Faire collectif à Bruxelles , l’initiative citoyenne et l’expérience «CitizenDev» - Assembler des " briques méthodos "

01/09/2020
Aperçu InventaireMamanWalckiers.jpg
Aperçu TayebLocal.jpg

Trois ans d’expérimentation avec l’approche Asset-Based Community Development ABCD à Bruxelles n’ont pas été un trajet linéaire. C’était une aventure que nous avons vécue dans chacune de nos trois communautés à différentes sauces. Tantôt une certaine étape devient le pilier de l’action, sur laquelle repose la suite ; tantôt cette même étape s'emboîte dans des démarches déjà entamées préalablement. Certaines étapes se succèdent, d’autres s’enchevêtrent ou se répondent. Les choses se construisent peu à peu, comme dans un jeu de construction Lego. Aucune brique est révolutionnaire en soit mais chaque brique a son importance, son utilité. Assemblées, ces différentes pièces peuvent former une maison, un magasin, un château… une nouvelle manière de développer la ville. Il n’y a pas de meilleures manières que d’autres, ce sont des productions différentes, aux utilités et fonctions différentes. L’analogie est facilement transposable à l’action communautaire. Nous allons vous présenter ces différentes briques, toutes utilisées dans le cadre de CitizenDev.

Hoofdstuk 2.

“Bouwstenen” voor de opkomst en instandhouding van een cultuur van burgerinitiatief

Een heel parcours: dat waren de drie jaar waarin we in Brussel experimenteerden met Asset-Based Community Development (ABCD). Het was een avontuur dat we beleefden met onze drie uiteenlopende gemeenschappen. Nu eens groeit een bepaalde etappe uit tot de basis van een actie, dan weer past diezelfde etappe in eerder gezette stappen. Bepaalde etappes volgen elkaar op, andere raken in elkaar verstrikt of vullen elkaar aan. Beetje bij beetje worden dingen opgebouwd, net zoals bij een legoconstructie. Geen enkel blokje is op zichzelf revolutionair, maar ieder blokje heeft zijn nut. Eens samengesteld kunnen de verschillende stukken een huis, een winkel, een kasteel … vormen, een nieuwe manier om de stad te ontwikkelen. De ene methode is niet beter dan de andere, ze zijn verschillend en hebben uiteenlopende doelen en functies. De overeenkomsten met socio-cultureel werk komen duidelijk naar voren. Hier stellen we alle bouwstenen die gebruikt werden in het kader van CitizenDev voor.

Bouwsteen 1 - Erkenning en waardering

De ABCD-aanpak gaat uit van de ‘troeven’ en ‘competenties’ van de leden van een buurt of gemeenschap. De communicatie en de visie zijn optimistisch: ‘het glas is eerder halfvol dan halfleeg’.

Het CitizenDev-project gaat bij de drie living labs eerst op zoek naar de troeven en competenties, op verschillende manieren om zich aan te passen aan het publiek, de bestaande netwerken en de beschikbare middelen. Al snel stellen de werknemers van EVA Bxl en de CLTB vast dat de begrippen ‘troef’ en zelfs ‘droom’, die eigen zijn aan de ABCD-woordenschat, sommige personen doen dichtklappen die mogelijk geïnteresseerd zouden zijn in het project. Daardoor nemen personen uit volksbuurten, die vaak te maken krijgen met moeilijkheden en gebreken, misschien niet deel. Een terreinwerkster doet het verhaal:

“Wanneer we het hebben over verlangens en dromen, lopen de mensen weg! Ze kijken me aan met een ironische blik: ‘Wil je mijn droom waarmaken? Betekent dat dat je een job gaat vinden voor mij?’ En als het niet een job is, dan wel een woning of een lief.”

We stellen dus vast dat een deel van de betrokken bewoners het niet gewend is om over zijn ‘dromen en verlangens’ te praten, laat staan zichzelf te zien als persoon met ‘capaciteiten’ voor de wijk. Het begrip verlangen is bovendien niet intrinsiek verbonden met het concept van een troef: je kunt iets willen doen zonder daar per se de vaardigheden voor te hebben of zonder dat te weten. De vaardigheden kunnen ook tijdens de werkzaamheden naar boven komen, ondersteund door de groep en ter aanvulling van die van de andere leden.

Door die vaststelling zijn we soepel omgesprongen met de methode. De werknemers passen zich telkens aan aan de persoon die ze ontmoeten, passen hun taalgebruik aan en nemen hun tijd. Zoals steeds bij gemeenschapswerk ontstaat er na een aantal ontmoetingen een band en komen de kwaliteiten, motivatie en wensen van de personen voor de buurt naar boven …

De woordenschat wordt dan wel aangepast, maar de begrippen ‘knowhow’ of ‘bijdrage’ worden daarom niet volledig achterwege gelaten in de Brabantwijk of de CLTB. Soms worden ze op een informelere manier verzameld. Tijdens een Metalab verklaart een lid van het Team van het Wijklokaal het volgende over de ABCD-methode:

“Het gebeurde niet formeel, maar het gebeurde wel. (…) Wanneer de werkneemsters personen opzochten, vroegen ze naar de vaardigheden, dus zo deden we het. Wanneer we contact hadden met personen, gebeurde dat zelfs zonder dat ik de methode kende. Wanneer iemand naar het Lokaal kwam, vroeg ik meteen: ‘Als je ons wilt helpen: waar ben je goed in?’.”

In Matonge verliep het anders. De werknemers gebruikten hier wel de begrippen ‘troeven’, ‘knowhow’ en ‘dromen’ tijdens hun project – met onder andere het ‘Monument van de troeven’ waar aan gewerkt wordt. Deze aanpak lijkt door het publiek van de Sub-Saharaanse gemeenschap enthousiast onthaald te worden. Een contactpersoon en verbinder van het eerste uur zegt het als volgt:

“België heeft een plicht ten aanzien van onze gemeenschap: het moet de mensen betrekken die onderaan bengelen en hun manier van praten, doen en leven valoriseren, hun een waarde geven. (…) Hen op die manier begeleiden zou nuttig zijn.”

Een andere verbinder en drager van een festival rond Afrikaanse spelen ontstaan bij CitizenDev legt uit dat niet (alleen) hij als persoon waardering nodig heeft, maar heel zijn gemeenschap. Wanneer de werknemer van BRAL hem vraagt of hij niet recht op een burn-out afstevent omdat hij zo veel werkt, antwoordt hij:

“Ja, maar ik wil zo graag dat het festival een succes wordt! Als er weinig volk opdaagt, zullen de mensen al snel zeggen: ‘Zie je wel, het wordt georganiseerd door Afrikanen!’.”

Een eigenschap van de ABCD-aanpak die tijdens het hele project behouden werd, is dat directe vragen stellen (“wat is jouw knowhow?”) soms te beangstigend is en contraproductief werkt. Enthousiast communiceren en duidelijk maken dat iedereen kan helpen, waarbij de mensen gemotiveerd worden om zich in te zetten, dat werkt bij al onze doelgroepen. Waardering tonen voor ieders bijdrage is een van de sleutels van een stimulerende aanpak. Het succes van het ‘Team’ van het living lab Brabant is bijvoorbeeld dat er een netwerk is ontstaan dat symbolische waardering geeft. Deze inwoonster van de Brabantwijk vertelt over een ander lid dat erg betrokken is bij het Team van het Wijklokaal:

“Ze heeft me veel energie gegeven want ik was een beetje zwak. Ze zei tegen mij ‘Jij, jij kunt heel goed praten met mensen’.”

Die eigenschap duidt op een echte convergentie tussen alle deelnemers aan het project. Aan de hand van de ervaringen met het Wijklokaal zien we een constante: het enthousiaste discours van de medewerkers, de bezoekjes van de bewoners tijdens de renovatie van het Lokaal … Dat informele aspect omvat meer sociale dan professionele vaardigheden. De methode is gebaseerd op ontmoetingen en relaties tussen personen, of ze nu inwoners of werknemers zijn. Het menselijke contact speelt een sleutelrol.

Bouwsteen 2 - Inventaris van de troeven

De inventaris van de troeven, de tweede methodologische bouwsteen van CitizenDev, heeft als voornaamste doel de middelen van de gemeenschap op te lijsten, net als de dromen en verlangens voor deze gemeenschap. Maar naast die opsomming is de ambitie van de inventaris ook en vooral om banden en relaties te bevorderen tussen verschillende personen, projecten of buurtorganisaties.

Er zijn meerdere soorten troeven: de vaardigheden en dromen van de bewoners en van de lokale verenigingen en de fysieke middelen (een plaats, tools, enz.). Dankzij de inventaris worden personen samengebracht rond gemeenschappelijke of elkaar aanvullende interesses en worden lokale mogelijkheden op het vlak van initiatieven of middelen opengesteld. ABCD streeft ernaar het potentieel van eenieder in het collectief te valoriseren, banden tussen de individuen te scheppen en de individuen een zekere controle te geven over de zaken die hen rechtstreeks aanbelangen.

Op het vlak van de tools die gebruikt worden om de troeven te verzamelen, schrijft de traditionele ABCD-literatuur voor om de inventaris samen te stellen op basis van een interviewrooster ter ondersteuning om andere personen uit de wijk te interviewen over hun troeven, de middelen van de wijk en hun wensen. De drie living labs hebben een poging gedaan en een gemeenschappelijk rooster opgemaakt, dat ze elk licht gewijzigd hebben naargelang hun context. Tegelijkertijd worden informele ontmoetingen georganiseerd (op strategische plaatsen in de wijk, tijdens specifieke events van de CLTB), net als formelere uitwisselingen met de reeds samengestelde groepen (een vereniging van handelaars in Matonge, een projectgroep van inwoners van de CLTB, een activiteit bij BilobaHuis in de Brabantwijk, enz.). Tijdens die ontmoetingen worden er verschillende tools gebruikt, gekozen en aangepast naargelang de context en het publiek, zoals ‘photolangages’, een Wafelbank[1], het in kaart brengen van de troeven, een troevenradio, een troevenkrant, een caravan in de openbare ruimte, enz.

Ieder living lab gebruikt de tools op een andere manier. De CLTB gebruikt het formele rooster bij tientallen interviews voordat het versoepeld wordt. Die individuele ontmoetingen zijn belangrijk om een publiek te bereiken dat normaal niet deelneemt aan de groepsactiviteiten van de CLTB (AV, opleidingen, rommelmarkt …) of die weinig spreken voor publiek of moeilijkheden hebben met het Frans. Zo wordt de band tussen de leden en de vereniging versterkt, worden concrete vragen over huisvesting beantwoord en is er een beter zicht op welke leden, die we minder vaak zien, ingeschreven zijn.

Bij de CLTB en in Matonge worden er ten slotte tussen 200 en 300 interviews elk afgenomen, waarbij telkens de vaardigheden van de personen worden genoteerd. In de Brabantwijk gebeurt het inventariseren op een informele manier.

Een andere moeilijke ambitie van de traditionele ABCD-inventaris is dat de lijst niet statisch moet zijn, maar mettertijd moet evolueren. De methode is er namelijk op gericht om de inventaris tijdens het volledige experiment aan te vullen (of zelfs langer, indien de dynamiek verder gezet zou worden). In ons geval start de inventaris wel degelijk bij het begin van het CitizenDev-project, maar wordt hij niet tot het einde aangevuld. Hij wordt uiteindelijk vooral als database gebruikt, zodat de werknemers mensen opnieuw kunnen contacteren en samenbrengen rond hun troeven/wensen.

Hoewel de ABCD-aanpak voorschrijft dat de actoren zelf zich de inventaris moeten eigen maken, stellen we in de drie living labs vast dat enkel de werknemers zich de inventaris eigen maken. Ten eerste zijn het vooral de werknemers die mensen opzoeken in de wijk om hun middelen en wensen te verzamelen. Ten tweede zijn het vooral zij die een totaalbeeld hebben van welke personen ontmoet werden, die iedereen ontmoeten, die een synthese maken en die voorstellen om groepjes te maken per thema/werkgroep.

In Matonge stelt BRAL een klein fiche ‘troeven en dromen’ voor zodat de verbinders zelf een inventaris kunnen maken. De fiche is een ‘light’ versie van de vragenlijst die je gemakkelijk in je zak kunt steken en snel kunt invullen. De fiche wordt tijdens enkele gezellige samenkomsten gebruikt en wordt enthousiast onthaald door de verbinders. Maar ook de fiche wordt niet echt gebruikt. De partner van het Wijkcontract heeft hem nooit goedgekeurd en dat remt BRAL om hem daadwerkelijk te verspreiden in de buurt en een netwerk van brievenbussen op te zetten waar de fiche ingevuld achtergelaten kan worden zoals bij verenigingen of winkels. Daardoor is de toe-eigening van de inventaris door de burgers maar beperkt.

De mogelijkheid om die databases toegankelijk te maken voor de buurtbewoners zodat ze zelf op zoek gaan naar mogelijke relaties in hun buurt wordt uitgebreid besproken. Twee moeilijkheden verhinderden dat: de bescherming van de privacy en de uitdaging om de database actueel te houden, wat niet prioritair was (ten opzichte van de concrete acties die we wilden lanceren). Mettertijd worden de ontmoetingen om de inventaris aan te vullen door tijdsgebrek vanzelf vervangen door de begeleiding van burgerinitiatieven die op touw gezet worden. Dat tijdsaspect is op twee vlakken erg belangrijk: enerzijds de tijd die nodig is om de troeven in kaart te brengen en anderzijds de snelle nood aan acties van de personen die aan het begin ontmoet werden (waarbovenop de subsidiërende overheid ook waarneembare, meetbare resultaten verwacht).

Eenmaal de burgerinitiatieven toenemen, stellen we vast dat de dynamiek in onze gemeenschappen een ‘sneeuwbaleffect’ heeft. De bijdragen van de burgers stimuleren andere burgers om zich ook in te zetten, meer dan hetgeen de werknemers kunnen bereiken als ze alleen zouden werken aan de mobilisatie en samenwerkingen. Daardoor wordt een inventaris minder noodzakelijk. Na twee jaar living lab in Matonge stapt iemand naar BRAL toe omdat hij de initiatieven zag van andere personen en zelf ook iets wil doen. Een handelaar uit de wijk brengt een groep bij elkaar om een solidaire kerstavond te organiseren voor de daklozen in de kerstperiode. Ze werken zelfstandig maar noemen hun initiatief ‘Connect Matongé[2]’.

Bouwsteen 3 - De plek

De ABCD-aanpak werd ontworpen rond het idee van een gemeenschap op eenzelfde grondgebied. CitizenDev wilde nagaan of die aanpak ook een burgerdynamiek op gang kon brengen bij een vereniging zoals de CLTB, waarvan de leden verspreid in Brussel wonen. Onze ervaringen tonen aan dat dat niet zo eenvoudig is. Het is een uitdaging op het vlak van de toegankelijkheid voor de leden (de afstand tussen de plaats van de activiteit en hun woonplaats weerhoudt sommige deelnemers), van de beschikbaarheid van aangepaste lokalen om de activiteiten op poten te zetten en van de lokale verankering van de acties, gelinkt met het naburige publiek. Die uitdagingen beïnvloeden het voortbestaan van de dynamiek op de lange termijn.

Een essentiële troef is om over een ruimte te beschikken om samen te komen. In de Brabantwijk zorgt het Lokaal voor een dynamiek, voor het organiseren van tal van activiteiten en voor samenkomsten (zie het portret van het Team). Bij de CLTB en in Matonge daarentegen bemoeilijkt de afwezigheid van een gemakkelijk beschikbaar en toegankelijk lokaal het netwerken. De verbinders in Matonge uiten al snel hun droom om meer gebruik te kunnen maken van de infrastructuur van de vzw Kuumba[3], het Vlaams-Afrikaans Huis, als middelpunt en katalysator van de burgerdynamiek. Die droom proberen we in overleg met de directie te verenigen met het beheer van de vzw. De CLTB ontvangt van zijn kant activiteiten in zijn bureaus zoals conversatietafels, kookworkshops of opleidingen rond zachte mobiliteit, soms ten koste van het comfort van de werknemers met hun beperkte ruimtes die niet voorzien zijn op zo veel passage. Gelukkig doet de kans zich voor om een leeg gebouw dat gerenoveerd moet worden beschikbaar te stellen. Sinds mei 2019 kunnen de leden een aantal delen van het gebouw Pastoor Cuylits tijdelijk gebruiken, waardoor een nieuwe dynamiek op gang komt.

Bouwsteen 4 - Vrije keuze van thema’s

Om in lijn te liggen met de centrale concepten van de valorisatie van de troeven en het zelfbestuur, is het belangrijk dat de bewoners carte blanche krijgen voor de keuze van de thema’s waar ze aan willen werken. Een dergelijke vrije keuze van thema’s is een luxe die heel wat gemeenschapswerkers of ambtenaren niet hebben in hun relatie met burgerinitiatieven of bij het begeleiden van participatieve processen. Vaak hebben de lokale verenigingen, buurthuizen en overheidsprogramma’s vooraf bepaalde thema’s die hun project beperken aangezien ze de bewoners moeten mobiliseren voor die projecten.

Onze experimenten tonen aan dat de burgers een brede waaier aan thema’s aansnijden wanneer we zonder voorrechten werken aan de plaatselijke ontwikkeling: sociale cohesie, cultuur, hergebruik van kledij, lokale economie, vergroening, conversaties in het Frans, het aanleren van talen …

Die vrijheid is soms beangstigend of uitputtend, zowel voor de werknemers die voor begeleiding zorgen, als voor de deelnemers die te veel belast worden of die verdwaald zijn in het soms vage labyrint. Na bijna twee jaar experimenteren met die vrijheid, heeft de CLTB, samen met de verbinders, beslist om te focussen op de missies van de CLTB, zoals de relaties tussen de leden bevorderen. Daarop gaat het initiatief ‘Gym voor senioren’ zelfstandig verder, want in werkelijkheid zijn weinig leden van de CLTB senioren (de kandidaat-kopers krijgen vanaf een zekere leeftijd geen enkele lening om de aankoop van vastgoed te financieren). Daardoor wordt er afstand genomen van de ABCD-aanpak en wordt er meer aandacht besteed aan de uitdagingen van het living lab en de eigen missies: een vereniging die ‘haar gemeenschap wil versterken’ en woningen wil aanbieden, ingebed in een wijkdynamiek.

Bouwsteen 5 - Verbinden

De ABCD-aanpak heeft als doel een grotere horizontale solidariteit te creëren en de gemeenschappen te stimuleren en te verstevigen. De gemeenschapswerker moet burgers zoeken die mensen met elkaar in contact brengen, die ‘verbinden’. Na enkele interviews ontstaan er al snel enkele intuïtieve, spontane verbindingen waarbij een persoon in contact wordt gebracht met iemand die hem of haar zou kunnen helpen. Al van bij het begin van het project was de nood aan die verbindingen zichtbaar: een groep zoekt een lokaal en de werknemer brengt hem in contact met een vereniging, of een collectief heeft een project met bloembakken en de werknemer kent iemand die goed is in houtbewerking. Mettertijd doken ook andere, ‘complexere’ verbindingen op: de werknemers nodigen personen uit die ze ontmoet en ‘geïnventariseerd’ hebben voor brainstormsessies over de gemeenschappelijke doelen en dromen. In Matonge vinden drie grote brainstormsessies plaats, over de valorisatie van het Afrikaanse karakter van de wijk, over het milieu en de openbare ruimte en ten slotte over artistieke activiteiten over de troeven van de wijk. Dat zijn telkens verbindingsmomenten.

De verbindingen maken dus volwaardig deel uit van het proces. Het zijn niet enkel de werknemers die die taak uitvoeren. Een ‘verbinder’ is een persoon die personen, groepen en plaatsen verbindt (die als de middelen van een wijk of een gemeenschap beschouwd worden). De verbinders worden zelf samengebracht rond een ‘Tafel van verbinders’ of ‘Table des Connecteurs’, een soort stuurgroep. Daarmee hebben we uiteraard het warm water niet uitgevonden; we hebben de rol van verbinder van bepaalde personen versterkt en aangemoedigd om een dynamiek van verbindingen, een cultuur van wederzijdse hulp en samenwerkingen in een wijk of gemeenschap, in de hand te werken.

“Communicatie via flyers, dat werkt niet in Matonge. Ik woon er al 28 jaar en wij praten met elkaar, ontmoeten elkaar, drinken samen iets. Zo verloopt de communicatie hier. We zijn hier nu met 20, het volstaat dat we ons verspreiden, gaan aanbellen …” (een handelaar uit de wijk, die het collectief Connect Matonge oprichtte)

In het living lab Brabant zijn de personen die het meest aanwezig zijn in het Wijklokaal echte ‘verbinders’. Ze zijn elk op hun beurt een ‘referentiepunt’ voor bepaalde buurtbewoners. Die komen dan langs wanneer ze weten dat de persoon met wie ze een sterke band hebben, aanwezig is. Ze verbinden, bouwen relaties op, brengen mensen samen rond formele en informele activiteiten. Zo ontstaat stilaan een netwerk van kleine solidariteit tussen de personen die het Lokaal regelmatig bezoeken, dat de meest actieve personen en personen uit een tweede cirkel omvat. Ze helpen elkaar. Wanneer iemand ziek is, vragen de anderen hoe het gaat, wisselen ze elkaar af om eten te brengen, zoals soep die hij/zij graag lust, een van zijn/haar specialiteiten … Ze houden rekening met elkaars verplichtingen, vervangen elkaar indien nodig …

Naast de verbinders zijn er nog tal van personen die zich op uiteenlopende manieren en niveaus inzetten. De burgers die deelnemen aan het CitizenDev-project, hetzij leden van een vereniging zoals de CLTB, hetzij leden van een culturele gemeenschap in Matonge, hetzij bewoners van de Brabantwijk, zijn niet allemaal op dezelfde manier betrokken. Er zijn bewoners die zich inzetten voor de volledige dynamiek van het living lab of zelfs voor het actieonderzoek. Zij zijn de verbinders, de drijvende krachten achter het project. Hun acties vormen de basis voor de collectieven. Andere personen geven zich 200% voor hun burgerinitiatief, zonder deel te nemen aan de andere ontwikkelingen binnen CitizenDev. Een andere groep neemt slechts af en toe deel of is er alleen bij tijdens specifieke events. Ten slotte zijn er ook de begunstigden van de initiatieven: de kinderen van de huiswerkschool, de personen die leren fietsen, de gasten van de gastentafels. We proberen desondanks om ze telkens te stimuleren om niet enkel begunstigden te zijn, maar ook actoren.

Een juister beeld om de netwerken te omschrijven die ontstaan in onze living labs in plaats van het concept van ‘collectieven’, zou een spreeuwenwolk in volle vlucht kunnen zijn. Het begrip ‘collectief’ verwijst namelijk meestal naar een vaste, onveranderlijke groep, terwijl onze groepen eerder continu evolueren, in wisselwerking staan en samenkomen en uiteengaan … net als een vlucht spreeuwen. Vanop een afstand zou je kunnen denken dat het een ongeordend allegaartje is, maar het werkt en levert iets op. Naar het voorbeeld van die spreeuwenwolken zijn onze netwerken landschappen van personen die komen en gaan, die elkaar kennen of elkaar voor het eerst ontmoeten tijdens de activiteiten van CitizenDev en die her en der proberen te helpen. Tijdens de renovatie van het Wijklokaal was Yves het aanspreekpunt, maar vele personen zijn langsgekomen, staken een handje toe of brachten iets mee, en gingen verder. In Matonge nemen sommige projectdragers deel aan de ontmoetingen en dynamieken van andere collectieven.

Uiteraard is elke categorisering of omschrijving beperkend. Ze gelden niet continu, noch voor alle initiatieven of de drie living labs tegelijk. Maar het beeld van de wolk geeft weer dat de intensiteit van het engagement kan variëren naargelang de activiteiten en de groepen die ze ondersteunen. Soms wordt de specialisatie ondersteund door alle teamleden over alle ‘collectieven’ heen (Brabant). Soms echter geeft de initiatiefnemer het uitgeput op door een gebrek aan opvolging. Meerdere activiteiten worden zo na een tijdje stopgezet. Op een bepaald ogenblik lijkt ook de kookworkshop, die later de Green Canteen is geworden, niet toekomstbestendig te zijn. De initiatiefneemster vertelt:

“We hebben werk gemaakt van de kookworkshop in een lokaal in de Graystraat. We waren echt enthousiast in het begin, maakten heerlijke Marokkaanse couscous. Maar dan opeens bleef ik alleen over! Nu is er toch hoop dat het opnieuw op gang komt.”

Het engagement van de eerste cirkel kan qua intensiteit ook variëren naargelang de collectieve dynamiek die ontstaat. Sommige collectieven draaien vierkant omdat de initiatiefnemer geen rekening houdt met het collectief of de spelregels voor het collectieve overlegproces niet naleeft. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een van de projecten in Matonge, ook al is het doel ervan culturele erkenning.

De verbinders bezitten allemaal uiteenlopende en complementaire vaardigheden die ze ten dienste stellen van het collectief. Tijdens de renovatie van het Wijklokaal zet een deel zich in voor het opknapwerk, terwijl anderen liever deelnemen aan de vergaderingen. Iedereen kiest naargelang zijn eigen voorkeuren. De vaardigheden moeten verschillend zijn opdat de collectieven werken en kunnen overleven. Het Team (Brabant) is divers, polyvalent, meertalig en ieder heeft zijn specialiteiten. Zo kan het Team een beroep doen op manuele, organisatorische, administratieve, taalkundige en intellectuele vaardigheden en stap voor stap het beheer van het Wijklokaal met verschillende activiteiten garanderen. Bij de Green Canteen wordt de initiatiefneemster nu bijgestaan door andere vrouwen die verschillende vaardigheden bezitten: boekhouding, administratie, FAVV-normen … De organisatorische vaardigheden worden ten dienste gesteld van de technische vaardigheden. Iedereen doet wat hij kan en omdat het om vrijwilligerswerk gaat, wordt ieders bijdrage gewaardeerd. Naast die vaardigheden is het kennen van de wijk en er geleefd hebben een essentiële praktische vaardigheid.

De onderlinge steun tussen de verbinders is bovendien belangrijk om de motivatie op peil te houden. De initiatieven blijven voortbestaan dankzij enkele sterke persoonlijkheden in de eerste cirkel die heel wat verantwoordelijkheden op zich nemen. De vraag die velen verontrust is wat er zal gebeuren wanneer een verbinder het project zal verlaten.

De rol van de professionele begeleider van de verbinders is vaak bepalend, zowel om hen te vinden, samen te brengen en te motiveren, als om ze langzamerhand los te laten. In dat geval treedt de begeleider op als facilitator voor het oprichten en versterken van de burgercollectieven, als startpunt en centrale spil. Hij moet zijn gedrag aanpassen in functie van de gemeenschap en de buurt. Het is een broos evenwicht: de werknemer moet zich kunnen binden, maar de initiatieven ook kunnen loslaten wanneer ze zonder hem kunnen voortbestaan. Begeleider zijn is een vak. Wij vinden dat de aanpassing van het maatschappelijk gemeenschapswerk, in de sterke zin van het woord, bevorderd moet worden door de troeven van mensen en ‘les centralités populaires’[4] te valoriseren en zelfbestuur te stimuleren.

Bouwsteen 6 - Zelfbeheer

Een van de sleutelelementen van de ABCD-aanpak is zelfbestuur. De ABCD-filosofie is volledig gebaseerd op de hypothese dat de gemeenschappen zelf de actoren en producenten moeten zijn van hun eigen welzijn en geen consumenten van diensten die worden aangeboden door de overheid of externe experts.

De ABCD-literatuur vermeldt in werkelijkheid amper de overheid. Die visie wordt bovendien soms afgedaan als neoliberaal en een pleidooi voor de onttrekking van verantwoordelijkheid van de staat, die dan vervangen zou worden door zelfbestuur. Wij delen die Angelsaksische visie niet; met het laatste Metalab en het bezoek/de rondetafel pleiten we voor een cocreatie van de lokale ontwikkeling tussen de overheid, de verenigingen en de burgers. Om burgerinitiatieven te kunnen stimuleren, is zelfbestuur voor bepaalde activiteiten volgens ons wel essentieel. Voor de drie living labs is het duidelijk dat het vermogen binnen een gemeenschap om oplossingen uit te werken die beantwoorden aan hun eigen uitdagingen samengaat met de toe-eigening van de instrumenten door de burgers om zelf hun leefomgeving of de beslissingsprocessen die ermee samenhangen mee vorm te geven.

Onverwachte omstandigheden kunnen die autonomie versnellen. In de Brabantwijk is er bijvoorbeeld nog steeds meer autonomie dan oorspronkelijk gepland door de langdurige afwezigheid om gezondheidsredenen van de werknemers. De verbinders mobiliseren zich en stellen alles in het werk om de activiteiten verder te zetten, permanenties te voorzien, en de bewoners aan te trekken. Ze doen veel, soms te veel, en offeren hun vrije tijd op.

“In het begin waren we te ijverig. We waren de hele dag in het Lokaal. En ja, dat gaat niet … We mogen ons eigen leven niet uit het oog verliezen, dus we hebben gezegd: dit kan niet meer.” (lid van het Team)

We moeten gaandeweg experimenteren met zelfbestuur, wanneer we bepaalde thema’s behandelen of activiteiten organiseren, in bepaalde omstandigheden.

In de Brabantwijk leren ze al doende, in de praktijk, en door te experimenteren hoe zelfbestuur werkt. Het is niet altijd eenvoudig om een de middenweg te vinden tussen ondersteuning en autonomie, noch voor de werknemers, noch voor het team vrijwilligers. Wanneer de eerste werkneemster in september terugkeert na een lange afwezigheid, moet ze opnieuw een plaats krijgen en moet zij opnieuw haar draai vinden. Het team vrijwilligers verwacht van haar dat ze opnieuw de formele vergaderingen organiseert, die tot dan toe georganiseerd werden door de werknemers. Maar die verwachting is impliciet. Iedereen tast af, wil niets opleggen en durft bepaalde dingen soms niet te vragen. Dan volgt een overgangsperiode. De verbinders waren een tijdje autonoom, maar hangen nu op bepaalde vlakken opnieuw af van EVA Bxl. Ze verwachten van de werknemers dat ze vergaderingen organiseren, en wachten bijgevolg ook op die vergaderingen om gezamenlijke beslissingen te kunnen nemen over die activiteiten (jaarlijks feest, doortocht van studenten in de wijk, schappen voor de kledingbeurs, enz.). Ze beslisten om samen de kwestie van de autonomie aan te pakken, en zo verdwenen bepaalde spanningen en kwam er een nieuw evenwicht. Het feit dat de coördinatrice van EVA Bxl zelf de eerste werkvergaderingen over dat onderwerp heeft begeleid, wordt positief onthaald, ook al blijven sommige dingen vaag. Langzamerhand en vooral op het einde van het project bereidt het Team zich voor om het initiatief met zijn eigen middelen verder te zetten.

De begeleider van de Green Canteen (CLTB) wordt voor een korte termijn aangenomen met als voornaamste doel de groep te consolideren. Hij zegt vaak tegen de vrouwen: “Dat is het soort zaken dat jullie zelf moeten doen. Wat gaan jullie doen wanneer ik er niet meer ben?”. Het gaat dan om het contacteren van organisaties die over een uitgeruste keuken beschikken, het formuleren van een eerste voorstel voor een flyer om bekender te worden, of het inschatten van hoeveel personen een gastentafel moet tellen om rendabel te zijn. Voor dergelijke zaken zet de begeleider de groep aan om zelf oplossingen te zoeken. Hij ondersteunt hen, helpt hen met de administratie en boekhouding, maar is er niet per se om al hun vragen te beantwoorden of het project in hun plaats op poten te zetten.

In Matonge beginnen de werknemers, met het oog op zelfstandigheid, de taken voor het beheer van de Tafel van Verbinders al snel te delen met de verbinders. Tijdens het eerste jaar zorgden de werknemers voor de agenda, zaten zij de vergadering voor, gaven ze informatie en stelden ze het verslag op. Later nemen de verbinders die rol echter over: ze modereren de vergaderingen, noteren de conclusies op grote papieren, beheren de tijd … In de zomer van 2018 nam de Tafel van Verbinders ook zijn rol op van stuurgroep van het living lab door een voorstel te doen voor het reglement voor het participatieve budget (PB) van het Wijkcontract dat de financiering van de burgerinitiatieven zou bepalen.

Helaas konden we die toe-eigening niet verderzetten. Onze partner, verantwoordelijk voor het PDCA-project van het Duurzaam Wijkcontract Atheneum, geeft na de opstart aan dat voor hen het ‘professionele beheer’ van het project de overhand heeft op de toe-eigening van het proces door de burgers en de valorisatie van ieders talent. Bijgevolg nemen de professionals de coördinatie van de vergaderingen opnieuw over na enkele pogingen om de taken te verdelen tussen de werknemers en de verbinders. Als beheerders van het participatieve budget willen zij ook de eindbeslissing houden over het reglement.

Hoewel we geen oorzakelijk verband willen bevestigen, merken we op dat de deelname van ‘onze’ verbinders aan de vergaderingen van de Tafel snel slinkt in de herfst en winter van 2018. Het oorspronkelijke ritme kan ook niet worden aangehouden. We stellen dus hetzelfde fenomeen vast als bij de participatieve processen van de meeste andere Wijkcontracten: aanvankelijk is er een goede deelname van de burgers, die na een tijd snel vermindert, onder andere omdat de inrichtende macht de controle niet laat vieren en de inwoners het gevoel hebben dat ze overbodig zijn in het proces.

Na lang en moeizaam overleg met de partner, wordt de Tafel opnieuw opgestart onder een andere vorm. In plaats van een stuurgroep voor het hele project, inclusief voor het participatiebudget van het Wijkcontract, wordt de Tafel in februari 2020 een burgercollectief zoals alle andere. De Tafel 2.0 heeft vanaf dan als enige missies om de inventaris van de troeven te maken, verbindingen op te bouwen en de cultuur van burgerinitiatieven in de wijk te stimuleren. Door die wijziging kunnen de verbinders volledig autonoom hun groep besturen. De verbinders zijn enthousiast!

Bouwstenen 7 en 8 –‘Groepsanalyse en politieke interpellatie’[5]

De methode van de groepsanalyse bestaat uit een collectieve analyse van de beleefde ervaringen en hun interpretatie. Tijdens het laatste jaar van CitizenDev zorgen we tijdens 6 sessies, genaamd ‘Metalabs,’ voor een groepsanalyse. Verbinders, werknemers en onderzoekers van de 3 living labs nemen deel, dus een vijftiental personen die aanwezig zijn tijdens de 6 sessies. Tijdens het Metalab analyseren deze vertegenwoordigers van de drie polen van het participatieve actieonderzoek, de sterke en zwakke punten van de drie projecten. Iedere deelnemer bereidt een ‘verhaal’ voor, waarin hij een concrete ervaring uiteenzet. De deelnemers kiezen samen twee verhalen die obstakels bevatten en omschrijven die we in de drie living labs zijn tegengekomen. Die twee verhalen, één over het Lokaal en één over de vergoeding, worden collectief geanalyseerd.

Om deze fase af te ronden, nodigen we voor het laatste Metalab en het bezoek/de rondetafel aan het einde van het project externe personen uit, die door de groep geïdentificeerd werden als sleutelpersonen die zouden kunnen helpen om de obstakels te overwinnen die ons pad kruisten. Onder hen zijn er werknemers van verenigingen en vertegenwoordigers van besturen. In die zin dient het Metalab als laatste schakel in de keten, waarbij we met de ambtenaren op zoek gaan naar een nieuwe samenwerkingsvorm tussen de burgernetwerken van onze living labs en de overheid.

We denken dat iedere groep versterkt kan worden door de ervaringen collectief te analyseren. We stellen bovendien voor om de schakel van de politieke interpellatie systematisch toe te passen om een leemte op te vullen die typisch Angelsaksisch is en deel uitmaakt van de ABCD-aanpak, namelijk de afwezigheid van de overheid.

De methode van de groepsanalyse en de politieke interpellatie maken het mogelijk om microprojecten in iedere wijk te verbinden met een ruimer herverdelings- en solidariteitsbeleid. Dit punt wordt in ons laatste hoofdstuk uiteengezet.

Bouwsteen 9 - Vergoeding

Het blijkt al snel dat het delicaat is om initiatieven te organiseren of voor een toe-eigening te zorgen als de burgers zich kosteloos moeten inzetten voor acties op dezelfde manier dat professionals dat doen, die wel betaald worden. Tijdens de CitizenDev-projecten nemen de burgers vaak verantwoordelijkheden op zich die gelijkaardig zijn aan die van professionals. Een vergadering in het Wijklokaal illustreert dit duidelijk wanneer een werkneemster voorstelt dat de aanwezige personen om beurten nota’s nemen. Een bewoner antwoordt daarop geïrriteerd: “Jullie worden betaald, het is aan jullie om de pv’s op te maken”.

Het CitizenDev-project is bovendien verankerd in de volkswijken, waar veel bewoners dagelijks het hoofd moeten bieden aan tal van problemen. Zich volledig vrijwillig inzetten is dan ook vaak ondenkbaar. De werknemers van de verschillende living labs geven ook aan dat hun tijdens de eerste ontmoetingen met nieuwe bewoners al snel gevraagd wordt: “Hoeveel worden we betaald?”, “Zit er ook een job in voor mij?”.

“Als ik echt helemaal vrij zou kunnen leven, zou ik het altijd doen, het vrijwilligerswerk, tot het einde … Maar je kunt niet leven van dat werk, je kunt er geen huur of eten mee betalen.” (CLTB-werkneemster, oud-vrijwilligster)

Een verbinder uit Matonge merkt op dat veel Afrikanen zich vrijwillig inzetten voor verenigingen van hun gemeenschap(pen). Als er echter geld is voor een publiek of verenigingsproject, dan is er duidelijk minder enthousiasme om gratis te werken. Een lid van het Team in Brabant waarschuwt voor de instrumentalisering van vrijwilligers.

“Wanneer we samen vrijwilligerswerk doen, dan weten we dat er geen geld is, maar we doen het samen. Maar dan komt er een project aan, en zouden we vrijwillig moeten meewerken?” (Verbinder Matonge)

“Het idee om te verbinden, is geweldig, maar de verbinders vragen om gratis te werken, dat gaat niet! Het is een echte job! Het is ongehoord om hen te vragen vrijwillig te werken. (Lid van het Team, living lab Brabant)

Burgers vergoeden, een paradox?

Door die tweeledige vaststelling worden we gedwongen om af te wijken van ons oorspronkelijk idee om burgers niet te vergoeden. Mettertijd denken we na over hoe we een economische waarde kunnen geven aan het maatschappelijk engagement van de burgers.

Ook al is het voor ons vanzelfsprekend geworden om die burgers die zich ten volle inzetten te vergoeden, is deze houding nog steeds vrij uitzonderlijk in onze maatschappij. Het is normaal dat personen zich inzetten zonder op zoek te zijn naar financieel belang (betaald worden), noch erkenning (gefeliciteerd worden), maar dat ze dat doen uit vrije wil, zonder iets in ruil te verwachten. De twee soorten belangen (individueel en altruïstisch) zouden onverzoenbaar zijn. Tijdens de CitizenDev-ervaring merken we echter het tegenovergestelde: die twee motivaties zijn niet wederzijds exclusief. De bewoners zetten zich inderdaad niet alleen in voor het welzijn van hun naasten, maar zijn ook op zoek naar waardevolle ervaringen voor op hun cv, waardering van hun artistieke vaardigheden, een nuttige bezigheid …

Koste wat het kost vergoeden?

CitizenDev ging de uitdaging aan om het taboe rond de vergoeding van burgerparticipatie te doorbreken. De vraag werd ook gesteld of er in iedere situatie een financiële vergoeding moet komen. Sommige activiteiten zouden namelijk hun eigenheid kunnen verliezen als er een betaling voorzien wordt. Er bestaan in de volkswijken talloze gratis activiteiten. Bij CitizenDev zijn er bovendien veel geëngageerde burgers die niet vergoed worden voor de activiteiten die ze mee organiseren. De bewoners van de Brabantwijk worden enkel vergoed voor specifieke en duidelijk afgebakende projecten (vb. de schoolondersteuning), maar niet voor al hun activiteiten (permanentie van het Lokaal, andere diensten …).

De financiële vergoeding dient dus als een soort erkenning en waardering van de burgerparticipatie, zoals een verbindster van de CLTB benadrukt:

“Erkenning is belangrijk en zorgt voor een waardering van de uitgevoerde taken. De vergoeding dient als een soort van erkenning. Het geld is belangrijk om de activiteiten te waarderen.”

Een financiële vergoeding is echter niet in alle situaties onontbeerlijk en gepast. We onderscheiden enerzijds de solidaire acties van onderlinge hulp die volledig gratis moeten blijven, en anderzijds de burgers die als deskundige of projectbeheerder een bijdrage leveren. Ze nemen taken van professionals op zich en kunnen dan ook rechtmatig vergoed worden.

“Door onze Afrikaanse roots doen ze een beroep op onze ervaring. (…) Ik wil wel burger zijn, verbinder, maar als ik deskundige ben, word ik betaald. (…) Het is stom, maar symbolisch.” (verbinder Matonge)

Een onbuigzaam wetgevingskader

Naast het taboe doorbreken van het belangeloze engagement, kregen we te maken met een andere heikele kwestie: onder welk statuut vergoeden we de burgers? De enige mogelijkheid was het wetgevingskader rond vrijwilligerswerk, waarmee we vrijwilligers forfaitair kunnen vergoeden, maar dat voldoet niet aan onze behoeften.

Allereerst moeten personen die ingeschreven zijn als werkloze en die willen beginnen met vrijwilligerswerk eerst de VDAB inlichten. Dat zorgt vaak voor problemen met instellingen of verenigingen die, uit vrees voor problemen met de VDAB[6], niet willen samenwerken met vrijwilligers.

Vervolgens is de mogelijkheid om onze vrijwilligers forfaitair te vergoeden, zoals voorzien in de wetgeving, geen vorm van betaling. Volgens de wetgever gaat het om een forfaitaire onkostenvergoeding: een terugbetaling van de uitgaven van de vrijwilligers, zonder dat ze daar een bewijs van moeten hebben. In de praktijk gebruiken verenigingen dit vaak om hun vrijwilligers een extraatje te bieden. Wij hebben hier ook gebruik van gemaakt omdat er geen andere regelgevingskaders zijn. Er ontbreekt dus een intermediair statuut tussen het vrijwilligerswerk en loonarbeid, die voor deze inwoners een springplank zou kunnen zijn naar een betaalde job.

De wetgeving begrenst de ontvangen bedragen bovendien op € 34,71 per dag en € 1.388,40 per jaar. Dat statuut remt de oorspronkelijke motivatie van de bewoners dus zoals we eerder al aangaven. Een lid van de CLTB benadrukt dit nogmaals:

“Vrijwilligerswerk remt de motivatie van de burgers, die erg gemotiveerd en gedreven zijn, maar die ontmoedigd worden door de begrensde vergoeding. Die mensen bezitten vaardigheden die ze ten dienste willen stellen van de gemeenschap, maar door het vrijwilligerswerk bekoelt hun interesse. We willen niet verdergaan omdat we niet juist vergoed worden.”

Bovendien kun je niet leven van die bedragen:

“De mensen zouden graag een loon krijgen, (…) ze vragen er niet per se om om vrijwilliger te zijn. Dat brengt € 34/dag op, maar ze zouden graag meer verdienen. (…) Iemand die een rondleiding organiseerde in de wijk, wilde niet dat ‘vrijwilligerswerk’ op zijn factuur stond, maar wilde betaald worden.” (een werknemer in Matonge)

Lees hier de volledige publicatie.

[1] Zie https://vimeo.com/7295214 voor meer informatie.

[2] Zie https://www.citizendev.be/lactualiteacute8203/connect-matonge-un-reveillon-de-noel-solidaire

[3] https://kuumba.be/

[4] http://www.cairn.info/revue-espaces-et-societes-2014-1-page-125.htm

[5] Hoewel het twee verschillende methodologische bouwstenen betreft, die los van elkaar gebruikt kunnen worden, hebben we beslist om ze samen te behandelen omdat ze bij CitizenDev samen toegepast werden via de Metalabs.

[6] Zie Marée M. , Hustinx L., Xhauflair V., De Keyser L., Verhaeghe L., Le volontariat en Belgique, chiffres-clés, Fondation Roi Baudouin, 2015/10, p.1-94