Et maintenant : en vélo de Flandre à Bruxelles. Et vice-versa !

14/11/2012

Dagelijks pendelen 135.000 inwoners uit de Rand over een fietsbare afstand naar Brussel. Toch is het fietsgebruik in de Rand  - net als in Brussel -  zeer laag (4%) in vergelijking met de rest van Vlaanderen (14%). Er is dus werk aan de winkel. Vlaams fietsmanager Jan Pelckmans, Brussels fietsmanager Frederik Depoortere en projectleider Kris Lambrechts van de provincie Vlaams-Brabant (dienst Mobiliteit) volgen de studie rond het Fiets-GEN (Gewestelijk Expresnet) op. Deze drie fervente fietsers leggen uit waarom het GEN voor de fiets zo’n belangrijk plan is.

Het waren het Vlaamse en het Brusselse parlement die een tijdje geleden  groen licht gaven voor de uitbouw van een Fiets-GEN. De inhoudelijke startnota is bijna rond en zal ook  een interregionaal actieplan bevatten. Want na het plan moet de uitvoering komen. En dat is een ander verhaal.

De slechte cijfers voor Vlaams-Brabant en Brussel illustreren waarom kwalitatieve interregionale fietsverbindingen zo belangrijk zijn in deze congestiegevoelige regio. Meer mensen kunnen en moeten de fiets op. De gemiddelde afstand tussen de meeste gemeenten uit de Vlaamse rand en het centrum van Brussel is immers ‘slechts’ 8 tot 16 km, in fietstermen ook wel eens omschreven als “een perfect fietsbare afstand”. En iedereen is het er ondertussen over eens dat investeren in alternatieven voor de auto het meest kostenefficiënt is voor de samenleving.

Werd de roep om grensoverschrijdende fietsinfrastructuur eigenlijk gevoed vanuit het middenveld?

Kris: “In de complexe regio van de Rand staat er heel wat infrastructuur - de Ring, kanalen, spoorwegen - goeie fietsnetwerken letterlijk in de weg. Anderzijds bieden ze ook opportuniteiten. Vanuit de Fietsersbond bestaat de vraag naar nieuwe, goede fietsinfrastructuur. Om een goed Fiets-GEN uit te bouwen, moeten we een langetermijnvisie ontwikkelen en een aantal missing links aanpakken. Fietsverenigingen kennen die missing links.”

Jan: “Bij een aantal recente werken aan de sporen in Brussel misten  we  al kansen om het fietsen mee in rekening te brengen. Nu Infrabel een aantal bruggenhoofden wil verbreden op spoorlijn 26 (Halle – Moensberg) zijn we vragende partij om ineens de nodige fietsinfrastructuur te  realiseren. Anders hebben we er weer een gemiste kans bij.”
Frederik: “Het ontbreekt duidelijk aan een kader voor dit soort infrastructuur. Intergewestelijke fietsverbindingen zijn op dit moment niet opgenomen in planologische documenten zoals het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GPDO) of het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP).”

Scheppen de tramprojecten van de Lijn die nu in studiefase zijn dan mogelijkheden voor het Fiets-GEN?

Frederik: "Het is duidelijk dat we natuurlijk voor een deel hetzelfde cliënteel aanboren, ook al zijn de tramtracés iets langer. Maar het is voor mij evident dat de beide samen moeten worden bekeken."

Kris: “We zijn mee betrokken in de begeleidingsgroep van die tramtracés om Fiets-GEN-kwaliteit op die assen te hebben. Die vier tramlijnen zijn ook Fiets-GEN-tracés met mogelijkheden voor korte-afstand-verplaatsingen. Aan De Lijn vragen we om in hun ontwerpen de Fiets-GEN-profielen mee te nemen. Daar moet je wel pragmatisch mee omgaan. Prioriteiten rond het Fiets-GEN mogen natuurlijk niet zorgen voor strubbelingen met de tramtracés.”

***

Fiets-GEN-studie start niet van nul: In het studiegebied van het Feits-GEN (een straal van 15 km rond Brussel) zijn al heel wat haalbaarheidsstudies uitgevoerd en fietsnetwerken uitgetekend, en deels gerealiseerd. Bij deze netwerken is uitgegaan van het verbinden van de belangrijkste attractiepolen, het streven naar een zo groot mogelijk fietspotentieel en het selecteren van de meest haalbare trajecten. Gezien het Fiets-GEN in de eerste plaats focust op de functionele fietsverplaatsingen (niet de recreatieve) zijn de BFF-routes en GFR-routes de belangrijkste onderliggende complementaire netwerken. De wat?

BFF Vlaams-Brabant:  Bovenlokaal Functioneel Fietsnetwerk. In Vlaams-Brabant lopen er 10 hoofdroutes radiaal naar Brussel. Slechts 5 er van sluiten aan op een Brusselse Gewestelijke FietsRoute  (in het zuiden en oosten).

GFR Brussels Gewest: gewestelijke fietsroutes. Het gaat om 16 radiale routes en 3 tangentiële routes. Deze GFR’s (af te werken tegen 2014) missen vandaag nog een gestrekt karakter maar hebben wel al een zeer grote lokale meerwaarde. Weinige routes halen vandaag het niveau van lange-afstandsroutes.

***

Waar was het makkelijk om samen te werken? En wat hebben jullie te winnen bij die samenwerking?

Kris: “De studie die we gezamenlijk opvolgden, zie ik inhoudelijk wel goed landen. Daarna komt het er natuurlijk op aan om de dingen ook effectief te realiseren. Daarin is wel nog een weg af te leggen.”

Jan: “Er zal inderdaad veel moeten geïnvesteerd worden in bepaalde fietskunstwerken, zoals bruggen en tunnels. In vergelijking met andere weginfrastructuur blijven het wel relatief goedkope ingrepen die op weinig weerstand botsen. Er liggen nog zo veel kansen voor het grijpen mits wat goede wil en visie. Van de terugverdieneffecten moeten we de bevoegde ministers Hilde Crevits en Brigitte Grouwels en staatssecretaris Bruno De Lille niet overtuigen. Gezien het openbaar vervoer ook met capaciteitsproblemen kampt, is de fiets noodzakelijk.”

Frederik: “Met fietsers samenwerken is meestal niet zo moeilijk. Voor Brussel is dit Fiets-GEN niet alleen een kans om een stap vooruit te zetten inzake betere infrastructuur. Ik ben ervan overtuigd dat mensen die met de fiets uit de Rand de stad binnenrijden, die ook anders gaan bekijken. Ook dat is een uitdaging.”

Is er een uitdrukkelijke focus op het pendelverkeer bij dit studiewerk?

Kris: “De focus in de Fiets-GEN-studie ligt op verplaatsingen tussen woonst en werk en tussen woonst en school. Dat zijn de grote attractiepolen die we willen bereiken. Ook de fietsbereikbaarheid van de Vlaamse rand wordt voor de Brusselaar steeds belangrijker. Zowel voor werkverplaatsingen als voor recreatief verkeer.”

Hoe verloopt de samenwerking tussen tweetalig Brussel en eentalig Vlaanderen? Is taal een barrière tijdens bijeenkomsten?

Kris: “De presentatie van de startnota van het studiebureau was in het Nederlands. Sommige gemeenten vroegen nadien wel naar een presentatie in het Frans. Het Brussels Gewest liet wel een vertaling maken van de eerste fase. Dat zal ook zo zijn voor het eindrapport. In de vergaderingen zelf spreekt iedereen zijn moedertaal.”

Frederik: “De opdrachtgevers en leidende ambtenaren zijn Nederlandstalig. Dat vereenvoudigt de samenwerking, maar het gevaar was wel groot dat het project niet door iedereen zou worden gedragen. Daar waren we ons van bewust.”

Jan: “In Brussel zitten we met een bevoegde minister en een staatssecretaris die beiden Nederlandstalig zijn. Hun kabinetten worden er ook door bevolkt.. Met een Franstalige minister zou het inderdaad een ander verhaal zijn.”

***

Een greep uit de kwaliteitseisen voor het Fiets-GEN:

Het Fiets-GEN streeft een ontwerpsnelheid na van 15 à 20 km/u en de routes moeten grote intensiteiten van fietsverkeer (> 2.000 fietsers/dag) kunnen verwerken.

Veiligheid: maximaal verkeersvrij, vrijliggend vanaf 50 km/u. Als dit niet kan, moeten de routes sterk verkeersluw worden gemaakt.

Directheid: weinig kruispunten of ongelijkvloerse kruisingen, zo veel mogelijk voorrang, weinig verkeerslichten, gestrekte routes met zo weinig mogelijk omrijden en zoveel mogelijk shortcuts, ...

Continuïteit: streven naar een constant (minimum)kwaliteitsniveau, zonder laagwaardige of ontbrekende schakels, ...

Rijcomfort: breedte van minstens 3 meter bij dubbelrichtingsfietspaden en 2 meter bij enkelrichtingsfietspaden, ruime draaihoeken, vlak, geen hekjes om gemotoriseerd verkeer te weren (wel paaltjes), soepele hellingen voor tunnels en bruggen, ...

Aantrekkelijkheid: de fietser moet verwend worden met topkwaliteit en sterk zichtbare infrastructuren. Dat heeft een wervend effect en een signaalfunctie naar andere gebruikers, fietskunstwerken (bruggen, tunnels) kunnen referentiebeelden of landmarks worden, ...

***

Wat hebben jullie opgestoken van de terugkoppeling naar de gemeentes?

Kris: “Wij hebben vooral geleerd dat er een grotere kapstok nodig is, iets om het fiets-GEN ‘verkoopbaar’ te maken. Bovendien blijven wij de aanleg van lokale fietspaden verder subsidiëren. We hebben meermaals duidelijk moeten maken dat projecten niet zomaar in de koelkast mogen worden gestopt.”

Frederik: “In Brussel werken we anders. Infrastructuur op gemeentewegen wordt door het Gewest zelf aangelegd. Wat maakt dat er geen problemen zijn qua financiering. Maar vaak werd wel aangegeven dat er eerst werk moet worden gemaakt van de basisinfrastructuur, wat natuurlijk correct is.”

Hoe verloopt de communicatie rond het Fiets-GEN?

Jan: “Er is nog niet begonnen met een duidelijke communicatie naar een breed publiek. Belangrijk is dat het fiets-GEN een smoel moet krijgen. Er moet een good practice uitgelicht worden. De vraag is welke route hiervoor in aanmerking kan komen. Op elke fietsroute kwamen we telkens weer op een punt waar je niet mee kan uitpakken. Zo was de kanaalroute een optie maar door de onduidelijke situatie aan de Budabrug hebben we ze links laten liggen. Je moet minstens een positieve verbinding hebben om het te gaan verkopen. De mensen moeten er zich iets bij kunnen voorstellen. Inhoudelijk weten we welke richting in te slaan, maar eerst zullen we achter de schermen de geesten nog wat masseren.”

Kris: “Je kan een symbool gebruiken. Bijvoorbeeld de Ring voorstellen als een horloge die op elk uur van de dag wordt doorbroken door een infrastructuur om er 'over of onder' te fietsen. Het plan presenteren als een spaghetti van lijntjes is minder sprekend, minder aantrekkelijk. Een goed inhoudelijk verhaal is er. Nu moeten we er een verkoopbaar product van gaan maken.”

En in Brussel, Frederik? Hoe verkoop je het Fiets-GEN hier?

Frederik: “Het komt tegemoet aan de steeds luidere roep om gescheiden fietsinfrastructuur. Wat we  op wegniveau in een dichtbebouwde stad als Brussel vrij moeilijk kunnen creëren. Maar het blijkt dat er duidelijk mogelijkheden te vinden zijn om volledig los van het verkeer te fietsen. De Brusselaars hebben daar duidelijk behoefte aan. Het is ook voor ouders met kinderen een behoefte om autovrij te kunnen fietsen".

Was de vraag voor die Fiets-GEN-verbindingen heel groot op het terrein?

Frederik: “De vraag is groot naar betere infrastructuur. Het Gewestelijk Fietsroutenetwerk is een functioneel en veilig netwerk dat de hele stad bedient, maar fietsers vragen terecht om méér."

Jan: “Voor mij komt de vraag uit de beide parlementen, die op hun beurt uiteraard werden aangestuurd door de lokale fietsverenigingen. Een blik op de cijfers van het fietsgebruik in Vlaams-Brabant toont een discrepantie met de rest van Vlaanderen die niet door de beugel kan. Bovendien zijn er partners die er iets bij te winnen hebben. Denk maar aan hotels en bedrijven, maar ook aan scholen. De gemeenten Machelen en Zaventem zagen er direct de meerwaarde van in. Het is ook nodig om de luchthaven er zo nauw mogelijk bij te blijven betrekken, want in Brussel zijn er veel laaggeschoolde jongeren en de luchthaven is net een tewerkstellingspool met veel jobs voor laaggeschoolden. Als we die eens op de fiets zouden krijgen.”

Kris: “We willen die fietssnelwegen integreren in een goede publieke ruimte. Bepaalde fietsinfrastructuurprojecten kunnen als katalysator dienen om je publieke ruimte op te waarderen. Achterkanten van stations zijn meestal geen aantrekkelijke buurten, maar die kan je wel opwaarderen door er een fietspad aan te leggen. Het is ‘win-win-win’ voor gebruikers, bedrijven en gemeenten. Vooral in de Noordrand zit een enorm potentieel aan fietsverplaatsingen.

Kunnen jullie aanbevelingen doen voor andere dossiers rond intergewestelijke samenwerking?

Kris: “Belangrijk is om de juiste mensen te vinden. Binnen elke organisatie zijn er mensen die best wel vooruit willen. Als dat ontbreekt, kan er weinig in gang worden gezet.”

Jan: “In dit verhaal is de provincie een belangrijke partner, maar als het over investeringen gaat, zijn het de gewesten die met geld over de brug moeten komen. Het maakt de zaken gemakkelijker als je dezelfde belangen hebt bij bepaalde projecten. Onevenwichten kunnen de zaken bemoeilijken. Fietsprojecten botsen meestal op weinig weerstand, tenzij je een voortuin moet onteigenen of een fietsbrug moet bouwen die voor inkijk zorgt."

Frederik: "Er moet duidelijk eerst een politieke consensus zijn dat het om projecten gaat die de moeite waard zijn voor alle partijen. Anders krijgen je gewoon geen retour."

Worden in de GEN-studie aanbevelingen gedaan voor fietspaden die over de gewestgrens gaan?

Kris: "Zo concreet gaan we niet. Er is een kapstok die nu as per as verder moet worden uitgewerkt. We nemen wel van bij het begin de zogeheten Fiets-GEN-kwaliteit (zie kader) mee.  Een en ander wordt wel bepaald door de ruimtelijke context. Brussel ziet er natuurlijk anders uit dan Kraainem.”

Frederik: "Het kan een evolutief verhaal zijn. Meteen fietspaden leggen van standaard twee meter breed waar nu nog geen fietspad ligt van 1m30 is moeilijk verdedigbaar. De gevolgen zijn soms enorm: bomen kappen, tramsporen verleggen ... het schrappen van parkeerplaatsen wordt dan opeens een peulschil."

Wat jullie doen, is een sterkte die naar een hoger planningsniveau kan vertaald worden, zoals het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en het GPDO in Brussel. Wordt daar concreet over nagedacht?

Kris: "Frederik heeft ervoor gezorgd dat het Fiets-GEN een plaats krijgt in het GPDO. Van mijn kant ben ik ook betrokken bij het Mobiliteitsplan Vlaanderen, maar daar gebeurt die vertaalslag niet zo concreet. Anderzijds bestaan er natuurlijk ook al bovenlokaal fietsroutes die dan weer verankerd zijn in de provinciale ruimtelijke structuurplannen.

Frederik: "Het GPDO wil nog een stuk verder gaan met verdichting van de infrastructuur en het creëren van groene assen door de Stad. Het Fiets-GEN bleek een erg waardevolle input voor het plan, omdat een echt hoofdnet voor de toekomst niet was gedefinieerd. Belangrijk hierbij is dat werd nagedacht over het effectieve potentieel van de routes, wat in het verleden nog nooit werd gedaan".

Bruno Depover
Joost Vandenbroele