor hen te doen.
Piet Van Meerbeek