Artikels

Thema

BRAL is blij met de voetgangerszone! Na een jarenlange strijd – BRAL voert al sinds eind jaren 90 druk uit in dit dossier en stond ook mee aan de wieg van de picknickbeweging in 2012 – is het eindelijk zover. Een groot deel van de publieke  ruimte in de Vijfhoek werd teruggeven aan de voetgangers, de fietsers, ... De snelheid waarmee een en ander gebeurde, dat zijn we in Brussel niet gewoon. Volgens ons heeft Stad Brussel in het proces dat 2,5 jaar geleden is ingezet wel degelijk een paar stappen overgeslagen. Er was te weinig échte bewonersinspraak en er was te weinig transparantie in de besluitvorming. We vragen aan dit stadsbestuur om te leren uit die fouten.

Het autovrij maken van een groot deel van de centrale lanen is voor BRAL alleszins een overwinning, die we nu mogen vieren. Maar laat het duidelijk zijn dat de strijd nog lang niet is gestreden. We gaan de komende jaren blijven pleiten en actievoeren voor nog meer kwalitatieve publieke ruimte, meer openbaar vervoer, meer fietsinfrastructuur voor de Brusselaars.

Het huidige plan stoot nog op veel kritiek, en terecht. Rondom de voetgangerszone zijn er nog veel zwarte punten en de woonwijken krijgen nog altijd te veel doorgaand verkeer te slikken. Ook voor de fietsers is dit plan geen volledig succesverhaal. De Stad Brussel moet dan ook als enige doel stellen om de autodruk in de Vijfhoek en daarbuiten drastisch terug te dringen en de lucht- en levenskwaliteit voor haar bewoners te verbeteren. Het is nog niet bewezen dat dit plan daarvoor gaat zorgen. BRAL houdt het nauwlettend in het oog.

We vragen de Stad Brussel en het Brussels Gewest om tijdens de testfase van 8 maanden een begeleidingscomité op te richten die de huidige ontwikkelingen van nabij kan opvolgen. In dat begeleidingscomité moeten bewoners en verenigingen vertegenwoordigd zijn en de evaluatie moet gebeuren op basis van transparante criteria. De brief met deze vraag vertrekt eerstdaags naar de burgemeester en de minister van mobiliteit. 

Joost Vandenbroele 

De regering keurde eind april een richtschema goed voor ‘de wijk van het Zuidstation’, een toekomstplan voor het Zuidstation en zijn ruime omgeving.  Het mooi geïllustreerde  document torst de beloftevolle titel ‘Het Woonvriendelijke Station’. Een statement waar BRAL zich in kan vinden. Ook de landschappelijke aanpak kan ons bekoren. Maar zal het beleid in staat zijn om de talrijke obstakels te omzeilen? Wat met de Zuidwijk? The proof of the eating is in the pudding. 

Wat staat er in?

De auteurs zeggen het zelf: “het richtschema is geen plan in de gebruikelijke zin van het woord”, het is een visie die alle betrokkenen delen en die de ontwikkeling van de wijk moet sturen. Ze schuiven een heterogene stadswijk naar voor waarin woonvriendelijkheid centraal staat en de openbare ruimte op metropolitane schaal wordt uitgedacht. En last but niet least dient de stationsbuurt te werken als een ‘verbonden en geïntegreerde interface’. Hiermee bedoelen ze dat de publieke ruimte de omliggende wijken met elkaar moet verbinden en een ontmoetingsplaats moet worden op zowel internationaal, gewestelijk als  lokaal vlak.

Alle goede intenties en principes ten spijt, zijn het nog steeds de projecten (lees: de investeerders) en de context (lees: de situatie van de vastgoedmarkt) die bepalen wat gebouwd wordt.

We lezen dus tal van goede intenties waarover vrij makkelijk een consensus kan worden gevonden. De overheid zou verantwoordelijk zijn voor de heraanleg van de publieke ruimte en zou daarmee de hefboom in handen hebben om de rest in gang te trekken. Er is – terecht - veel aandacht voor een nieuwe landschappelijke continuïteit met een uitgebreid beplantingsplan. Het zuidstation blijft een druk bezocht multimodaal knooppunt (trein, tram en bus komen er samen) maar alles wordt beter georganiseerd. Zo komt er meer plaats voor voetgangers, fietsers en gebruikers van het openbaar vervoer. Tot zover alles peis en vree.

Goede intenties versus concrete projecten

Wanneer je echter in detail gaat kijken hoe die principes geconcretiseerd worden, blijkt dat er nog veel vragen en onduidelijkheden zijn. Het eerste wat opvalt is de vermelding dat “het richtschema elk jaar kan aangepast worden, afhankelijk van de evoluties van de projecten en de context”. Daarmee dreigen we meteen in de gewone gang van zaken te vervallen. Alle goede intenties en principes ten spijt, zijn het nog steeds de projecten (lees: de investeerders) en de context (lees: de situatie van de vastgoedmarkt) die bepalen wat gebouwd wordt.

Het richtschema geeft aan hoeveel bruto oppervlakte kan gerealiseerd worden in een eerste fase: in totaal 238.350 m², waarvan 60.500 m² woningen (25,3%), 147.000 m² kantoren (61,6 %) en de rest handel en voorzieningen. In die eerste fase kijken ze enkel naar de onmiddellijk omgeving van het station (waar vandaag onder meer de pensioentoren en de kantoren van de RSZ en Swiss Life staan). Ook al is het de ambitie om op termijn, na de uitvoering van de tweede fase, tot een evenwicht te komen tussen kantoren en woningen, de realisatie van de projecten in de eerste fase zorgt voor een nog groter overwicht kantoren. Een rare start om tot een woonvriendelijk station te komen. En wat het type woningen betreft: van die 60.500 m² zouden er slechts 10.000 m² bestemd zijn voor de middenklasse, de rest wordt van het duurdere segment. Sociale huisvesting zou pas in de onzekere tweede fase aan bod komen en slechts 7,5% vormen van het totaal aantal m² woningen.  Er wordt dus geen inspanning geleverd om de grote nood aan sociale woningen te verlichten.

De eigen speelruimte van de gewestelijke en gemeentelijke overheden is sterk beperkt. 

De eerste concrete projecten staan al in de steigers. Atenor heeft voor zijn Victorproject (een boeket van drie kantoortorens – dixit de ontwikkelaar - en enkele woningen) de verhouding kantoren vs woningen herzien ten voordele van de laatste, maar voorziet nog altijd bijna dubbel zoveel kantoren. Wellicht gebeurde deze voorzichtig positieve wijziging onder invloed van de veranderende markt. De vastgoedontwikkelaars van de spoorwegen (Eurostation) hebben hun prestigeproject van Jean Nouvel (het V-gebouw met spiegelgevels) wel afgevoerd, maar aan de Fonsnylaan voorzien ze 77.000 m2 kantoren en 13.000 m² woningen.

De impact van de spoorwegen

Het richtschema maakt zich sterk dat door een krachtdadige reorganisatie en heraanleg van de openbare ruimte de wijk grondig zal veranderen. Op papier lijkt het aantrekkelijk. Maar er zijn zeer veel voorwaarden verbonden aan het welslagen van die heraanleg. Een greep: de daadwerkelijke toepassing van de richtlijnen uit het Iris2-plan (ondermeer de realisatie van –20% autoverkeer), de inwerkingstelling van het Gewestelijk Expressnet (GEN), een beleid voor het beheren van het verkeer op de R0 en Park & Ride oplossingen. Zonder die maatregelen zegt het richtschema dat het niet mogelijk is om door de bijkomende m² activiteiten het autoverkeer zelfs op zijn huidig niveau te houden en van de openbare ruimte een ontmoetingsruimte te maken.

En of dit nog niet moeilijk genoeg is, is er nog de noodzakelijke medewerking van de spoorwegen. Vandaag vormen de grote en kleine quadrilataire m een barrière tussen de Zuidmarkt en het begin van de Fonsnylaan. Wij hadden er ook nog nooit van gehoord maar de grote en kleine quadrilataire blijken de grote lege ruimtes te zijn onder de spoorwegen. Je herkent ze aan hun blinde gevels vol affiches. Het richtschema besloot deze onderbenutte ruimtes in te vullen met publieke functies. Ze denken daarbij onder meer aan een foodhall. Het in gebruik nemen van deze lege hallen maakt het ineens makkelijker een goede verbinding te maken  tussen het station en het stadscentrum. Ook de ‘overdekte straat’ – je wacht er momenteel op je tram - krijgt een make-over. En de toekomst zou ons meerdere verbindingen brengen doorheen het station tussen de Fonsnylaan en de Frankrijkstraat.

Excellente voorstellen! Maar zonder actieve medewerking van de spoorwegen zijn ze niet te realiseren. En die laten nog steeds het achterste van hun tong niet zien. Door gebrek aan financiële middelen bij de spoorwegen, is bovendien niet geweten hoe en wanneer de nieuwe internationale terminal er zal komen. En ook de  plannen om de bestaande noord-zuidverbindingen te ontlasten zijn allesbehalve duidelijk. Net zoals hun gevolgen voor de Zuidwijk.

De ruimte van de overheid

De eigen speelruimte van de gewestelijke en gemeentelijke overheden is hiermee sterk beperkt. Het zou een nuttige oefening zijn om na te gaan wat er van deze ambitieuze plannen nog overeind blijft wanneer de spoorwegen op bepaalde punten niet wenst mee te werken, wanneer het GEN nog enkele jaren uitblijft of de autodruk niet afneemt.

Bij de uitvoering van dit plan heeft de overheid heel wat te bewijzen. Dit richtschema is niet het eerste plan dat er voor de Zuidwijk gemaakt is. Het eerste Schéma Directeur dateert al van 1991. Ondanks de toenmalige goede voornemens bleek dit de start van een speculatiegolf en vele kantoorprojecten. De noodzakelijke sturing vanuit de overheid bleek niet krachtig genoeg om de ontwikkelingen in goede banen te leiden.

We willen  graag geloven dat het nu anders zal lopen, maar wat wij lezen in dit richtschema stelt ons niet gerust. Het programma van de privé investeerders (en zelfs van semi-publieke investeerders zoals Eurostation) draait  om kantoren en luxe woningen. En het is helemaal niet duidelijk dat het gewest voldoende hefbomen in handen heeft om de NMBS en de federale overheid te overtuigen een actieve partner te zijn in haar project.

Hilde Geens & Steyn Van Assche

BRAL heeft een bezwaarschrift ingediend bij het Brusselse Lucht-, Klimaat- en Energieplan dat nog in openbaar onderzoek is tot 31 juli. BRAL heeft vooral vragen bij de haalbaarheid en de concretisering van de geplande maatregelen, en doet ook een reeks concrete voorstellen.

Het plan heeft een planning nodig:

  • Een tijdslijn en prioriteiten stellen. De doelen kwantificeren.

  • Prioriteit geven aan maatregelen waarvan de impact kwantificeerbaar is, en die de grootste impact hebben, zoals een zonale heffing.

  • De aanbevelingen en het referentiescenario uit de studie voor de lage-emissiezone implementeren

  • Een echt plan maken voor de herziening van de actieplannen (ook) bij vervuilingspieken

  • Concrete acties ondernemen om meer Brusselaars toegang tot een fiets te geven.

  • Het onbenut openbaar vervoersaanbod bij “De Lijn en TEC” in Brussel optimaliseren door de aanwerving van een coördinator

  • Een concreet engagement voor een versnelde “vertramming” van de belangrijkste buslijnen

  • Specialisering van de wegen moet samengaan met het verwijderen van parkeerplaatsen op belangrijke assen

  • Autodelen: “one way”: niet zonder gereserveerde parkeerplaats op bestemming

 

Als bijlage vind je zowel onze bezwaren en voorstellen specifiek met betrekking tot de luchtkwaliteit in Brussel, als een tweede (meer gedetailleerde) bezwaarschrfit dat betrekking heeft op het volledige plan. 

Eind juni 2015 organiseerden we met BRAL al een info-avond over de 'staat van de luchtkwaliteit in Brussel'. Een kort verslag en de presentaties van die avond vind je hier.

Meer info bij onze stafmedewerker Jeroen Verhoeven.

Burgers die ijveren voor meer propere lucht in BXL, zo'n initiatief steunen wij als BRAL natuurlijk voor de volle 100%!

Teken de petitie hier (vóór 31 JULI)! 

Meer info: http://www.bxlairpropre.be/

Vous essayez de participer à un processus de décision dans n’importe quel milieu (quartier, boulot, école, assoc…) mais vous êtes confronté avec des obstacles? Ou par contre: vous organisez un processus participatif vous même et vous voulez le faire selon les règles de jeux? L’asbl bruxelloise et internationale Periferia vient de sortir une publication (avec le soutien du Bral) qui peut vous aider à analyser la manière dont la participation est ou devrait être organisée.

La publication est basée sur la ‘grille d’analyse de processus participatifs’. Cette grille a été développée il y a quelques années par une série d’associations (dont le Bral) sous le nom de Platform Participation.

Vous pouvez télécharger la publication ci-dessous: 

In de weekends van 7 & 8 en 14 & 15 november en op woensdag 11 november kan je weer een hele reeks inspirerende energievriendelijke en duurzame woningen bezoeken. Op die dagen organiseert Bond Beter Leefmilieu voor de 18de keer Ecobouwers Opendeur.

In meer dan 200 woningen over heel België doen milieu- en energiebewuste bouwheren hun bouw- en woonervaringen uit de doeken. Geen loze verkooppraatjes, maar getuigenissen uit de eerste hand. Tijdens een rondleiding laten huizeneigenaars je uitgebreid delen in hun ervaringen en krijg je de kans om vragen te stellen. Hoe gingen ze te werk? Welke financiële keuzes hebben ze gemaakt? Over welke partners zijn ze tevreden? Welke technieken kozen ze? Welke valkuilen moet je vermijden en welke kansen moet je grijpen?

Inschrijven voor “Ecobouwers Opendeur” is gratis en kan vanaf 3 oktober op http://www.ecobouwers.be. Je kan er grasduinen in een online catalogus met meer dan 200 woningen. De rondleidingen starten telkens om 10 en/of 14 uur.

Meer info of vragen: http://www.ecobouwers.be/opendeur of jurgen.naets@bblv.be +32(0)2 282.19.42  

 

Wat vreemd. Interparking ziet de bezetting van zijn parkeergarages deze zomer met 20% dalen, en voor het stadsbestuur is dat blijkbaar een probleem. De overlast (geluid, stank, luchtvervuiling, ... ) door de aanwezigheid van gemotoriseerd verkeer is voor de inwoners van het centrum nochtans reden nummer één om te overwegen de stad te verlaten. Het nieuws zou eerder een aanleiding moeten zijn om een echt parkeerbeleid op poten te zetten in Brussel.

Interparking luidt de alarmbel en startte vorige week een communicatiecampagne (www.parkingpetonnier.be) die weinig aan de verbeelding overlaat. De boodschap luidt: “Wij van Interparking zien onze omzet dalen.  Kom dus aub meer met uw wagen. Wij zullen je helpen om je zo dicht mogelijk bij de voetgangerszone te geraken.” Logische zet, parkeren is hun business.

Maar dat de publieke overheid een bedrijf als Interparking openlijk ter hulp schiet, dat vinden wij vreemd. Zijn er trouwens echt minder mensen in het centrum geweest de laatste twee maanden, of reden er gewoon minder auto’s? En als er al minder auto’s tot in het centrum kwamen, is dat dan problematisch? Volgens BRAL niet. Er liep niet bepaald weinig volk op de centrale lanen deze zomermaanden.

Cijfers of mensen? 

De cijfers van Interparking – overigens niet de enige parkinguitbater in het centrum - tonen dat het verdampingseffect geen fabeltje maar een wetenschappelijk gegeven is. Mensen zijn in staat om hun gedrag aan te passen en kiezen ervoor om niet met de auto naar het centrum te komen, omdat ze weten dat ze er zich zullen vastrijden en omdat fietsen, wandelen en openbaar vervoer evenwaardige alternatieven kunnen zijn. Dat het Gewest meer overstapparkings plant, moet het stadsbestuur dan ook al muziek in de oren klinken. Dus waarom dan nu snel het buitenproportioneel hoge aantal parkeerplaatsen van Interparking te gelde willen maken?

Dat de cijfers van Interparking even wat minder zijn, mag dan ook niet de bezorgdheid zijn van een publieke overheid. De politiek stuurt en een bedrijf moet haar businessmodel maar aanpassen aan de realiteit. Een daling van het autogebruik met 20% is net ook de doelstelling van het Gewestelijk Mobiliteitsplan Iris 2, een plan waarin het huidige circulatieplan zich volgens het stadsbestuur helemaal zou inschrijven. Dit is het moment om dit te bewijzen.

Onheilsnieuws

De mobiliteitsschepen zegt in een reactie op het onheilsnieuws van Interparking dat het centrum ten allen tijde bereikbaar moet zijn met de auto, ook in het weekend. Dat er minder openbaar vervoer in het weekend rijdt, roept de schepen in als reden om Interparking te helpen. Ja, er rijden te weinig trams en bussen in het weekend, dan kun je niet anders dan de auto te nemen? In plaats van Interparking een duwtje in de rug te geven, zou stad Brussel deze gelegenheid beter aangrijpen om bij de MIVB aan te dringen om meer en frequenter openbaar vervoer van en naar het centrum te laten rijden. Dat is een politieke keuze en dat is het stadsbestuur dus verplicht aan haar bewoners.

De cijfers van Interparking – hoe voorbarig en gekleurd ook – maken ten slotte opnieuw duidelijk dat de vraag van Stad Brussel om 3 nieuwe ondergrondse parkeergarages te bouwen in de Vijfhoek, niet stoelt op objectieve cijfers laat staan kadert binnen een duidelijk parkeerbeleid. De cijfers van Interparking zijn voor BRAL hét signaal voor het stadbestuur van Brussel om eindelijk en in samenwerking met het Brussels Gewest een éénduidig parkeerbeleid voor haar volledige grondgebied op te stellen (zowel boven- als ondergronds). Wie weet wordt Interparking daar in de toekomst ook nog beter van en kunnen we samen beginnen te brainstormen over een nieuwe bestemming voor enkele van de vele ondergrondse centrumparkings.

 

Joost Vandenbroele | Jeroen Verhoeven

Lees hier het artikel waarin de mobiliteitsschepen deze uitspraken deed. 

Brussel heeft een historische stap gezet: het centrum is autoluw. De koning met de vier wielen en de langste staat van dienst uit onze geschiedenis is eindelijk afgetreden. Dat verdient applaus. Op vlak van mobiliteit in de Vijfhoek zijn er nog heel wat vragen en punten van hevige kritiek. Ook wij zijn bepaald niet gelukkig met alle elementen uit het mobiliteitsplan dat nu getest wordt, maar bij het begin van dit nieuwe politieke jaar willen we het even over iets anders hebben: de economische situatie in het centrum. We willen niet enkel analyseren maar vooral suggereren.

Verpauperde handel

We zijn getuige van een bizar schouwspel: een liberale schepen zoekt naar manieren om de vrije markt te sturen. Dat mag doorgaans niet voor een liberaal, maar nood breekt wet. Marion Lemesre, schepen in kwestie, ziet nu goede redenen voor dat ingrijpen: de handel op de centrale lanen heet verpauperd, met te weinig kwaliteitswinkels en te weinig kapitaalkrachtige klanten.

In navolging van een studie die in haar opdracht gemaakt is, zoekt Lemesre de oplossingen voor dat probleem vooral in branding.[1] Het hele centrum krijgt een bepaald imago (‘Belgisch’, ‘only in Brussels’) terwijl elk onderdeel, elk plein een eigenheid, een identiteit, toegedicht krijgt (eten en bier aan de Beurs; creativiteit en innovatie op Brouckère).

Hoeveel zoden brengt zo’n aanpak aan de dijk? De schepen schijnt te beseffen dat ze, buiten marketing, eigenlijk weinig instrumenten in handen heeft om die transformatie te bewerkstelligen; het zijn nog altijd de handelaars zelf die beslissen hoe hun zaak er uit ziet en wat ze aanbieden. Maar Lemesre rekent wel op de 400 handelszaken waarvan het stadsbestuur eigenaar is. En ze hoopt dat het gezond verstand van de eigenaars en de uitbaters de rest doet.

Het is maar de vraag of het effectief zo zal uitdraaien. Studies hebben in het verleden serieuze vraagtekens geplaatst bij de impact van city marketing.  Niet voor niets suggereren deskundigen dat imago best ontwikkeld wordt samen met de lokale gemeenschap, eerder dan door een externe consultant, omdat draagvlak belangrijk is. [2]

“Rather than have a top-down approach, where the city brings in a consultant to develop the brands image, it is better if the comunity works together with local citizens to develop a marketing plan.” 

Wie herinnert zich bijvoorbeeld nog de branding van het stukje spoorwegtunnel tussen het Rogierplein en de Brabantstraat? Consultants kwamen een aantal jaren geleden met het lumineuze idee om dat stukje straat in de markt te zetten als ‘men’s street’. Dat sloeg niet op de business die vlakbij tiert in de Aarschotstraat maar op herenconfectie. De deftige zakenman zou en moest hier winkelen. Iedereen kan met eigen ogen gaan zien wat van dat concept terecht is gekomen. Handelaars noch klanten zijn gevolgd en de spoorwegtunnel is nog steeds een woestenij.

Terwijl het succes van marketing op z’n minst twijfelachtig te noemen is, is er een andere factor die misschien meer effect kan hebben op de handel in het centrum: de mogelijke verandering van de bevolking van de omliggende wijken. Als de heraanleg van de centrale lanen kapitaalkrachtiger nieuwkomers aantrekt, en vooral als het er voor zorgt dat die nieuwkomers ook blijven wonen in het centrum in plaats van te verhuizen naar groenere buurten van zodra ze kinderen hebben, dan verandert het cliënteel. En als de klanten veranderen, dan volgen de winkels.

Verpauperde wijken

En hop, dat brengt ons bij het G-woord: gentrification. Want natuurlijk ligt niet alleen de handel op en rond de centrale lanen in het vizier; ook de woonwijken rondom worden veelal bestempeld als probleemwijken, met probleembewoners. Veel critici verdenken het stadsbestuur ervan de huidige bevolking en handelaars bewust weg te jagen naar oorden ver buiten de stad zodat ze plaats maken voor middenklasse.

Je préfère voir les gens prendre une bière en terrasse qu’une canette de night shop par terre»[3]

Waarop anderen dan repliceren dat het goed zou zijn als meer mensen met hogere opleiding en kapitaalkracht zich langdurig zouden vestigen in het centrum. Het zou meer fiscale inkomsten opleveren voor het stadsbestuur en de negatieve spiraal van verpaupering en gettovorming doorbreken. De voorstanders van deze aanpak verwijten de critici dat ze de stad liever laten verloederen.

Een ding is duidelijk: er zijn weinig discussies die zo polariseren als deze.   

Het stadsbestuur blijft niet bij de pakken zitten. De heraanleg van de centrale lanen en van de Beenhouwerstraat, de wijkcontracten, de Nieuwstraat … Er wordt veel gerenoveerd in de Vijfhoek.

Ondertussen stellen we ook vast dat het aantal evenementen exponentieel aan het toenemen is, en dat die evenementen ook groter worden: Brussels Summer Festival moet de ‘doodse’ buurt rond de Kunstberg in de zomer levendig maken en Winterpret belooft dit jaar nog groter en imposanter te worden dan vorig jaar. Ook hier: ze zijn goed voor het imago van Brussel en ze brengen geld in het laatje.

Burgemeester Yvan Mayeur en schepen van toerisme Philippe Close geven toe dat er in de toekomst naar een spreiding moet gezocht worden van de evenementen die in het centrum worden toegelaten. Ze willen vooral geen etymologische discussie voeren over de ‘disneyficatie’ van het stadscentrum, maar hun beleid is duidelijk: Brussel moet cultureel en evenementieel meer concurreren met andere buitenlandse steden en hoe meer events, hoe beter:

« Je ne pense pas que cela fera double emploi. Nous avons fait le pari d’un Bruxelles qui n’arrête jamais et où il se passe tout le temps des choses. Plus il y a d’événements, mieux c’est ! L’idée, c’est qu’il y ait toujours quelque chose à faire à Bruxelles »[4]

Slaat balans door?

Maar de strategie rond de evenementen en het toerisme is omstreden. Bewoners klagen nu al vaak over de overlast van de terrassen, de kraampjes met Winterpret, de pop-uprestaurants en zo meer. De Stad Amsterdam beseft het bijvoorbeeld al: toerisme kun je niet eindeloos oprekken want dan ontploft je stad. Er zijn grenzen aan wat een stadsbevolking aankan. Daarom wil Amsterdam het nu over een andere boeg gooien: niet meer toeristen aantrekken maar toeristen spreiden, zoeken naar balans, via duidelijke criteria:

Door de verwachte groei van het toerisme wereldwijd en de populariteit van Amsterdam als bestemming zet Amster­dam Marketing in op het spreiden van bezoekers in ruimte en tijd.[5]

De remedies voor het probleem van ons stadscentrum hebben één ding gemeenschappelijk: ze zijn afhankelijk van ideeën, centen en mensen van buiten Brussel. Het soelaas moet komen van externe consultancy, nieuwe winkels (veelal van buitenlandse investeerders), klanten uit de metropolitane regio, meer toeristen en nieuwe inwijkelingen.

Een positievere bril

Maar als we het nu eens over een andere boeg gooien? We willen geen Amsterdam of Barcelona bis worden en we willen geen permanent Feestplein maken van de Beurs om economisch het hoofd boven water te houden. De huidige bevolking hoeft ook niet weg om het centrum opnieuw aangenamer en mooier te maken, of om de fiscale basis van de stad te verbreden. En misschien moeten we niet bij externen te rade gaan maar hebben de buurtbewoners zelf voldoende ideeën en capaciteiten om voor meer welzijn te zorgen? Met wat steun kunnen buurtbewoners hun socio-economische positie verbeteren en zelf middenklasse worden en zo zorgen voor de nodige inkomsten voor het bestuur. En waarom zouden de huidige handelaars hun winkels niet kunnen verfraaien en hun aanbod moderniseren zodat ze aan de verwachtingen van het bestuur kunnen beantwoorden?

Sociale stijging is een realiteit en het beleid kan die mee waarmaken. Hoe kunnen we die stijging bewerkstelligen? Het internationale ABcD Institute pleit al veel jaren voor zo’n manier van ontwikkeling. ABCD staat dan voor ‘asset-based community development’, ontwikkeling op basis van de troeven van een buurt. Het probleem met achtergestelde wijken is, zo luidt het in deze theorie, dat wij ze louter bekijken als een vergaarbak van tekorten. Onze bril is deficiency-based. De centrale lanen zijn verloederd, vuil en grauw, er is veel werkloosheid en armoede, de handel slabakt … Dat soort analyse – iedereen kent het. In het bovengenoemde schema voor handelsontwikkeling heten de bestaande wijken bijvoorbeeld ‘luguber’, ‘verpauperd’, ‘verouderd’ of hebben ze ‘geen echte identiteit’. 

Het antwoord op deze noden wordt steevast gezocht in interventie van buitenaf, van publieke diensten, sociale assistenten, stadsvernieuwingsprogramma’s en meer van dat, allemaal gericht op oplossen van problemen. Ook dat is perfect herkenbaar voor ons. De consultant die een marketingstrategie formuleert, hoort in dat rijtje thuis. We halen er nog eens het schema voor handelsontwikkeling bij. Daar hebben ze het over ‘exclusievere merken aantrekken’, ‘locomotieven aantrekken’, ‘het kader verbeteren’, .... Bewoners van handelsbuurten komen vandaag zeer weinig tot niet voor in de visie van de Stad Brussel.

Hoe dan wel?

Zo’n deficiency-based aanpak transformeert de buurt in een ‘environment of service’, een dienstenbuurt, zo vervolgt de ABCD-theorie. De bewoners van zo’n buurten gaan zichzelf op de duur beschouwen als mensen met speciale noden die enkel door anderen kunnen ingelost worden. Ze gaan geloven dat hun welzijn afhangt van het feit dat ze moet ingaan op wat die dienstverlener hen aanbiedt. Voor zo’n soort mens is de belangrijkste relatie, die waarin hij of zij het meest hoort te investeren, de relatie met de (externe) “hulpverlener”. Wederzijdse steun en hulpverlening tussen buurtbewoners is van geen tel meer. De hoge migratie van bewoners in zulke buurten doet de rest: contact tussen buren verwatert. Buren hebben elkaar niet meer nodig om aan ‘handel’ te doen, ze hebben elkaar zogezegd niets te bieden. Het probleemoplossend handelen van de lokale gemeenschap droogt op.

En nochtans, zegt het ABCD Institute, hebben ook deze mensen en deze buurten hun talenten, motivaties, hun leidersfiguren. Het is belangrijk dat we die opnieuw onder de aandacht brengen, valoriseren en linken met elkaar.

“In each of our neighbourhoods reside those, whose gifts and talents can produce almost all that we need to live well and to prosper, if they can discover, connect and mobilise them into productive and inclusive action.”

Dat wil niet zeggen dat er geen enkele vorm van steun van buitenaf meer nodig is. Maar steun van buitenaf zal meer impact hebben als de lokale gemeenschap zelf volop gemobiliseerd is om mee te werken aan de ontwikkeling.

A(bcd)nspachlaan

Maar nu wordt het moeilijker. We moeten op zoek naar concrete cases waarbij zo’n ABCD-aanpak kan werken.

Een ideale situatie was, volgens ons, de heraanleg van de centrale lanen. Vooral de tijdelijke invulling die we nu aanschouwen. In plaats van één plan van aanleg haarfijn te laten uittekenen door een groot bureau en in plaats van dat ene mega-project te laten uitvoeren door een mega bouwfirma, kon je de bewoners en ‘les forces vives’ van de stad aanspreken om kleine ingrepen te doen. Met een projectoproep, duidelijke doelstellingen en criteria en met een curator. Elk van de projecten moest dan uitgaan van een indiener met minstens één lokale, Brusselse actor (bewonersgroep, vereniging…). Als een bepaald doel niet ingevuld raakt, kan de curator actief actoren stimuleren om op dat vlak een initiatief te nemen.  Elk project dat weerhouden wordt, krijgt een budget om mee aan de slag te gaan, onder de auspiciën van de curator.

Het was een ideale gelegenheid geweest voor de Stad Brussel om de bewoners voor een eerste keer de kans te geven zich die nieuwe ruimte toe te eigenen en duidelijk te maken dat ‘Brussel van iedereen’ is, en niet alleen van beleidsmakers. Het had misschien de stroom aan negatieve kritiek die vandaag de centrale lanen een beetje overspoelt, wat kunnen indijken.

En er is meer: sommige van die ingrepen kunnen na een tijdje weer verdwijnen. Andere gaan wellicht decennia mee. Zo soepel is een tijdelijke aanleg. Op die manier zou de tijdelijke aanleg organisch kunnen overvloeien in de definitieve aanleg. Zonder één plan van aanleg haarfijn te laten uittekenen door een groot architectenbureau en zonder dat ene mega-project te laten uitvoeren door een mega bouwfirma. Gewoon, als een evolutieve stedelijke zone.

Een tijdelijke heraanleg onderscheidt zich van een klassiek heraanlegdossier omdat het kleurt buiten de lijntjes van de conventionele praktijken. Dat wil zeggen: het opent perspectieven voor een aanpak die niet top-down verloopt maar bottom-up. 

Want dat is een misverstand over tijdelijk gebruik: het gaat niet zozeer over tijd. Tijdelijk gebruik hoeft helemaal niet te stoppen na een aantal maanden: het gaat over aanpak. Zoals Kahoutek en Kamleithner schrijven in ‘The Economy of Temporary Use’[6], onderscheidt tijdelijke heraanleg zich vooral omdat het kleurt buiten de lijntjes van de conventionele praktijken. Dat wil zeggen: het opent perspectieven voor een aanpak die niet top-down verloopt maar bottom-up. Het benut en valoriseert de voornaamste grondstof van onze stad: de competenties en de ideeën van onze mensen.  

Lijkt deze aanpak wereldvreemd? Het is nochtans best haalbaar. Leefmilieu Brussel heeft de aanleg van het park op de spoorwegbedding aan Thurn & Taxis zo aangepakt, met Parck Farm. Het resultaat overtrof de verwachtingen van heel veel mensen. De ingrepen zijn opvallend, sympathiek, aantrekkelijk. En sommige mensen hebben hier een unieke, verrijkende ervaring opgedaan. Zo onder meer dakloze Marcel, nu in half Brussel bekend als Supermarcel.

Tweede kans

Ook voor de handel was de heraanleg een opportuniteit. Want zo’n ideeënoproep had plaats kunnen bieden voor markten en foodtrucks, ideale manieren om mensen te stimuleren om zelf te produceren en te verkopen.

Helaas, dit zijn grotendeels vijgen na Pasen. De heraanleg van de centrale lanen zit administratief al in een ver gevorderd stadium. De invulling van de testfase gebeurde zonder inspraak en ook het traject dat de vergunningsaanvraag voor de complete heraanleg moest voeden, verliep niet helemaal volgens de regels van de kunst.[7] Maar ongetwijfeld komen er nog opportuniteiten. Er zullen andere lanen en pleinen aangelegd worden. De Beenhouwersstraat om mee te beginnen. Het Fontainaspark. En nog andere.

Bravo Brussel

Er is eigenlijk zelfs niet eens een grote werf nodig om mensen kansen te geven. Er zijn wereldwijd genoeg good practices van interessante pilootprojecten die gevoerd zijn zonder dat soort aanleiding en zonder grote budgetten, gewoon door mensen aan te spreken op hun troeven en passies, door middel van interviews. Door mensen met gelijkaardige interesses en capaciteiten samen te brengen, creëer je een voedingsbodem waaruit vervolgens initiatieven kunnen opbloeien. Er zijn moestuinen uit ontstaan, culturele projecten, kleine bedrijfjes, grote verenigingen…

Opmerkelijk genoeg past de paragemeentelijke vzw Bravvo zo’n manier van werken nu al toe binnen het wijkcontract Bloemenhof, ook in het stadscentrum. Het Gemeenschapscentrum Papenvest, opgericht binnen dat wijkcontract, stimuleert en steunt mensen om voluit te gaan voor hun passies. Zo richt een buurtbewoonster een naaiatelier op terwijl andere dames koken voor de buurt en geleidelijk aan groeien naar een eigen cateringbedrijfje. Zonder de stimulans van de sociale werkers hadden ze die stap niet gezet. Een recept om te veralgemenen, zou je zeggen. Maar helaas denkt de Stad anders. Want het wijkcontract loopt binnen enkele maanden af en naar alle waarschijnlijkheid is het project daarmee ook afgelopen.

Er is eigenlijk zelfs niet eens een grote werf nodig om mensen kansen te geven. Er zijn wereldwijd genoeg good practices van interessante pilootprojecten die gevoerd zijn zonder dat soort aanleiding en zonder grote budgetten, gewoon door mensen aan te spreken op hun troeven en passies, door middel van interviews. 

Zo zijn er nog ontelbare initiatieven die eigenlijk nooit gevaloriseerd zijn, en die niet mee geïntegreerd zijn in de manier waarop Stad Brussel het dossier vandaag aanpakt. We denken ook aan de initiatieven die de tientallen leden van de Coordination Sociale de la Senne (CSS) de laatste jaren genomen hebben, samen met bewoners: concrete acties rond de wooncrisis, film- en videoprojecten met jongeren, politieke cafés, ... Waar horen we die stemmen? Wat gebeurt met de output van al deze projecten in het zogeheten participatieproces over het nieuwe stedelijke project van de Stad Brussel? En waar krijgen de buurtbewoners die er bij betrokken zijn kansen om hun energie en goesting om te zetten in een langduriger initiatief? De verenigingen steunen hen wel – da’s juist – maar zij doen het bijna altijd met bijzonder weinig middelen. BRAL wil alleszins proberen om meer te doen met die dynamiek. We plannen om dit najaar al deze initiatieven, samen met CSS, zichtbaar te maken onder de noemer ‘Duurzame Vijfhoek / Pentagone Durable’.

In het stadje Eagleby in het oosten van Australië.[8] zagen we een mooi voorbeeld van een geslaagd voorbeeld van dit soort van empowerment. Daar is een groenzone heraangelegd, niet door architecten en aannemers aan te werven maar door bottom-up te werken rond stigmatisering van de buurt en de capaciteiten van de mensen die er wonen. De buurtbewoners hebben er samen een groot beeld van een arend gemaakt die verpletterd werd onder vooroordelen. Het beeld stond symbool voor het negatieve imago van het stadje. De arend en het stigma dat er op rustte zijn vervolgens verbrand op een reuze brandstapel op een groots wijkfeest. Mensen ontdekten toen dat ze tot meer in staat waren dan ze dachten en niet bij de pakken moesten blijven zitten. Op die manier was het proces een startschot voor een grote mobilisatie van de gemeenschap ten voordele van de heropleving van de stad. Want de volgende stap was dat mensen rond zich keken en zich afvroegen wat er kon gebeuren om dingen te verbeteren. De aanleg van een park en een kade langs de rivier waren het gevolg van die manier van werken, niet omgekeerd. Het resultaat is dat de openbare ruimte in Eagleby nu opgeknapt is én dat de bevolking er op vooruit gegaan is, sterker en zelfbewuster geworden is.en verschillende duurzame initiatieven op poten heeft gezet.

Bravo Brussel!

Brussel heeft een heel rijk en divers middenveld. Op heel veel manieren en op heel veel momenten hebben bewoners de laatste jaren getoond dat ze mee willen werken aan hun stad, dat ze de handen uit de mouwen willen steken. Nu de Stad Brussel ook van plan is om de Vijfhoek (en daarbuiten) grondig te gaan hertekenen, heeft ze er alle belang bij om daar op tijd en structureel de bewoners bij te betrekken. We geven hierboven aan op welke manier dit kan gebeuren, wat de verhouding tussen bewoners en hun verkozenen zou moeten zijn. En hoe bewoners daardoor kunnen groeien als mens. Beleidsmensen moeten hun bewoners omarmen en kansen geven in plaats van ze te willen veranderen of in een keurslijf van een marketing-studie te duwen.

Piet Van Meerbeek en Joost Vandenbroele

 

 

[1] Maart 2014: Voorstelling van de resultaten van het commercieel ontwikkelingsschema en het webobservatorium voor de handel (schepen Marion Lemesre)

[2] Kolb, 2006: Tourism marketing for cities and brands

[3] Marion Lemesre in L’Avenir 15/7/2015 - http://www.lavenir.net/cnt/dmf20150715_00677182

[4] Bruxelles les Bains en vitesse de croisière : http://m.lalibre.be/regions/bruxelles/bruxelles-les-bains-en-vitesse-decroisiere-558924ec3570f340d74d146a

[5] Stad in Balans: https://www.amsterdam.nl/gemeente/college-van/individuele-paginas/kajsa-ollon-gren/persberichten/persberichten-2015/amsterdam-verwacht/

[6] Urban Catalysts: The Power of Temporary Use’ (http://www.planum.net/journals-books/urban-catalyst-the-power-of-temporary-use)

[7] Zie ‘Bral-standpunt: heraanleg centrale lanen en het circulatieplan’ (27/1/2015)

[8] Http://www.academia.edu/2753616/Stories_in_a_park_Giving_voice_to_the_voiceless_in_Eagleby_Australia

 

Tot 19 september is de “kennisgevingsnota aangaande het project- milieueffectenrapport (MER) voor Eurostadium Brussels” in openbaar onderzoek. In mensentaal: ze gaan bestuderen welke effecten de komst van zo’n stadion heeft op mens, de mobiliteit, de natuur, ... . De nota legt uit wat ze allemaal gaan bestuderen en jij mag daar nu commentaar op geven. Doen!

Al is het maar om het studiebureau te vragen om de effecten van de andere projecten in de buurt effectief in rekening te brengen. Te beginnen met de plannen die Stad en Gewest hebben voor de aanpalende Heizelvlakte (NEO). En natuurlijk wordt er geen rekening gehouden met Uplace en Dockx, die twee andere winkelcentra die ook grotendeels van de Ring en de A12 afhankelijk zijn voor hun (auto-)mobiliteit.  Zoals gewoonlijk kijkt elk project enkel naar zichzelf en kunnen we fluiten naar een zicht op de gezamenlijke gevolgen.

Enkel het milieueffectenrapport voor het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB) deed een poging tot overzicht. En alhoewel de cijfers ondertussen alweer dateren uit 2010 blijkt overduidelijk dat deze projecten zoveel bijkomend verkeer genereren, dat  de wegeninfrastructuur en het openbaar vervoer dit onmogelijk kunnen slikken Zelfs mèt alle bijkomende investeringen in weginfrastructuur of openbaar vervoer. Lees hier het persbericht dat we met de partners van het Interregionaal Platform voor Duurzame Economie schreven over de verwachte mobiliteitsknoop.

Belangrijk om te weten: de huidige plannen voor het stadion met bijbehorende winkels, café’s en restaurants zullen méér effect hebben dan wat voorzien is in het GRUP VSGB. Het project is dan ook op z’n minst strijdig met de geest van de Vlaamse plannen voor de Rand.

Aangezien de mobiliteitsknoop (en de bijbehorende vervuiling) een van de centrale knopen is, kunnen we enkel hopen dat de metro (met terminus in de buurt van het huidige Koning Boudewijnstadion) zo snel mogelijk wordt doorgetrokken tot bij het toekomstige stadion en zijn gigantische ondergrondse parking (2.000 plaatsen). En ook als die er niet komen, hebben we zo ineens een echte overstapparking. Dit was eigenlijk altijd al de bedoeling maar de plannen vergaren al een eeuwigheid stof. Ook nu is het niet meer dan een vaag plan. De plannen voor een (Vlaamse) tram op de Romeinse steenweg staan gelukkig een pak verder. Zij zijn momenteel in openbaar onderzoek. Je vindt alle documenten hier

Je kan de kennisgevingsnota lezen op de websites van de gemeenten Grimbergen en Wemmel. Wemmel biedt de nota ook in het Frans aan. Zij verzamelen de reacties van de burgers, ook die van de Brusselaars. Want Brussel organiseert zelf geen openbaar onderzoek. De grond, eigendom van de Stad Brussel, ligt namelijk nét in Vlaanderen. Maar het project en zijn effecten gaan natuurlijk ook alle Brusselaars aan. Nochtans stond het de Brusselse regering niets in de weg om ook hier een openbaar onderzoek te organiseren. Er is namelijk een samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse, Waalse en Brusselse Gewest “betreffende de uitwisseling van informatie over projecten met gewestoverschrijdende milieueffecten”. En dat zegt duidelijk:

Het staat de regering van het Gewest waar effecten zich kunnen voordoen ook vrij om op basis van de  informatie die haar …wordt meegedeeld zelf op haar eigen grondgebied een openbaar onderzoek te organiseren en de resultaten van dit onderzoek, binnen de termijn van het openbaar onderzoek georganiseerd door het Gewest waar het project is gepland, aan de regering van dit laatste Gewest mee te delen.” Maar dat hebben ze dus niet gedaan.

Met zijn allen naar Grimbergen en Wemmel dus, of bovenstaande links aanklikken. 

Inspiratie nodig? Je kunt hier het bezwaarschrift lezen dat BRAL 15 september 2015 indiende (pdf)

Verschenen in Terzake Magazine, tijschrift van De Wakkere Burger vzw, nr 2 2015

De laatste jaren verliest het beleid steeds meer greep op de samenleving. Grote projecten als Oosterweel lopen in het slop en fundamentele hervormingen in de fiscaliteit, justitie en onderwijs raken niet van de grond. Ook de internationale instellingen lijden aan gebrek aan bestuurskracht, of het nu gaat om mensensmokkel of economische crisis.

In Nederland zien sociologen frustratie ontstaan bij de bevolking, als reactie daarop. Ido de Haan schrijft: “Het volstaat (…) niet langer om de bestaande instellingen van de parlementaire democratie representatiever te maken, of om directe vormen van democratie in te voeren (…). Als parlementen en regeringen, op nationaal of op Europees niveau, vervolgens niet in staat zijn financiële markten, internationale agentschappen, multinationals en andere verschijningsvormen van het hedendaagse kapitalisme aan banden te leggen, dan is grotere mondigheid slechts een bron van toenemende frustratie.”



Gelukkig zien wij in Brussel niet alleen moedeloosheid. Veel bewonerscollectieven springen in het gat dat ontstaat door die afnemende bestuurskracht. Liever dan te eisen dat anderen iets organiseren, beginnen ze er zelf aan. 'Can do' is het motto. Als de overheid geen park inricht aan de Ninoofse Poort, neemt de buurt het heft in handen. Goed zo want het gebrek aan groen in de buurt legt een hypotheek op het welzijn van de buurtbewoners. Als de Brusselse schepen van mobiliteit nalaat om de bezettingsgraad van de parkings te berekenen alvorens ze nieuwe parkeergarages plant, slaan mensen prompt zelf aan het tellen. Gelukkig want zo tonen ze dat er geen enkele behoefte bestaat aan nieuwe parkings en garanderen ze goed bestuur, van onderuit. En als het beleid leegstand ongemoeid laat en geen sociale woningen aanbiedt, slaan mensen aan het kraken. Als signaal naar de politiek maar ook om een dak boven het hoofd te hebben. Daarbij gedragen ze zich niet als plunderaars maar als verantwoordelijke rentmeesters en – in één adem door – als buurtvernieuwers. Woningen123Logements biedt een fietsenatelier aan, een sociale kruidenier, een 'table d'hôte' en een ontmoetingscentrum. Allemaal met vrijwilligers.

loslaten

Hoe moeten politici omgaan met dit nieuwe fenomeen? Niet door krampachtig het primaat van de politiek uit te bazuinen. Zeker niet door deze initiatieven de nek om te wringen. Dus niet door kraken strafbaar te maken, zoals de minister van plan is. Als onze bestuurders eerlijk zijn, moeten ook zij toegeven dat veel maatschappelijke problemen vandaag geen oplossing krijgen. De overheid kan het niet bemeesteren en wat vanuit de markt komt, is vaak niet in het algemeen belang. Ruimte creëren voor initiatieven van onderuit, is de boodschap. En nieuwe wegen zoeken, nieuwe recepten uitproberen.



Dat vraagt om een nieuwe kijk op bestuur. De overheid moet niet langer de monopolist zijn van alles wat gebeurt op het politieke schouwspel maar kan plaats laten voor anderen. Dat wil niet zeggen dat ze de politieke fora gewoon verlaat; wel dat ze op gepaste momenten een nieuwe rol opneemt: die van facilitator of van regisseur.



De roep om een dergelijker hervorming is niet nieuw; het Witboek Stedenbeleid riep al in 2003 tot nieuwe coalities.  „Plan het niet plannen. 'Laat dingen gebeuren' is de simpele basisboodschap.“  „Het stadsbestuur dat ons voor ogen staat (…) is minder uitvoerend (…) Maar er zullen andere, nieuwe taken bijkomen: organisatie van het stadsdebat en van de participatieve democratie, ondersteunen van burgerinitatief, regisserende opdrachten... “[1] Helaas zijn we niet ver opgeschoten in die richting. In 2015 is het nog altijd nodig dat het Observatorium Armoede uitlegt: “Het gaat er dus zeker niet om de verantwoordelijkheid voor de strijd tegen armoede en sociale ongelijkheid over te laten aan de burgers zelf. (…) De collectieve initiatieven van onderuit kunnen complementair zijn aan institutionele sociale hulp op voorwaarde dat er beleidsmatige ondersteuning voor is en dat ze gepaard gaan met een verandering in de logica en werkwijzen van de sociale activeringsstaat. Om deze veranderingen te realiseren, is er nood aan publieke en politieke ruimte waarin nieuwe initiatieven kunnen ontstaan.”



Een vrij geslaagd voorbeeld van zo'n 'ruimte' voor initiatieven mét ondersteuning door de overheid vinden we in Brussel bij Parc Design, een projectoproep tot kleinschalige ingrepen op het braakliggende terrein van Thurn & Taxis. Leefmilieu Brussel, de milieuadministratie van het Brussels Gewest, heeft hier gedanst op de slappe koord tussen loslaten en begeleiden. Ruth Plaisir van het geroemde project 'ParcFarm' benadrukt dat het echt niet zo makkelijk is om in de publieke ruimte dingen te doen die verschillende, heel uiteenlopende bevolkingsgroepen aangaan. Dat vraagt om een moderator, een maatschappelijk assistent. En om een instantie die spelregels vastlegt over het gebruik van de ruimte. Leefmilieu Brussel beseft dat en doet pogingen in die richting, zegt ze.



Natuurlijk, een projectoproep behoort nog tot de klassieke instrumenten van het beleid. Hierbij is het nog steeds de overheid die het probleem selecteert, een kader bepaalt en de acties uitkiest. Maar om te beginnen moet je geen politieker of ambtenaar zijn om te merken dat bepaalde dingen in de maatschappij beter kunnen. Toen het team van Cultureghem en de asielzoekers van CollectActif  merkten hoeveel groenten de marktkramers aan de Slachthuizen weggooiden op het eind van de week, hebben ze gelukkig niet gewacht tot de overheid het gepaste kader creëerde om daar iets aan te doen. Ze halen zelf een ton groenten per week op voor kansarmen. Ze zouden meer kunnen ophalen maar welke overheid is flexibel en ruim denkend genoeg om zo'n initiatief te steunen?

het park van Le Soir

Een heel ander geval is het parkje achter het Berlaimontgebouw. Ooit opgestart door bewoners als Parc Anonyme, dan Maalbeekpark gedoopt en nu beheerd door … de krant Le Soir, in conventie met de Stad Brussel. Onder de naam 'le fabuleux jardin du Soir' toont de krant hier maatschappelijk engagement, voor de buurt én voor het leefmilieu in het algemeen. Samen met het buurtcomité en een hele reeks gespecialiseerde verenigingen bouwt ze de plek uit tot een heus hoofdkwartier voor natuur- en milieueducatie. De vzw GoodPlanet plant een bijenhotel en andere ingrepen, bekostigd met crowdfunding. En het buurtcomité stampt een lokale biomarkt uit de grond die in het park moet plaatsvinden en werk moet bieden aan mensen uit de buurt. Op deze 6000 m² kristalliseert beetje bij beetje het redactionele werk van Le Soir.[2]



Ook dit is een fraai staaltje van evenwichtsoefening van de overheid. Iets tussen richting geven en loslaten. De Stad volgt alle initiatieven op de plek van dichtbij via een begeleidingscomissie. Daarnaast was de participatie van het buurtcomité essentieel voor hen, om een oogje in het zeil te houden. En de conventie garandeert expliciet dat het niet uidraait op privatisering van de publieke ruimte, dixit het kabinet van de bevoegde schepen. En als H&M of Inbev morgen een park tot hun territorium willen uitroepen? Kan dat ook? Volgens het buurtcomité hangt dat allemaal af van het project dat zo'n bedrijf zou voorstellen. En van hun bereidheid om samen te werken met de buurt. „Hoe dan ook“, zegt Alain Dewez van het buurtcomité, „zonder Le Soir was dit alles niet mogelijk geweest.“ Hij wijst er op dat het comité niet genoeg mankracht heeft om zoveel werk te verzetten. Dat toont wel aan dat toegang tot „het maken van de stad“ niet gelijk verdeeld is.



Een andere vraag gaat natuurlijk over crowdfunding als financieringsvorm voor heraanleg. Zet dit de deur niet open voor Britse of Amerikaanse toestanden? Waar burgers meer en meer opgeroepen worden om hun eigen groene ruimte te financieren? Volgens de Britse Local Governement Association dreigt een „cut“ van 66% in uitgaven zoals parkbeheer of bibliotheken tegen 2020.[3] Lokale Britse overheden zijn dan ook op zoek naar 'business models' om hun parken rendabel te maken en kijken naar bewoners en bedrijven.[4] De kabinetsmedewerker van Stad Brussel verzekert ons dat mecenaat niet het nieuwe financieringsmodel is voor de Brusselse parken. Voor dit jaar waren er geen publieke middelen beschikbaar en het ging hier het om een klein, specifiek, punctueel project dat een meerwaarde kon bieden aan het park. „En dan konden we toch moelijk neen zeggen.“



Piet Van Meerbeek

Bral vzw

Stadsbeweging voor Brussel

Zie ook Selfcity Brussels, een initiatief van BRAL 

Voetnoten:

[1] De eeuw van de stad, over stadsrepublieken en rastersteden, 2003.

[2] Cfr de website Demain la Terre van Le Soir, http://www.lesoir.be/103638/demain-terre/jardin-du-soir

[3] http://www.local.gov.uk/publications/-/journal_content/56/10180/3626323…

[4] Check bijvoorbeeld  http://www.nesta.org.uk/sites/default/files/rethinking_parks.pdf

BRAL is positief over de ingrepen die gepland worden aan de centrale lanen, maar vraagt snel een open en permanente dialoog tussen stad en bewoners. “De  stadsautostrade die deze as jarenlang was, verdwijnt en de publieke ruimte binnen de perimeter wordt kwalitatiever en groener. Dat was hoognodig. We vragen wel dat er meer dialoog en bewonersinspraak komt en dat ook de effecten van de heraanleg búiten de perimeter worden gemeten. Voor zo’n belangrijk dossier had er al lang een effectenstudie moeten zijn, op schaal van de Vijfhoek. Een begeleidingscomité, mét bewoners, kan een deel van de oplossing zijn”, zegt Joost Vandenbroele van BRAL.

De aanvragen voor de heraanleg van de centrale lanen en het Beursplein bevatten een reeks positieve elementen. Veel ervan waren ook aanbevelingen van de jury van de BRAL-ideeënoproep Anspachpark aan het studiebureau en de Stad Brussel (Parc Anspach Park – BRAL, 2012) . Zo voorziet het plan:

  • “Leesbare” lanen, met flaneer-, verblijfs- en passagestroken
  • Veel meer groen door onder meer creatie van pocketparks
  • Aandacht voor fietsers en personen met beperkte mobiliteit
  • Meer zitbanken en kwalitatief stadsmeubilair
  • Toegankelijkheid voor elk, volgens het idee van shared space
  • Creatie van waterbassin in de Ortsstraat en waterpartijen op Brouckèreplein
  • Een nieuw stuk park aan het Fontainasplein
  • Een betere leesbaarheid van de metrotoegangen
  • Creatie van de twee grote ondergrondse fietsparkings

 

Helaas geven de vergunningsaanvragen geen antwoord op enkele andere belangrijke vragen:

  • Hoe zullen de ‘verblijfszones’ ingericht worden? Hoe gaat het pocketgroen er uit zien en waar komen er terrassen? Het moet absoluut vermeden worden dat de verblijfszone op lange termijn vol privé-terrassen komt te staan. We vragen een methodologie voor het bepalen van perimeters voor terrassen, en we vragen inspraak van alle betrokkenen, ook van bewoners.
  • Welke plaats is er voor burgerinitiatieven? Een van de weerhouden voorstellen van het participatietraject was om ruimte te voorzien die bewoners zich kunnen toe-eigenen. Het is onduidelijk waar die ruimtes voorzien worden.
  • Is er plaats om te spelen op de centrale lanen? De deelnemers aan het participatietraject vroegen duidelijk om straatmeubilair met een meervoudige functie: zitbanken of fietsenstallingen kunnen ook speeltuigen zijn. Hierin kunnen de plannen een stuk creatiever zijn.
  • Kunnen de tijdelijke ingrepen van nu geïntegreerd worden in het definitief project? Veel Brusselaars voelen zich al thuis aan de pingpongtafels of op de zitbanken. Het zou goed zijn om te bekijken wat werkte en wat niet.

 

Verder betreurt BRAL ook dat de twee dossiers die nu in openbaar onderzoek zijn, enkel de beperkte perimeter van de voetgangerszone beslaan. “Het dossier van de heraanleg van de centrale lanen kan niet los gezien worden van de mobiliteit rondom die zone, in de Vijfhoek en daarbuiten. Helaas heeft de Stad Brussel nog altijd geen globaal mobiliteitsplan gemaakt, zelfs geen globaal plan dat enkel op de Vijfhoek slaat. Het ‘circulatieplan’ is geen volwaardig ‘Gemeentelijk Mobiliteitsplan’, want er ging geen participatietraject of effectenstudie aan vooraf. Dergelijke vorm van “saucissonage” zorgt ervoor dat het vandaag onmogelijk is om de mobiliteitsimpact van het project terdege te beoordelen. Er zijn regels, we vragen aan de stad om die te volgen”, aldus BRAL.

BRAL stelt voor om tijdens deze testfase een begeleidingscomité op te richten dat de huidige ontwikkelingen van nabij kan opvolgen. In dat begeleidingscomité moeten bewoners en verenigingen vertegenwoordigd zijn en de evaluatie moet gebeuren op basis van transparante criteria.  We hebben dit voorstel in juni 2015 per brief verstuurd naar burgemeester Yvan Mayeur, betrokken schepenen Els Ampe en Ans Persoons en mobiliteitsminister Pascal Smet maar tot op vandaag hebben we nog geen antwoord gekregen.                                                                                         

CONTACT BRAL:

Joost Vandenbroele:  +32 473 85 35 37 – joost@bral.brussels

  • BRAL gaat in het kader van het openbaar onderzoek een bezwaarschrift indienen. De opmerkingen en suggesties zal BRAL ook toelichten op de overlegcommissie van 14 oktober. Een selectie staat hier in de persbericht. De volledige nota vind je als bijlage.
  • BRAL is medeondertekenaar van het charter van Platform Pentagone, een groep dat verschillende bewoners(comités), handelaars en individuen samenbrengt rond dit dossier. Het platform verspreidde ook een petitie waarin onder meer werd gevraagd om een andere aanpak van de Stad Brussel. Zie www.platformpentagone.be. Op de website van het platform vind je ook alle documenten die in openbaar onderzoek zijn. 
  • De aanvraag – ingediend door Beliris - is in twee gesplitst: ‘Heraanleg van de centrale lanen in Brussel – Anspachlaan - De Brouckèreplein – Jacqmainlaan - Sint-Michielsstraat - Adolphe Max – Grétry – Hallen – Kiekenmarkt - Paul Delvaux - Jules Van Praet – Steenstraat – Plattesteen –Ververstraat - Fontainasplein’ en ‘Heraanleg van het Beursplein - Henri Mausstraat - Beursstraat - Tabora-Beursstraat) (Unesco-zone). Elke aanvraag krijgt een effectenrapport maar ter wille van de leesbaarheid en omdat grote delen van de twee aanvragen overlappen, behandelen we aanvragen in ons bezwaarshrift als één dossier.
  • Het circulatieplan voor de Vijfhoek zit momenteel in een testfase, nog tot minstens maart 2016. Tegelijkertijd lopen er wel nog altijd aanbestedingsprocedures voor 4 nieuwe ondergrondse parkings (en de uitbreiding van een 5de). Terwijl het helemaal niet duidelijk is of deze wel nodig zijn. 

Veel debat over onze democratie en dus doet BRAL mee. In een opiniestuk voor De Standaard (24/9) schrijft Piet Van Meerbeek dat we ons niet moeten blindstaren op het parlement.

Eindelijk weer debat over democratische besluitvorming! Dat werd tijd want het gaat niet goed met onze democratie. Stefaan Rummens heeft zeker een punt als hij het gemediatiseerde politieke theater in verdediging neemt. Burgers kunnen inderdaad druk uitoefenen op de besluitvorming dankzij die aandacht van de media. Maar maakt het parlementair debat ons besluitvormingsproces ook zichtbaar, zoals hij beweert? Neen, het is al lang niet meer in het parlement dat beslissingen vallen.

Volgens stadsbeweging BRAL, al 4 decennia lang betrokken bij verschillende besluitvormingsprocessen in Brussel, moeten we op zoek naar andere mechanismen om de democratie te verrijken. 

Ook het idee van loting focust erg sterk op vernieuwing van het parlementair debat. Alleen zou loting niks veranderen aan die duizenden kleine ingrepen die onze samenleving maken: dat voorsukkelend besuitvormingsproces van interkabinetten, ambtenaren, milieu-effectenrapporten en raad van state… Als we het debat over die paar grote gemediatiseerde dossiers kunnen verbeteren, zou dat goed zijn maar we mogen het belang er van niet overschatten.

Volgens stadsbeweging BRAL, al 4 decennia lang betrokken bij verschillende besluitvormingsprocessen in Brussel, moeten we op zoek naar andere mechanismen om de democratie te verrijken. En die vernieuwing moet voldoen aan een drietal criteria:  ten eerste moet ze een cultuur van transparantie en tegenspraak bevorderen. Eisen van het middenveld dat het zich ver houdt van politiserende acties, werkt bijvoorbeeld averechts. We hebben net meer verenigingen nodig die investeren in politiek bewustzijn.

Ten tweede moet de vernieuwing alle mensen kansen geven om hun samenleving mee vorm te geven. Democratie behelst immers dat je levensloop niet boven je hoofd bepaald wordt door anderen. Het is je goed recht om geen gebruik te maken van die mogelijkheid tot participatie, maar wie wil deelnemen aan het maken van de maatschappij krijgt daar idealiter de mogelijkheid toe. Loting schiet ook op dat vlak tekort. Rummens heeft overschot van gelijk dat niet-gelote burgers nog meer in de kou blijven staan in zo’n systeem. Wel moeten we investeren in acties die minder mondige burgers stimuleren om ook gebruik te maken van die nieuwe wegen. Daar komt het middenveld weer op de proppen.

Die kansen moet je niet alleen verstaan in de zin van inspraak aan beleidsplannen of wetten. Het besluitvormingsproces stopt immers niet zodra een plan of een wet af is. In de uitvoering verandert nog heel veel.

Ten slotte stimuleert een goed democratisch systeem de gemeenschapsvorming en het sociaal kapitaal. Een goede democratie betrekt burgers niet alleen als individuen maar ook als lid van een groepering. Het is voldoende aangetoond dat de kwaliteit van het verenigingsleven en van de sociale verbanden in een gemeenschap belangrijk zijn voor een maatschappij.

Zo’n nieuw soort overheid zou zich niet druk maken als vrijwilligers beter in staat blijken om opvang te voorzien aan vluchtelingen, zoals nu gebeurt in het Maximiliaanpark, maar zou die vrijwilligersorganisatie als partner beschouwen en steunen. Ze zou middelen of lokalen ter beschikking stellen. 

Het voorstel van Huyse om een soort politieke bemiddelaar in het leven te roepen om overheid, bedrijven en actiegroepen dichter bij elkaar te brengen, beantwoordt op het eerste zicht aan deze criteria. Het sluit niemand uit en aanvaardt het gegeven dat mensen zich groeperen om op de samenleving te wegen. Dat is goed. En als het goed zit, probeert zo’n bemiddelaar de tegenspraak niet dood te trappen maar uit de tegenspraak verrijking te creëren. Alleen: als de overheid blijft staan op het ‘primaat van de politiek’ is de speelruimte van zo’n bemiddelaar heel beperkt. We hebben al meermaals een overheid gezien die een instelling het veld opstuurt in zo’n ‘libero’-functie maar vaak blijkt die toch met handen en voeten gebonden aan de betrokken minister of schepencollege.

Wat we nodig hebben, is niet meer en niet minder dan een nieuwe politieke cultuur. Eentje waarbij de overheid het niet als haar alleenrecht beschouwt om de samenleving te besturen, beleidsplannen te maken én ze ook uit te voeren maar waarbij de overheid zichzelf een nieuwe rol toebedeelt: bemiddelaar, katalysator en facilitator voor anderen. Dat is niet alleen democratischer maar ook efficiënter: de overheid mist vandaag de bestuurskracht om de samenleving alleen vorm te geven. Tel maar eens na op je vingers: alle grote projecten en hervormingen die onze diverse regeringen voeren, lopen in het slop. Veel processen zouden een pak sneller en goedkoper verlopen als ngo’s of burgerbewegingen meer betrokken werden of zelfs helemaal aan het roer stonden. Zo’n nieuw soort overheid zou zich niet druk maken als vrijwilligers beter in staat blijken om opvang te voorzien aan vluchtelingen, zoals nu gebeurt in het Maximiliaanpark, maar zou die vrijwilligersorganisatie als partner beschouwen en steunen. Ze zou middelen of lokalen ter beschikking stellen. Ze zou middenveldinitiatieven die ze subsidieert, niet plat walsen met al te rigide en wereldvreemde eisen en bureaucratische rompslomp, zoals vandaag vaak het geval is. Ze zou burgerinitiatieven ook stimuleren, bijvoorbeeld via een projectoproep.

We hebben al een slogan klaar voor die nieuwe regeringsleiders: laat duizend bloemen bloeien!

Piet Van Meerbeek, stafmedewerker BRAL 

Dit opiniestuk verscheen op 24 september 2015 in De Standaard.