Een wandeling door het rijke naoorlogse erfgoed van Anderlecht - verslag

05/04/2023

BRAL ontving in 2022 subsidie van Urban.brussels om zich te richten op het naoorlogse erfgoed van het stadsgewest. Het Parksysteem van Anderlecht, een netwerk van parken ontwikkeld in het begin van de jaren 1950, staat centraal in hun onderzoek. Het systeem is gebaseerd op het concept van Le Corbusier en het Handvest van Athene, waarbij er een strikte scheiding van functies wordt nagestreefd en de bewoners een openbare ruimte delen. In dit netwerk van groene ruimten zijn geen middelbare scholen gevestigd en de auto wordt uitbesteed aan de randwegen van het Parksysteem. Tijdens de wandeling werd de geschiedenis van Anderlecht en het Parksysteem uitgelegd, evenals de betekenis van de verschillende urbanistische en architecturale tendensen die de 20e eeuw hebben gekenmerkt.

BRAL kreeg van Urban.brussels subsidie om in 2022 te werken rond het naoorlogse erfgoed van het stadsgewest. Wie het over naoorlogse architectuur heeft, denkt vaak aan modernisme, functionalisme en het fenomeen van verbrusseling. Hoewel deze stromingen vaak pijnlijke herinneringen aan de hoofdstad hebben nagelaten, laten we Charly De Pauw en Paul Vanden Boeynants deze keer links liggen.   

We organiseerden in juli 2022 een vertoning van de film Mr Etrimo in de leegstaande brasserie op het Martin Luther Kingplein. Op 11 februari 2023 gingen BRAL en haar achterban het terrein op om te begrijpen hoe het Parksysteem is ontstaan en hoe het vorm heeft gegeven aan wijken die heel anders zijn dan we in Brussel gewend zijn. Alvorens in de verhalen van Michel, Gérald en Vincent te duiken, een paar woorden over de gemeente die ons op een grijze maar droge zaterdag verwelkomde. 

Anderlecht is de derde grootste gemeente van het gewest, na Brussel en Ukkel. Ze vertegenwoordigt ongeveer 10% van de Brusselse bevolking op 11% van het gewestelijk grondgebied. Gescheiden door het kanaal Brussel-Charleroi in het oosten, heeft ze een lagere bevolkingsdichtheid dan het gewestelijk gemiddelde (6.842 tegenover 7.527 inwoners per km²). Het is in het westen van deze gemeente dat in het begin van de jaren 1950 een netwerk van parken structuur kreeg.

Anderlecht Parksysteem

Het parkensysteem van Anderlecht

Door Michel Duponcelle, gids van de vzw Patrimoine & Traditions  

We vertrekken op het Egide Rombauxplein, doorkruisen de Scherdemael met zijn bomen die als opmerkelijk zijn geklasseerd, alvorens via de Vignesstraat het Martin Luther Kingplein te bereiken. 

Aanvankelijk werd Brussel verstedelijkt op de vrij klassieke manier die we goed kennen: rijtjeshuizen met achter- en soms voortuinen. Verschillende urbanistische en architecturale tendensen die de 20ste eeuw kenmerkten, hebben ook hun stempel op Brussel gedrukt, en in Anderlecht zijn verschillende getuigen van deze periodes te vinden.

Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende een eerste keerpunt in de manier waarop de stad terrein won. De tuinsteden, afkomstig uit Engeland, veranderden fundamenteel de manier waarop het grondgebied werd ontwikkeld door de arbeiders uit de centrale, ongezonde volkswijken te halen. De wijk Het Rad/La Roue in Anderlecht is daar een goed voorbeeld van. Het was ook in deze periode dat de eerste voorstedelijke villa's met privétuinen voor de middenklasse verschenen. 

Le Corbusier, een van de vaders van de moderne architectuur in de 20ste eeuw, bracht tussen de twee oorlogen zijn revolutionaire tintje aan de architectuur: "domino"-constructies en constructies op palen om geen woonkamers in de duisternis van de begane grond te creëren, zagen het levenslicht. Op het Internationale Congres voor Moderne Architectuur in 1933 was het ook Le Corbusier die het Handvest van Athene opstelde. Dit legde de basis voor de modernistische architectuur en stelde dat de architectuur moest zorgen voor een strikte scheiding van functies en tegelijkertijd ruimte, zon en natuur moest garanderen. 

In het kielzog van deze conferenties ontstond het concept van het Parksysteem. Binnen een ruimte waar een strikte scheiding van functies in acht wordt genomen, delen de bewoners een openbare ruimte en worden zowel hun woningen als de openbare voorzieningen binnen het Parksysteem verspreid. Het idee is heel eenvoudig: de basisfuncties (woningen, basisschool, recreatiegebieden, winkels, enz.) liggen op loopafstand en zijn geïntegreerd in een netwerk van groene ruimten, en de auto wordt uitbesteed aan de randwegen van het Parksysteem. In deze groenvoorziening zijn geen middelbare scholen gevestigd. Het opgroeiende kind verlaat het dorp om zich verder te ontwikkelen.  

Hoe is een dergelijk netwerk hier in Anderlecht ontstaan, terwijl de rest van de stad op een meer "stedelijke" manier werd verstedelijkt?

Hoewel de uitvoering ervan tot het einde van de Tweede Wereldoorlog moest wachten, had de gemeente Anderlecht al in 1935 haar Grondregie/Régie Foncière opgericht. Zij verkocht geleidelijk de bouwgronden die zij bezat tot de oorlog, toen de ontwikkeling van de stad enkele jaren werd stilgelegd. Anderlecht beschikte toen over een grote som geld om zijn oude wijken te renoveren en nieuwe te ontwikkelen, zoals het Parksysteem. 

De structurerende elementen van dit nieuwe geheel zijn uiteraard de parken waarin we hebben gewandeld. Deze zijn zorgvuldig gepland (al hebben ze de verstedelijking niet overleefd) en staan vol met opmerkelijke bomen, vaak van exotische oorsprong. Anderlecht telt een honderdtal opmerkelijke boomsoorten en de Scherdemael is er rijk aan. 

De functionele stad wil de morfologie van de gebouwen en de sociaaleconomische klassen binnen eenzelfde gebied vermengen. Vandaar de aanwezigheid van hoogbouw en woningen in villa/cottage stijl, sociale, middelhoge en hoge woningen binnen het Parksysteem.  

Architectonisch gezien domineert de functionalistische tendens de gebouwen. Er is weinig aandacht voor esthetiek, decoratie staat niet centraal. In plaats daarvan wordt de voorkeur gegeven aan licht, door de afwezigheid van muren en grote ramen. Dit heeft ook voordelen op het gebied van comfort en besparing in de bouw. 

Een ander opvallend kenmerk van het Parksysteem is de hoge concentratie van elementen van speels functionalisme, in de stijl van de "Expo 58" of "Robbedoes"-architectuur. Dit maakte indruk op de deelnemers tijdens de wandeling en gaf aanleiding tot veel vragen. Het idee is om kleine, relatief onopvallende architecturale elementen te integreren die een speelse toets aan de huizen geven. Het gaat bijvoorbeeld om bepaalde balkonvormen, diagonale luifels, mozaïeken of sierstenen die op een sierlijke manier op een gevel worden geplakt.

Etrimo

Etrimo, een geschiedenis 

Door Gérald Ledent, hoogleraar architectuur aan de faculteit Architectuur, Bouwkunde en Stedenbouw (LOCI) (UCLouvain)

Gérald vertelde ons het volgende verhaal tussen twee gebouwen die door het bedrijf werden gebouwd en met een blik op de 27 verdiepingen tellende Amelinckx, de grootste commerciële concurrent van Etrimo in die tijd. Deze twee grote vastgoedbedrijven drukten hun stempel op de naoorlogse periode door talloze gebouwen te bouwen die nu deel uitmaken van het Brusselse vastgoed erfgoed. Alle onderstaande foto's komen uit de archieven van Gérald! Bedankt om ze met ons te delen. 

Architect, zakenman, promotor, liberaal politicus, Jean-Florian Colin was de man met vele petten achter het bedrijf Etrimo - een samentrekking van “Etudes et réalisations immobilières”. Hij bouwde meer dan 14.000 woningen in Brussel, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Hoewel dit voor sommigen misschien als een verrassing komt, wordt deze man niet alleen geassocieerd met de particuliere woontorens in de tweede ring van Brussel. Hij ontwierp verschillende iconische gebouwen zoals het Congopaleis en de Résidence Ernestine in Elsene, die deel uitmaakten van de Art Deco beweging van de jaren 1930. 

Hij presenteerde zich als een visionair en had sterke en ontwikkelde ideeën over de sociale emancipatie van de bevolking. Daarbij ging het om de toegang tot onroerend goed en iedereen moest de kans krijgen om huiseigenaar te worden. Zijn droom was om elke middenklasse Belg de kans te geven een huis te bezitten. 

Hij maakte gebruik van de onzekerheid van de Tweede Wereldoorlog om de werking van zijn bedrijf fundamenteel te veranderen en zijn droom te verwezenlijken. Zijn economisch imperium kreeg echt een nieuwe dimensie toen hij besloot om alles vanaf nul aan te pakken. Etrimo had een aantal afdelingen: stedenbouw, beheer en mandaten, studies en onderzoek, hypothecaire leningen en bouwreiniging. Er was zelfs het syndicaat voor de gebouwen die het verkocht! 

Een andere speling van het lot was dat de gloriedagen van de projectontwikkelaar samenvielen met de komst van veel jonge gezinnen op de vastgoedmarkt, de terugkeer van veel Belgen die in Congo hadden gewerkt en zich in Brussel wilden vestigen, of winkeliers in het stadscentrum die niet langer boven hun winkel wilden wonen, waar de woningen slecht waren uitgerust en de leefomstandigheden vrij slecht waren. 

Dankzij zijn volledige beheersing van het bouwproces kon hij ook rechtstreeks met de gemeenten onderhandelen. Sommige van zijn vroegere werknemers vertelden dat Colin met een zekere mate van vertrouwen de kantoren van de wethouders binnenkwam en heel duidelijk vroeg "Welk gebouw wilt u op dit terrein?" "Hoe hoog kunnen we op dit terrein bouwen?" Etrimo stelde drie soorten bouw voor: villa's, bungalows (vooral buiten Brussel) en platte torens, altijd omgeven door groen.

Naast zijn ondernemingsgeest stelde Etrimo ook een volledig nieuw model voor de ontwikkeling van de stad voor. Het bedrijf kocht grote percelen, maar niet meer dan 10% daarvan werd bebouwd. De rest werd gereserveerd voor groen en recreatie voor de bewoners of voor het grote publiek wanneer de gebouwen in een openbaar park werden gebouwd, zoals in het Vivès-park in Anderlecht. 

Terug naar de droom van de heer Colin. Om de middenklasse toegang te geven tot privé-eigendom, was het nodig hen goedkope en begerenswaardige appartementen aan te bieden.

Er is een reden waarom de paviljoenen van Etrimo (segmenten van de woonblokken) noord-zuid gericht zijn! 

Etrimo kocht vaak grond die niet gemakkelijk kon worden bebouwd, zoals moerasgrond of voormalige stortplaatsen. Omdat het bedrijf diepe funderingen moest graven om het gewicht van het gebouw te dragen, had het een sterk argument om tot de gebruikelijke 13 niveaus te gaan. Het was onmogelijk om op dergelijke grond laagbouw te bouwen en een betaalbare aankoopprijs te handhaven. Het aanbieden van betaalbare woningen betekende ook het rationaliseren van materialen en het ontwerpen van verdiepingen zodat ze konden worden gemoduleerd en bijna eindeloos herhaald, volgens de ambities van Jean-Florian Colin.   

Dit model van kopen op plan werkte wonderwel totdat op een dag de banken besloten het bedrijf niet te volgen. Was dat om politieke redenen? Of vreesden de banken een ineenstorting van het bedrijf? Hoe dan ook, Etrimo kon niet langer de nodige fondsen vinden om de machine draaiende te houden en 1.200 eigenaars stonden in de kou. Het was na dit debacle dat in 1971 de wet Breyne werd opgesteld om eigenaars die op plan hadden gekocht te beschermen tegen een mogelijk faillissement van de ontwikkelaar.

Hoewel Etrimo ook in Afrika en aan de Côte d'Azur bouwde en bijna het volledige pakket primaire en secundaire woningen aanbood, is het vooral in Brussel dat hij een onuitwisbare stempel drukte. Tussen de 92 Etrimo’s in een park, de woonwijk Vogelenzang/Chant d'Oiseau in Woluwe of de imposante Art Deco-gebouwen uit de jaren 1930, kan men gerust spreken van één van de grootste projectontwikkelaars die de geschiedenis van ons stadsgewest heeft getekend. 

Windturbine op het dak Anderlecht Marius Renard

Energie-gemeenschappen als motor van de ecologische transitie 

Door Vincent Spruytte, directeur bij Managimm, beheerder van de Amelinckx-hoogbouw in het Vivès-park 

Vincent vertelde ons buiten kort over de Amelinckx-toren voor we ons opwarmden in de kelders van het gebouw waar we de warmtekrachtkoppeling-eenheid (WKK) bekeken. Vervolgens werden we getrakteerd op een adembenemend uitzicht op het dak en konden we, ondanks de dichte mist, in de verte de Zuidtoren zien liggen.

Het grote probleem met naoorlogse torens zijn de hoge kosten van renovatie en onderhoud. De niet altijd even kapitaalkrachtige mede-eigenaren laten niet gemakkelijk de nodige werkzaamheden toe om deze gebouwen overeind te houden en de huidige klimatologische uitdagingen het hoofd te bieden. Vincent, een gemotiveerde en dynamische syndicus, vertelde ons met veel enthousiasme over een oplossing die ze vonden in deze toren aan de rand van Anderlecht. 

Het gaat om een toren van 27 verdiepingen met 450 appartementen. De energiegemeenschap in dit gebouw was het resultaat van een lang en complex regelgevingsproces. Eerst en vooral moest een Europese richtlijn worden omgezet in de Brusselse regionale wet, wat in april 2022 gebeurde.

De residentie heeft in haar kelder een warmtekrachtkoppeling-eenheid geïnstalleerd waarmee gelijktijdig warmte en elektriciteit kunnen worden geproduceerd. Deze warmtekrachtkoppeling wordt gevoed met stadsgas dat een alternator aandrijft, die ongeveer 6.000 uur van de 8.700 uur per jaar draait. De installatie werd aangekocht via een derde-investeerder die wordt vergoed door de groenestroomcertificaten van het gewest. Deze warmtekrachtkoppeling is sinds december 2018 in bedrijf en produceert ongeveer 1,2 miljoen kWh/jaar, wat een groot deel van de jaarlijkse behoefte van de woningen dekt. Ongeveer 200.000 kWh zijn voor de gemeenschappelijke ruimtes, waaronder 11 liften, de gangverlichting, het ketelhuis, de circulatiepompen, de garagedeur, enz. De overige kWh worden terugverkocht aan het net, en sinds januari 2022 aan de bewoners die lid zijn van de energiegemeenschap.

Het doel van de energiegemeenschap is niet om het geld dat op haar rekening binnenkomt te herverdelen, maar om het te herinvesteren in de renovatie van het gebouw.

Zo heeft het condominium sinds de installatie van de warmtekrachtkoppeling aanzienlijke investeringen kunnen doen om de prestaties en de energieproductie te verbeteren. In 2022 werd in een testfase een windturbine op het dak geïnstalleerd en in 2023 zullen niet minder dan 24 windturbines op het dak profiteren van de opkomende wind. Op de balkons op het zuiden worden binnenkort zonnepanelen geplaatst. De vastgoedbeheerder onderzoekt ook de mogelijkheid om een batterij met een hoge capaciteit te installeren om productie en verbruik op elkaar af te stemmen. 

Een mede-eigendom is een plek waar een energiegemeenschap opstarten moeilijk kan zijn zonder de steun en deelname van de syndicus. De mede-eigenaars zijn inderdaad geïnteresseerd, maar hebben de syndicus nodig om het project te bedenken, uit te leggen en te zorgen voor de centralisatie van de informatie. In dit geval hebben slechts 150 van de 450 mede-eigenaars zich aangesloten bij de energiegemeenschap, ondanks de duidelijke voordelen zoals de besparingen op hun energierekening en het hergebruik van de aan de mede-eigendom betaalde gelden. Als voorbeeld werd de renovatie van de gevels genoemd. Deze renovatie omvatte isolatie en de installatie van zonnepanelen, maar het was moeilijk om de mede-eigenaars te doen inzien dat, ook al zou een buur meer profiteren van de isolatie aan één kant, het noodzakelijk was alle gevels te isoleren om een echt geïsoleerde schil te verkrijgen.

Het is belangrijk op te merken dat dit soort projecten herhaald kan worden op andere locaties. Een klein flatgebouw met 100 appartementen kan al een WKK herbergen. Bovendien is het niet nodig een gebouw van 27 verdiepingen te hebben om van de opwaartse luchtstromen te profiteren. Het hangt meer af van de stedelijke context en de oriëntatie van het gebouw. De moeilijkheid ligt in het vinden van een beheerder die bereid is het werk van bewustmaking, administratie, enz. te doen, en beheerders lijken minder ontvankelijk te zijn voor het idee van een energiegemeenschap.

Een deelnemer vroeg of er nog steeds overheidsgeld nodig is om het rendabel te maken, aangezien het Gewest de subsidiekraan geleidelijk dichtdraait. Vincent legde uit dat subsidies niet meer nodig zijn sinds de Europese richtlijn. Wel zijn de subsidies in Brussel hoger dan in andere gewesten om de bewoners te motiveren om te investeren in hernieuwbare energie, aangezien flatgebouwen vaak een belemmering vormen voor een snellere ontwikkeling van de lokale productie van hernieuwbare energie. 

Dak Marius Renard Anderlecht

Conclusie 

Het parksysteem in Anderlecht getuigt van een politieke wil om de stad te verstedelijken door ervoor te zorgen dat de verschillende functies op een evenwichtige manier kunnen worden gevonden. Andere soortgelijke complexen zijn te vinden in Ganshoren of Jette, maar geen enkele daarvan beslaat een oppervlakte zoals deze. Het is door de beheersing van de grond en het nastreven van een visie dat de gemeente Anderlecht erin geslaagd is dit netwerk van groene ruimten te creëren waarin voorzieningen en een diversiteit aan woningen zijn ondergebracht.

Hoewel de woonomstandigheden in en rond het Parksysteem snelle toegang bieden tot een netwerk van groene ruimten en gemeenschapsvoorzieningen voor degenen die er wonen, zijn de uitdagingen waarmee de bewoners worden geconfronteerd dezelfde als elders in de regio.

Dit geldt met name voor grote flatgebouwen zoals hetgeen we bezochten. De moeilijke sociaaleconomische omstandigheden in de flatgebouwen maken een gemakkelijke en snelle renovatie van deze gebouwen met een verouderde structuur niet mogelijk. 

De proactieve syndicus van Marius Renard 27 is erin geslaagd in enkele jaren een structuur op te zetten om de gedeeltelijke renovatie van deze flat te financieren. Nieuwe investeringen, gefinancierd door de inkomsten van de energiegemeenschap, zullen het flatgebouw nog energie-onafhankelijker maken en op termijn verbinden met andere gebouwen in de omgeving. 

Deze torens zijn lang niet op alle fronten voorbeeldig, maar bieden hun bewoners toch een zekere levenskwaliteit dankzij de directe toegang tot de omliggende groene ruimten, het eigen, goed georiënteerde terras, de akoestische isolatie wanneer deze werkzaamheden zijn uitgevoerd of het feit dat ze 2 tot 4 slaapkamers hebben. Ze maken ook integraal deel uit van het erfgoed van de tweede ring van Brussel. Het lijkt ons dan ook essentieel om het voorbeeld van de casestudy Marius Renard te gebruiken om de renovatie van soortgelijke gebouwen, zowel openbare als particuliere, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te versnellen en onze klimaatdoelstellingen inzake de vermindering van broeikasgassen te bereiken.

Een grote dankjewel aan Urban, alle deelnemers, bewoners en de sprekers die ons inspireerden!

Benjamin Delori

Read also