Een plein op een heuvel… voor eventjes toch
Eind maart, de lente heeft zijn neus al buiten gestoken en de terrassen vullen zich zoals het bier zich ledigt: aan een snel tempo. Ik zit aan ‘la place de la montagne du parc’. Een adembenemend plein aan de voet van de Cinematek, met in mijn rug het prestigieuze Bozar en rondom mij laat-classistische gebouwen en een paar minder fraaie gevallen van ‘Bruxellisation’. Het plein is een voorbeeld van een moderne urbanistische visie, van het kiezen voor de open ruimte in de druk bebouwde omgeving vol bank- en overheidsgebouwen. Brussel bewijst hier dat het zich op de kaart wil zetten als een stad die ademt en weet waar ze rust moet brengen in de stedelijke jungle.
Eind maart, de lente heeft zijn neus al buiten gestoken en de terrassen vullen zich zoals het bier zich ledigt: aan een snel tempo. Ik zit aan ‘la place de la montagne du parc’. Een adembenemend plein aan de voet van de Cinematek, met in mijn rug het prestigieuze Bozar en rondom mij laat-classistische gebouwen en een paar minder fraaie gevallen van ‘Bruxellisation’. Het plein is een voorbeeld van een moderne urbanistische visie, van het kiezen voor de open ruimte in de druk bebouwde omgeving vol bank- en overheidsgebouwen. Brussel bewijst hier dat het zich op de kaart wil zetten als een stad die ademt en weet waar ze rust moet brengen in de stedelijke jungle.
Was het maar waar. Op dit moment kan iedereen achter het centraal station gaan genieten van deze (on)gewilde open ruimte. Het BNP-gebouw (uit een minder fraai architecturaal verleden), dat het zicht versperde is met de grond gelijk gemaakt. Wat rest is een streling voor de zintuigen. De witte muren van de omliggende gebouwen geven de ruimte de allures van een modieus plein. Eindelijk kunnen we genieten van de ingang van de Bozar wanneer je als bezoeker op de Ravensteinstraat wandelt. Door het hoogteverschil met het koninklijk park lijkt het een enclave, een klein tropisch eiland in de stadsjungle. Het is het plein dat de Cinematek eigenlijk verdient. Want die ingang ligt nu verdoken achter een zwartgrijs gebouw. Het zou een open ruimte kunnen zijn, waar bezoekers kunnen flaneren, waar toekomstige cinefielen elkaar tegen het lijf lopen. We hebben de op twee na - Parijs en New York zijn onevenaarbaar - beste filmarchief/cinematek ter wereld, waarom verstoppen we ze dan?
Eindelijk kun je genieten van de ingang van de Bozar wanneer je op de Ravensteinstraat wandelt. Door het hoogteverschil met het Koninklijk Park lijkt het een enclave, een klein tropisch eiland in de stadsjungle.
Natuurlijk zal deze idyllische plaats maar van korte duur zijn. De betonmolens draaien er binnenkort weer op volle toeren en het plein zal snel een vergeten souvenir zijn van wat de stad ‘had kunnen zijn’. Jammer dat de stad enkel doet dromen door het ongewilde en ons amper warm krijgt voor het gekunstelde (NEO, piétonnier, Docks Bruxsel, …).
Of kan deze parallelle, tijdelijk, wereld realiteit worden voor enkelingen. Denken maar aan de grote werf in de Marollen, die indertijd de zomer maakt van vele jonge ketjes, prachtig geportretteerd in de film ‘Le Chantier Des Gosses’. Ruimtes bestaan pas wanneer ze worden toegeëigend. Dus doe de stad een plezier, ga een kijkje nemen en geraak verwonderd en misschien, wanneer je de (nog) onbestaande job van Brusselse stadsplanner zult hebben, zet je het even op een nadenken wanneer je opnieuw een vergunning toelaat voor een groot nieuw gebouw in het stadscentrum.
Deze tekst, deze observatie werd ons toegestuurd door Brusselaar Yannick Schandené.
Observaties, blogberichten, frustraties, ideeën, frustraties of analyses die prikkelen, zijn altijd welkom via info@bral.brussels. We bekijken graag samen of we je tekst een plaats geven op onze website.