Artikels

Thema

Van provinciehaven naar grote(re) stad: sloop van de Zandstraatbuurt

De eerste stop van deze BRAL-tweedaagse is om 14u voor het stadhuis van Rotterdam. We hebben er afgesproken met historica Marianne Kerk, werkzaam aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en auteur van onder andere ‘Stadtschmerz’, een boek over gentrificatie, stadsvernieuwing en -vernieling. Gentrificatie is een term waaraan (ook) in Nederland een kritische connotatie hangt; het is niet meer of minder dan “armen de stad uitjagen”. Het is geen nieuw fenomeen maar doorheen de recente geschiedenis een fundamenteel onderdeel geworden van het Rotterdamse stadsbeleid.  

Marianne vliegt er in en vertelt doorheen de namiddag even bevlogen als kritisch over de geschiedenis van haar geliefde stad.  

De verwelkoming is hartelijk, de keuze van ontmoetingspunt strategisch. Vóór het stadhuis waar de Rotterdamse stadsplanning wordt uitgetekend, met daarnaast de vroegere Posttoren die liefkozend de "laatste erectie van het grootkapitaal" wordt genoemd, die momenteel wordt omgetoverd tot een volgende woontoren. De locatie toont de droom van de havenindustriëlen: van Rotterdam een grote havenmetropool maken met banken, kantoren, hoogbouw, grote banen, bruggen, tunnels, … en in de straten daaromheen, wonen mensen.
 

Posttoren Rotterdam
Linksboven: ‘De laatste erectie van het grootkapitaal’. Het leek onze gids de geknipte locatie om ons te verwelkomen in het hart van haar stad.

 

Met de sloop van de Zandstraatbuurt werd een lijn uitgezet, gentrificatie werd een fundamenteel onderdeel van het Rotterdamse stadsbeleid.

Rond 1900 begon de overgang van provinciehaven naar grotere stad. De (her)aanleg van de stad begon dus, in tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, veel vroeger dan na de schade die de Duitse bommen in ’40-’45 aanrichtten. Eigenlijk stond de stad al van voor WOII in dienst van de haven. Het werd nooit de beoogde stadsmetropool maar wel een metropool voor de haven. Diezelfde haven zorgde voor heel wat arbeidsmigratie, voor nieuwkomers die vaak terecht kwamen in de Zandstraatbuurt. Het is de oudste wijk van de stad en heeft volgens Marianne wel wat weg van onze Brusselse Marollen. 

In 1911-’12 werd deze buurt gesloopt, daarom is het een goed voorbeeld van de Rotterdamse stadsontwikkeling. De buurt werd gekenmerkt door de aanwezigheid van sekswerkers, kleine criminaliteit, kunstenaars, armoede, migranten, Joden, … die allemaal plaats moesten ruimen. Op 21 december 1911 werd door de bewoners een actie georganiseerd. Ze verzamelden zich voor een begrafenisstoet met muziek, zwarte kledij en er werden overlijdensberichten aan de ramen omhoog gehangen.

🎵 Ze gaan de Zandstraat netjes maken
't Wordt 'n kermenadebuurt
De huissies en de stille knippies
Die zijn al an de Raad verhuurd.
Bij Nielsen ken je nie meer dansen,
Bij Charleij zijn geen meissies meer.
En Moeke Bet draagt al 'n hoedje
Die wordt nu zuster in den Heer. 🎵

Met de sloop van de Zandstraatbuurt werd een lijn uitgezet, gentrificatie werd een fundamenteel onderdeel van het Rotterdamse stadsbeleid. Arbeiders moesten plaats ruimen voor de hogere klassen. De stadsvernieuwing is er steeds minder voor arbeiders, er wordt steeds minder sociale huisvesting voorzien.

De verwoeste stad

De volgende stop op Marianne Klerk’s tour is het standbeeld ‘De verwoeste stad’ op Plein 1940, vernoemd naar het beginjaar van WOII toen het bombardement op Rotterdam een groot deel van de stad in de as legde. Het beeld is door de Rotterdammers beter bekend als Jan Zonder Hart.  

Het bronzen beeld stelt een menselijke figuur voor zonder hart, symbool voor het hart van Rotterdam dat verloren ging door de brand die uitbrak na het bombardement van de Duitsers. 15 minuten lang werden bommen gedropt, met de vernieling van 15 000 woningen tot gevolg. 80 000 mensen waren plotsklaps dakloos.
 

verwoeste stad - Ossip Zadkine
Oud-BRAL-voorzitter Albert Martens voor 'De Verwoeste Stad', het werk van Ossip Zadkine.

 

De havenbaronnen startten de wederopbouw van Rotterdam al vier dagen na de Duitse bommen. Achter de schermen waren de “Captains of Industry” – of de bazen van de familiebedrijven die de haven controleerden – aan de slag. Ze zaten al lang in de gemeenteraad en konden op die manier de wederopbouw van de stad sturen in lijn met hun economische en esthetische ambities voor Rotterdam. 

Eigenlijk waren de bommen een legitimering om hun modernistische droom van een ‘Little Chicago’ het daglicht te laten zien en Rotterdam te blijven bouwen. Het was makkelijk voor hen om een citymarketingverhaal te ontwikkelen rond de wederopbouw van de stad na de bommen.  

Dat moderne plan was niet genoeg voor de baronnen. Marianne vertaalt het als ‘havenporno’. In de jaren ’50, ’60, ’70 van de vorige eeuw sloopte de gemeente zelf meer dan wat die Duitse bommen hadden gesloopt. In de heropbouw was plaats voor 5.000 mensen, de rest werd letterlijk uit de stad gezet. 

Veel verhalen gaan daardoor verloren, het lijkt wel alsof het verhaal van Rotterdam pas in 1949 begon. Maar zo ga je aan veel voorbij, denk bijvoorbeeld aan het koloniale verleden en rol die de haven daarin speelde. Zo wordt Rotterdam een ruwe, rauwe plek, zonder geschiedenis.

Er wordt al eens smalend gesteld door Rotterdammers dat het geld dat in hun stad wordt verdiend, in Den Haag wordt verdeeld en in Amsterdam wordt uitgegeven.

De verrechtsing van Rotterdam

Het verhaal van 'Perron 0', een project van dominee Hans Visser, is een ander voorbeeld van de Rotterdamse gentrificatie. Het was een safe space voor heroïneverslaafden naast het Centraal Station maar werd al snel opgedoekt door de overlast die de gebruikers veroorzaakten. Een alternatief werd niet gevonden en de overlast verspreidde zich naar andere buurten. (de slag om Perron 0)

Als we het over de geschiedenis van Rotterdam hebben, kunnen we niet anders dan ook even stilstaan bij Pim Fortuyn. We maken een korte pitstop bij zijn standbeeld in de Korte Hoogstraat. Fortuyn was de bezieler van Leefbaar Rotterdam, een extreemrechtse partij die beloofde Rotterdam opnieuw veilig, schoon en proper te gaan maken naar voorbeeld van ‘de grote schoonmaak’ die in de jaren 90 in New York werd gehouden. Pim Fortuyn kwam om het leven na een aanslag, maar liet een zware politieke erfenis na: de politieke en maatschappelijke verrechtsing ging door. De Rotterdamse gentrificatie werd geïnstitutionaliseerd:

  • Rotterdamwet: De Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek (2005) is een Nederlandse wet die werd aangenomen om het aantal personen met een laag inkomen te reguleren in stedelijke woonwijken, wooncomplexen en straten. De wet geeft gemeenten ‘extra mogelijkheden’ om problemen in bepaalde wijken en/of buurten te ‘verbeteren’. 
  • Leefbaarometer: Met behulp van de Leefbaarometer kan de leefbaarheid in alle bewoonde wijken, buurten en straten in Nederland gemonitord worden. De Leefbaarometer laat zien hoe de situatie van de leefbaarheid er is en hoe die zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Hiermee biedt de Leefbaarometer informatie voor beleidsvoorbereiding, -bijsturing en -evaluatie voor verschillende partijen die betrokken zijn bij de leefbaarheid van wijken en buurten.
  • Woonvisie: Een toekomstige blik op Rotterdam als aantrekkelijke woonstad in 2040. De ambitie is om van Rotterdam in 2040 een betaalbare stad te maken voor iedereen. Een diverse en inclusieve stad en innovatieve woonstad met lef.

Met de institutionalisering van gentrificatie, komt ook het schuldgevoel van de middenklasse bovendrijven: ‘Stadtschmerz’. To comfort the discomfort of the middle class… Er wordt al eens smalend gesteld door Rotterdammers dat het geld dat in hun stad wordt verdiend, in Den Haag wordt verdeeld en in Amsterdam wordt uitgegeven.  

Marianne sloot haar toer af met een werk van de Rotterdamse dichter Jules Deelder. Met voor ons Jan zonder hart, een adembenemend uitzicht op een jachthaven en de big city life van de wolkenkrabbers, vertelde ze de volgende woorden die perfect aansloten bij het tot nu toe gehoorde verhaal:

🎵  Rotown Magic

Rotterdam is niet te filmen 
De beelden wisselen te snel 
Rotterdam heeft geen verleden 
en geen enkele trapgevèl   

Rotterdam is niet romantisch 
heeft geen tijd voor flauwekul 
is niet vatbaar voor suggesties 
luistert niet naar slap gelul   

't Is niet camera-gevoelig 
lijkt niet mooier dan het is 
Het ligt vierkant hoog en hoekig 
gekanteld in het tegenlicht  

Rotterdam is geen illusie 
door de camera gewekt 
Rotterdam is niet te filmen 
Rotterdam is vééls te ècht 🎵
 

Extra bronnen

Aktiegroep Het Oude Westen

Samen met Marianne Klerk gingen we langs bij Aktiegroep Het Oude Westen, waar Paul Claessens ons een woordje uitleg gaf. De Aktiegroep is een organisatie voor en door bewoners, gevestigd op een centrale locatie in de wijk ‘Het Oude Westen’. Ze vormt een broedplaats voor ontmoeting en projecten, activiteiten en werkgroepen die door bewoners worden opgezet en uitgevoerd. Vandaag focust de Aktiegroep op het teruggeven van zeggenschap aan de burgers. Ze brengen mensen bij elkaar tijdens de groepsmiddagen die ze organiseren en bekijken dan een aantal thema’s over de buurt. Voor hen is die gezamenlijkheid heel belangrijk omdat ze zich ook identificeren als een netwerkorganisatie.

De organisatie werd in 1970 opgericht toen de stadsvernieuwing in Rotterdam tot stand kwam en ze grootschalige plannen voor de sloop van het Oude Westen wilden tegenhouden. De gemeente wou de wijk immers slopen voor de campus van de Erasmus Universiteit. Architecten, studenten, professors en burgers hadden een coalitie gevormd tegen die plannen. De Aktiegroep was de laatste van zijn soort van de jaren 70 in Rotterdam.

 

portret Hilde

38 jaar! Zo lang werkte Hilde Geens voor BRAL. Daarmee is ze tot nog toe ook de enige met een pensioensfeest. Ze was er dus zo goed als van in het begin bij en verdiepte zich vooral op de stedenbouwkundige dossiers. Ze schreef ook een boek over bewonersacties in de Europawijk. Haar enorme ervaring en kennis zorgen voor een schat aan informatie tijdens het interview.
 

portret steyn

Steyn Van Assche was stafmedewerker stedenbouw bij BRAL. Een gesprek op Schaarbeek-Vorming onderbreken om te verwijzen naar de zang van de kleine plevier typeert Steyn het best. Als je naar hem op zoek was, wist je dat je hem ergens tussen de ‘soep en de patatten’ kon vinden. Spreekwoorden zoals deze omschreven voor Steyn de soms ondoordringbare planning van Brussel het best. 17 jaar lang heeft hij de positie van BRAL ontwikkeld en verdedigd door zijn diepgaande kennis van dossiers zoals Tour & Taxis en Josaphat te combineren met zijn uitgebreide netwerk en talenten als naturalist.
 

Steyn 

Hoe heb jij de betrokkenheid van burgers en middenveld bij stedelijke ontwikkeling en in het algemeen zien evolueren in Brussel? 

Hilde 

Zoals Brussel sinds de jaren 70 sterk geëvolueerd is, is dat ook het geval bij BRAL en het middenveld. Ik ben begonnen bij BRAL in ‘79, toen was Brussel nog geen afzonderlijk gewest. De structuren waren totaal anders en BRAL was de enige die zich vanuit het Nederlandstalige middenveld bezighield en affiniteit had met stedenbouw en leefmilieu. Want het grote item toen voor de Nederlandstaligen in Brussel was de Nederlandstaligheid, de ‘Brusselse Vlamingen’. Ook bij de sociaal-culturele raden, die uitgegroeid zijn tot de gemeenschapscentra, was het vooral het gevecht om rechten voor de Vlaamse minderheid dat de bovenhand hield. Het was voornamelijk langs Franstalige kant dat men zich bekommerde over hoe te leven in de stad.  

BRAL is in 1973 ontstaan, IEB een half jaar later. Toen nog als onderdeel van de confederatie Bond Beter Leefmilieu / Inter-Environnement. Midden jaren 70 is de confederatie ontbonden en zijn de vier federaties hun eigen weg gegaan: Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen, Inter-Environnement Wallonie, Brusselse Raad voor Leefmilieu en Inter-Environnement Bruxelles. ARAU is zelfs nog iets ouder. 

Steyn 

In die periode was er de opmaak van het allereerste Gewestplan, dat uiteindelijk in ‘79 van kracht is gegaan. Het toen nog erg kleine BRAL is dan den boer opgegaan en heeft veel energie gestoken in lokale verenigingen en actiegroepen om het belang uit te leggen van dat Gewestplan en hoe hun omgeving zou kunnen veranderen. 

Kregen de burgers en de verenigingen dan een officieel forum om te kunnen wegen op dat gewestelijk bestemmingsplan? 

Het was nooit zo dat de algemene aanpak van BRAL lineair was ... Er is vaak een wisseling van allianties geweest.

Hilde

Hilde 

Er was een voorloper van de huidige Gewestelijke ontwikkelingscommissie (GOC), met een andere samenstelling, zoals de vakbonden. En daarnaast was er de mogelijkheid om bezwaarschriften in te dienen, wat de Brusselaars massaal deden.  

Steyn 

Eigenlijk een openbaar onderzoek avant la lettre, waarbij BRAL burgers ondersteunde en bij elkaar bracht.  

In die begindagen, de periode van strijd tegen de invalswegen die werden gebouwd, waar wijken voor werden afgebroken, werd er dan meer op straat gekomen? 

Hilde 

Zeker! De strijd om de Noordwijk is daar het sterkste voorbeeld van. Maar elders in Brussel gebeurde gelijkaardige zaken. In het ontwerp gewestplan stond een voorstel om de zuidelijke ring te sluiten doorheen de groene zones van Ukkel. De lokale Nederlandstalige comités waren grote voorstanders, terwijl de Franstaligen hun patrimonium en het groen wilden behouden. BRAL nam het ook op voor de groene ruimtes en is toen zijn Nederlandstalige achterban in Ukkel verloren. 

In veel dossiers heeft de context de richting bepaald. Het was nooit zo dat de algemene aanpak van BRAL lineair was ... Er is vaak een wisseling van allianties geweest.

Picnic the Streets in 2012 was het eerste voorbeeld van de mobilisatiekracht van sociale media.

Hilde

Steyn 

Die tendens zagen we ook eind jaren 90 toen de eerste wijkcontracten werden opgericht, met de aandacht voor leefkwaliteit. Daar speelde BRAL een rol in via officiële participatietrajecten. Tegelijkertijd zag je heel wat ‘Reclaim the City’-acties gebeuren op de Anspachlaan om de publieke ruimte terug op te eisen. Dat zijn twee verschillende rollen die BRAL speelt, op het kruispunt van klassieke inspraakmomenten en de meer actiegedreven manier om standpunten proberen op de agenda te zetten. 

Hilde 

Veel heeft ook te maken met de aanwezige communicatiemiddelen. Zo heeft de opkomst van de sociale media de mobilisatiekracht van organisaties als BRAL sterk verhoogd. Picnic the Streets in 2012 was daarvan het eerste voorbeeld. Mensen konden reageren, wat dan weer anderen aanzette om ook deel te nemen. Begin jaren 80 werd er anders gemobiliseerd. Toen hebben we rond de openbare ruimte een hele campagne gedaan in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Mensen werden de straat op gestuurd met een brochure, een sjabloon van een gekroonde kindervoet en een spuitbus.  De brochure vertelde wat je wettelijk mocht verwachten van een goed trottoir en gaf goede voorbeelden. Deelnemers werden dan uitgenodigd om de slechte situaties te markeren met de gekroonde voet en ons een inventaris door te sturen. Citizen science avant la lettre. Die mobilisatie sprak aan omdat het zo hands-on en in your face is. 

Stedenbouwkundige principes zijn moeilijker, omdat je daarbij op veel langere termijn moet denken, en het is ook een technische en veelal juridische materie. Zelf vond ik het altijd heel boeiend om me te verdiepen in stedenbouwwetgeving: hoe kan je dat instrument creatief gebruiken om te werken aan betere buurten?

 

Klachtofoon van het voetvolk

 

Steyn 

Begin de jaren 2000 zaten we met BRAL op twee sporen, enerzijds in bewoners ondersteunen en actie voeren tegen bepaalde voorstellen en anderszijds lobbyen bij de overheid en bijsturen. BRAL heeft toen besloten om mee in een participatieproces te stappen rond de opmaak van grote stedenbouwkundige plannen. Dat was wel een beetje een game changer. Het was duidelijk dat dat ook op een andere, meer co-creatieve manier kon, met een snellere betrokkenheid van de mensen. Niet eerst een plan bedisselen achter de schermen en dat op tafel leggen tijdens een openbaar onderzoek. Dan moest er bij wijze van spreken enkel nog over de kleur van de stenen worden gediscussieerd. Terwijl het au fond over het programma moest gaan. 

We hebben toen officieel ook de participatie van plannen aan Tour et Taxis en het Rijksadministratief Centrum mee in goede banen proberen leiden. Het was een momentum waar die openheid toen bestond, weliswaar met wisselende successen.  

Hilde 

Voor BRAL was dat een dillemma: “Is dat eigenlijk wel de rol van BRAL? Moeten we niet eerder tot het uiterste gaan en op onze strepen blijven staan en daar radicaal in blijven? Of kiezen we toch wel voor die dialoog en eventuele compromissen?” Wat betreft Tour et Taxis, was de openheid er dankzij de forcing die er voordien gebeurd is op het terrein. Privé-investeerders hadden plannen voor een grote concertzaal: Music City. Het zou het karakter van de wijk drastisch veranderen en het historisch patrimonium moest volledig verdwijnen. Een goede samenwerking tussen verschillende lokale en gewestelijke groepen heeft dit kunnen tegenhouden en tegelijk aan het licht gebracht dat de investeerders niet in staat waren om hun plannen te kunnen realiseren. Dankzij die opening is BRAL mee in het participatietraject kunnen stappen. 

Steyn 

Het kwam de politiek ook wel goed uit in het machtsspel met privé-promotoren. De opstand die er was gekomen, was duidelijk tegen heel slechte plannen. Die hebben ons in een onderhandelingspositie gezet, waardoor we met die nieuwe manier van stadsplanning konden experimenteren.

We hebben die beide wegen, van klassieke tegenbeweging tot samenwerking met de overheden, altijd al bewandeld en BRAL blijft dit nog steeds doen.

Steyn

Hilde 

Aanvullend is de mindere mobilisatie in latere dossiers daarom niet rechtstreeks verbonden met de kwaliteit van de plannen. Als ik bijvoorbeeld aan de Europawijk denk, daar kan je wel stellen dat de plannen niet goed waren. Het dossier is daar zo complex en de belangen zijn zo belangrijk dat het heel moeilijk is om daar een voet tussen de deur te krijgen. Bovendien is mobilisatie er enorm moeilijk omdat je daar veel minder bewoners en grotere politieke belangen hebt. Die internationale insteek speelt duidelijk veel minder in andere grote stadsprojecten. Hier is er zo'n enorme complexiteit dat het ook heel demotiverend is om er zelfs nog maar aan te beginnen. De strijd die daar gevoerd werd was veel meer op juridisch vlak. In de Europawijk is zeker geschiedenis geschreven: rechtszaken, ongewone allianties met de prive-sector om zaken gedaan te krijgen. Maar ook bezettingen en heel veel overleg en commissies. 

Als BRAL moet je in de wijk een heel andere rol gaan spelen dan bijvoorbeeld in het dossier van Tour et Taxis. Was dat trouwens het eerste grote dossier waar je op hebt gewerkt ? 

Steyn 

Ja klopt. Bij Tour et Taxis zaten we eerst mee aan tafel, in het kader van de wijkcontracten. We hebben heel veel lokale kennis opgedaan op het terrein, ook ten tijde van het protest tegen de vroegere plannen. Daarna zijn we opnieuw in een officieel proces gestapt, waar je kan spreken over een goede samenwerking met de verschillende overheden, hoe ingewikkeld en tumultueus dat soms was. Er was een zekere erkenning over het geleverde werk en de manier waarop er toch gewogen is op het beleid en de beslissingsvorming. De mensen uit de wijk werden vooraf ook betrokken en het programma werd in samenwerking met de bewoners opgesteld. Al blijven we uiteraard terecht teleurgesteld dat er zo weinig betaalbaar wonen werd gecreëerd op de site. 

Hilde 

Dat lukte duidelijk niet voor alle grote stadsprojecten ... 

Steyn 

Inderdaad. Bij de Josaphatsite zijn we al heel snel in een klassieke tegenbeweging terechtgekomen, met ons Manifesto Plan B. We hebben toen een groot consortium van buurtbewoners en groeperingen rond ons verzameld, samen met Natagora en diverse partners, om alternatieven te gaan voorstellen tegen een bestaand masterplan. Om dan opnieuw te kunnen wegen op die politieke agenda. 

We hebben die beide wegen, van klassieke tegenbeweging tot samenwerking met de overheden, altijd al bewandeld en BRAL blijft dit nog steeds doen. Soms trekken wij dossiers als burgerbeweging en soms zijn het de burgers die mee het voortouw nemen. Als burgers daar zoveel energie in steken, kunnen wij steunen of bijstaan en meer op de achtergrond werken zodat we die mensen kunnen laten schitteren. En dat hebben we dan ook vaak gedaan. Belangrijk, mede dankzij de Josaphatsite, is die extra gevoeligheid voor natuurwaarden, het ecologische netwerk in de stad en het belang van groen in de stad.

Dat is wat BRAL kan blijven doen de komende vijftig jaar, het enthousiasme capteren en een bredere basis geven, met de kennis die we hier hebben opgebouwd.

Steyn

Waar BRAL ook echt heel actief in is geweest, zijn de wijkcontracten. 

Hilde 

Eerst waren er de ‘Quartiers d’initiatives’, die probeerden een antwoord te formuleren op de rellen en de structurele problemen in bepaalde wijken, waaronder Kuregem en Molenbeek. De focus lag in eerste instantie op de openbare ruimte en de tewerkstelling. Dat is nadien verder geëvolueerd tot de wijkcontracten, met ruime subsidies voor bouwprojecten. 

Steyn 

Vanuit de wijken werd hard gestreden om de leefbaarheid van de stad weer vooraan op de agenda te plaatsen. 

Hilde 

De wijkcontracten waren een voorbeeld van een top-down initiatief om daaraan tegemoet te komen. Zoals het wel meer gebeurde, een model gekopieerd uit Frankrijk. 

Steyn 

BRAL heeft in die periode eveneens mee de agenda kunnen bepalen en mee aan de kar getrokken, zoals in Sint-Joost, eerder een voorloper van de stadsvernieuwingscontracten. 

Hilde 

Dat klopt. Toen ik bij BRAL begon, werkte BRAL gedecentraliseerd en lokaal bijna als een soort buurtwerk, mijn standplaats was Haren met het project Chiconville. Collega’s zaten onder meer in Vorst, Molenbeek, Boudewijnpark Jette en zelfs toen al in Sint-Joost. Door de precaire subsidiëring konden we geen garantie geven voor een langdurige aanwezigheid op het terrein. De toenmalige raad van bestuur besliste om die terreinwerking te stoppen en meer een tweedelijnsfunctie op te nemen.  

En dat spanningsveld is een constante geweest in de BRAL-werking, van een meer lokale werking tot wat meer afstand nemen en het globale plaatje bekijken. Het lokale aspect is vandaag misschien minder belangrijk geworden. Mensen vinden elkaar meer rond een gemeenschappelijke bezorgdheid, dan wel omdat ze in elkaars buurt wonen. Meer thematisch, zoals het project rond de zuivere lucht of rond mobiliteit. Er is nog wel betrokkenheid met bewoners en burgers, maar daarom niet wijkgericht. 

Steyn 

Aansluitend op daarnet, de komst van het internet en andere technologieën heeft een thematische werking en de mobilisatie over heel het gewest en daarbuiten makkelijker gemaakt. Op regionaal en thematisch niveau is het makkelijker om een grote groep geïnteresseerd te houden omdat er vaak nieuwe uitdagingen zijn. Maar op heel lokaal niveau ligt dat anders, bijvoorbeeld de effecten van de verbrandingsoven in Neder-Over-Heembeek. Dat zijn heel concrete bedreigingen. 

Een groot struikelpunt hierbij is de tijd. Wanneer de oplossing niet snel genoeg komt, of de urgentie voorbij is of lijkt, blijft het moeilijk om er op lokaal niveau die schwung in te houden. 

Hilde 

Het is vaak het enthousiasme en de bereidheid om daar verder iets aan te doen dat telt. 

Steyn 

Dat is wat BRAL kan blijven doen de komende vijftig jaar, het enthousiasme capteren en een bredere basis geven, met de kennis die we hier hebben opgebouwd.