Reactie BRAL op de GSV: terug naar de tekentafel 

19/01/2023

Het ontwerp voor de nieuwe Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) overtuigt ons niet. Dat kon u al lezen in de gemeenschappelijke verklaring van heel wat middenveldorganisaties. We willen een GSV die de hedendaagse stedelijke uitdagingen te lijf kan, en we begrijpen dat de soms al te rigide regels een sta-in-de-weg (b)lijken, maar in deze versie overheerst de vaagheid. We geven in dit artikel een samenvatting. Lees ons volledig bezwaarschrift onderaan in bijlage. 

Nieuwe filosofie

Laat ons beginnen met het goede nieuws. De huidige GSV is inderdaad op vele punten verouderd. De herziening in openbaar onderzoek bevat een aantal verbeteringen.  Zo krijgt biodiversiteit voor het eerst een belangrijkere plaats in de GSV, enten de doelstellingen inzake open ruimte zich sterk op Good Move, zien we aandacht voor kwaliteitsbodems, krijgen ontharding en regenwaterbeheer van binnenblokken bijzondere aandacht, ...

Tegelijk zien we dat het bij lippendienst blijft. Meer dan eens ontbreekt het aan een duidelijke rechtsregel die aangeeft hoe dat in de praktijk moet toegepast worden. Meer nog: dit ontwerp van GSV gaat er prat op precieze regels te vermijden waar mogelijk en grossiert in onnauwkeurige, ongedefinieerde en subjectieve termen (“harmonie”, “evenwicht”, “architectonische kwaliteit”, “rationaliseren”, enz.). Het beoogt dan ook een fundamentele verandering: van een defensieve aanpak die gericht is op “het onmogelijk maken van wat niet wenselijk is” wil de regering gaan naar een proactieve aanpak die “alles mogelijk maakt wat wenselijk is en wenselijk zal zijn”[1]

We begrijpen tot op zekere hoogte de nood tot flexibiliteit. We schreven het in het verleden al: regels zijn enkel nuttig als ze in 90% van de gevallen toepasbaar zijn. Maar hier is het evenwicht zoek. Zonder duidelijke regels is het moeilijk meten of verifiëren hoe en of projecten de stedelijke uitdagingen aangaan. Zonder duidelijke regels dreigen ook de zwaksten (mensen, wezens, functies, claims, …) in de maatschappij vaker aan de verliezende kant te staan. Zonder duidelijke regels zet je de deur open voor willekeur en rechtsonzekerheid! Wat in de éne gemeente als “rationeel” gezien wordt, is dat niet noodzakelijk in de andere. Zo dreigt het RRU-project in zijn eigen val te lopen. Het neemt de vorm van een instrument voor strategische planning, waarin een reeks te bereiken strategische doelstellingen is vastgelegd, die echter zeer moeilijk te objectiveren zijn. Precieze rechtsregels voor het bereiken van de duidelijk geformuleerde doelstellingen maken plaats voor vaagheid en interpretatie. Het feit dat een tekst eenvoudig te lezen is en geen juridisch taalgebruik bevat, betekent niet dat hij eenvoudig uit te voeren is. 

Procedure

De expertencommissie benadrukt het goed, de huidige GSV genereert een belangrijk aantal afwijkingen omdat ze was opgezet “met een beschrijvende en defensieve aanpak, die erop gericht was een maximaal aantal elementen door middel van regelgeving te beschermen.”[2] Hoewel dit de behandeling van de dossiers verzwaart, zorgen de “speciale regelen van openbaarmaking”[3] (openbaar onderzoek en overlegcommissie) voor een grotere zichtbaarheid. Dat laat toe dat een groot aantal projecten kunnen geanalyseerd worden door burgers, verenigingen en andere geïnteresseerde actoren, wat zorgt voor een grotere democratische controle. 

We vragen ons bovendien af of de hervorming wel een antwoord zal bieden op dit probleem. Het gebrek aan een evaluatie van de huidige GSV zorgt ervoor dat er geen duidelijk zicht is op de problematiek. Het is niet enkel relevant te weten hoeveel afwijkingen er waren, maar ook welk soort afwijkingen er waren en wat hun impact is op de stad.

Verder is onduidelijk of de vaagheid in criteria niet net het aantal openbare onderzoeken zal doen toenemen. Gaan de gemachtigde ambtenaren niet eerder beslissen om toch maar in openbaar onderzoek te gaan, net omdat ze geen duidelijke richtlijnen hebben om te checken of een project al dan niet beantwoordt aan de in voege zijnde GSV?

Mobiliteit

In de GSV vinden we een aantal uitgangspunten van Good Move (het regionaal mobiliteitsplan) terug. De inrichting van de open ruimte moet sturen naar minder autogebruik en naar meer actieve modi. Daar kunnen we alleen maar achter staan.

We stellen dan ook tevreden vast dat er voor het eerst een duidelijk cijfer naar voren wordt geschoven voor dat een maximum zet op de toewijzing van de openbare ruimte aan het gemotoriseerd privévervoer (50%).  Maar ook hier blijven duidelijke arbitrages uit.

Het blijft bij het principe om “de vlotte, veilige en comfortabele verplaatsing van de verschillende vervoerswijzen te garanderen”. In de praktijk weten we echter dat dit conflicten met zich meebrengt in functie van de plaatselijke omstandigheden en de beschikbare ruimte. Omdat de GSV wel bredere minimumdimensies voor de verschillende modi opneemt, zullen deze conflicten alleen maar toenemen.

De GSV zou dus ook concrete arbitrages in functie van de beschikbare ruimte moeten maken. Het zou typeprofielen kunnen voorstellen in functie van verschillende straten en pleinen, en in functie van de rol van die ruimte in de stedelijke mobiliteitsnetwerken en het stedelijk metabolisme. De GSV schuift dan wel het STOP-principe naar voren, maar ook hier zonder duidelijke invulling van wat dit betekent. Dat dreigt dit principe op lange termijn zelfs uit te hollen.

Milieu

Milieu en biodiversiteit krijgen eindelijk meer ruimte in de GSV. Maar tegelijk zien we in nieuwe projecten vaak een tabula rasa van bestaande elementen in de publieke ruimte. Het lijkt er niet op dat de GSV hier een eind aan zal stellen.

Zo vinden we in de tekst de Biodiversiteitspotentieel-oppervlaktefactor (BAF+) terug, een instrument om het potentieel van de biodiversiteit van projecten te meten. Dat is nuttig, maar brengt het risico met zich mee dat biodiversiteit wordt gereduceerd tot een puur boekhoudkundig trucje waarbij bestaande biodiversiteit wordt gecompenseerd door minder rijke en minder duurzame alternatieven die enkel op papier evenwaardig zijn.

Het probleem in Brussel is dat er weinig andere bindende beleidsdocumenten zijn die hierin kunnen optreden. Er bestaat geen uitgebreide état de lieu van groenelementen, blauwelementen, etc. waaruit een inventarisatie kan afgeleid worden van elementen of zones à pas toucher. Brussel Mobiliteit heeft bijvoorbeeld wel een lijst van “bijzondere bomen”, maar zij beschouwen enkel de gewestwegen. Bovendien brengt deze lang niet alle ecologische criteria in rekening. De Brusselse gemeenten van hun kant hebben vaak niks of een beperkte of een verouderde inventaris, en ook geen middelen om dit op te maken of te updaten.[4]  

Vraag is dan of de GSV het geschikt instrument is om dit gemis op te vangen. Met andere woorden: moet de GSV een maximaal behoud reglementair vastleggen om te vermijden dat we door dat gebrek waardevolle zaken verliezen? Zodat bijgevolg elke afwijking (bijvoorbeeld een boom rooien) niet onmogelijk wordt gemaakt, maar wel maximaal verantwoord moet worden. Meerdere wegen kunnen naar Rome leiden, het is voor ons vooral belangrijk dat we waardevolle natuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschermen en vergroten.

We zien daarnaast in de GSV een tendens naar rechtlijnigheid en symmetrie. Vanuit ecologisch standpunt is het vooropstellen van golven en zigzags voor groen (met variatie in soorten) een enorme winst. Het laat planten elkaars aanwezigheid versterken en onderling beschermen. Het vermijdt ook dat ziektes langsheen ingelijnde, monospecifieke bomenrijen worden doorgegeven. Maar ook vanuit ander domeinen biedt dit winst. Zo is aangetoond dat rechtlijnige bomenrijen uitnodigen tot snel rijden, iets wat we in de stad 30 net niet willen aanmoedigen.  

Stedenbouw

Vooral op stedenbouwkundig vlak lijkt de deregulering kwalijk. We hebben in Brussel al geen goede voorgeschiedenis inzake stadsontwikkeling, en hier vrezen we dat de GSV de deur openzet naar het recht van de meest-vermogende. In tegenstelling tot de huidige GSV stelt het ontwerp in een aantal gevallen geen grenzen aan de hoogte van de gebouwen. Dit moedigt eigenaars en ontwikkelaars aan om te speculeren op de mogelijkheid van een zeer grote toename van het aantal te ontwikkelen vierkante meters op deze percelen, en dus van hun waarde. De ondertekenende verenigingen van het persbericht eisen vóór de wijziging van de GSV een doeltreffend systeem voor het belasten van meerwaarde (zie ons pleidooi voor plan-baten) en een bindend huurschalenmechanisme. We willen dat de captatie van deze speculatieve meerwaarde wordt gebruikt om het aantal sociale woningen en de biodiversiteit te vergroten.

Tegelijk is de vraag of het voorliggende ontwerp beantwoordt aan de uitdaging waar we voor staan om ons woningbestand klimaatbestendig te maken. Met het ambitieuze programma Renolution van het Brussels Gewest, moeten er 195.000 woningen gerenoveerd worden tegen 2050 (carbon neutraal), dus vanaf nu 27 jaar. Dat betekent 195.000/27 = 7.222 vergunningen die moeten afgeleverd worden per jaar. Op dit moment zitten we aan 3000 stedenbouwkundige vergunning per jaar, waarvoor je ongeveer 30 maanden wachttijd moet rekenen. De procedures zullen dus enorm versimpeld moeten worden als we dit objectief willen behalen.

We denken met BRAL dat de hervorming van de GSV dit niet zal kunnen realiseren, want er zijn grote risico’s dat de procedure meer tijd zal nemen. Om deze golf mogelijk te maken hebben we net nood aan duidelijke regels, die begrijpelijk zijn voor de individuele huiseigenaar, en makkelijk te checken zijn voor de administratie.

Conclusie

Kortom, we sturen de regering graag terug naar de tekentafel. De GSV moet een verordening blijven die het juridisch kader voor stadsprojecten nauwkeurig vaststelt en geen zachte richtsnoeren geeft.  Als de GSV bestaat, is dat juist om een normatief kader te bieden voor het nastreven van de doelstellingen inzake stedelijke ontwikkeling van andere plannen, programma's en strategieën van het Gewest. De GSV verdient dus een serieuze herziening en BRAL is bereid om hieraan mee te werken.

We nodigen jullie uit om ook te reageren op het openbaar onderzoek. “Het is goed dat zo veel mogelijk mensen hun opmerkingen kunnen uitbrengen. De administratie zal dat analyseren en wel of niet in aanmerking nemen in tweede lezing.”[5] Lees onze volledige reactie hieronder in bijlage en reageer ook!

Hoe reageren

Het openbaar onderzoek naar de verordening loopt nog tot en met 20 januari. BRAL gaat sowieso reageren, maar we rekenen ook op jou! Reageren op het openbaar onderzoek kan als volgt:

  • Schriftelijk: per e-mail via het adres rru-gsv@urban.brussels; Als je wil kan je BRAL (info[at]bral.brussels) in cc zetten.
  • per brief, ter attentie van Urban, directie Juridische Zaken, departement Advies en Beroep, Kunstberg Arts 10-13, 1000 Brussel;
  • Mondeling, bij de daartoe aangeduide medewerkers in de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Dit zijn de relevante documenten:

Gewestelijk Stedenbouwkundige Verordening (grafisch)
 • Gewestelijk Stedenbouwkundige Verordening (tekst)
 • Milieu Effecten Rapport
 • Niet-technische samenvatting
 • Besluit 2022-11-10

[1] “Good Living” verslag van de Expertencommissie, p21: https://stedenbouw.irisnet.be/pdf/good-living-gsv-verslag-experten-nl-20211022-aspub.pdf

[2] Idem, p. 26

[3] https://stedenbouw.irisnet.be/vergunning/de-vergunningsaanvraag/speciale-regelen-van-openbaarmaking?set_language=nl

[4] Vergelijk dit met het bomenplan van de stad Gent, dat focust zowel op het behouden van het huidige bomenbestand als op het uitbreiden ervan. https://stad.gent/nl/groen-milieu/bermen-en-bomen/bos-en-bomenbeheer

[5] Staatssecretaris voor Stedenbouw in HLN: https://www.hln.be/brussel/burgercollectief-wil-betere-bescherming-van-…

 

Read also