Dossier: Brussel vaart wel zonder groei

06/01/2011
Aperçu front_armoede_copyright_martin_starkey_flickr_bestanden[1].jpg

Een stad tjokvol werklozen en een gewestelijke begroting in het rood. Volgens de gewestregering moet een ‘pact voor duurzame stedelijke groei’ de oplossing brengen. Maar zijn groei en duurzaamheid niet elkaars tegengestelden? Want hoe lang kunnen we blijven groeien? En kan de Brusselse overheid onze welvaart verhogen zonder groei?

Het is een joekel van een dilemma: we kunnen niet eeuwig blijven groeien. Het huidige consumptieniveau van de wereldbevolking is nu al te hoog. Wat zal dat zijn na nog eens honderd jaar economische groei. Maar zonder groei gaat het vandaag ook niet. Zodra de groei wegvalt, gaan bedrijven over kop, stijgt de werkloosheid en duiken de inkomsten van de overheid naar beneden. Een sociale catastrofe dus.

Dat heeft alles te maken met de aard van onze economie. De Oostenrijker Joseph Schumpeter wees in de jaren '40 al op de tendens van de vrije markt om alsmaar te vernieuwen en in één adem door producten en bedrijven die een tijdje terug nog top notch waren, te vernietigen wegens verouderd. Niet meer concurrentieel. Creative destruction heet dat.

Het heeft ook te maken met de geldschieters. Banken en aandeelhouders verwachten dat hun kapitaal elk jaar aangroeit en dus moet een investering resulteren in hoge winstcijfers. Bedrijven die niet jaar na jaar innoveren en zichzelf niet verbeteren, riskeren een onmiddellijke kapitaalvlucht en ‘destruction’.

Op zich is die druk om te vernieuwen en te verbeteren niet dramatisch. Het probleem is dat ‘verbetering’ in ons systeem niet wordt gelijkgesteld met bijvoorbeeld meer energie-efficiëntie maar eerder met een stijging van arbeidsproductiviteit. Dat komt omdat arbeid veel te duur is in vergelijking met energie, vooral in België. En vermits bedrijven elk jaar evenveel kunnen produceren met minder mensen, moeten we wel elk jaar groeien om iedereen aan de slag te houden.

Oliepiek

En dus blijft het Bruto Nationaal Product (BNP), de totale hoeveelheid die een land in een jaar produceert, dé maatstaf voor vooruitgang. Ook in Brussel blijft groei het leitmotif. De sociale partners hebben recentelijk, op vraag van de regering, een ontwerpplan gemaakt in het kader van een nieuw ‘pact voor duurzame stedelijke groei’. Die tekst zou een basis worden voor het sociaal en economisch luik van het nieuwe Gewestelijke Plan voor Duurzame Ontwikkeling, het GPDO.

Te weinig economen en politici vragen zich echter af wat er gebeurt als onze grondstoffen op zijn of als energie enkele keren duurder wordt. Nochtans is dat geen fictie. De oliepiek, het moment waarop het aanbod van petroleum aan een plafond zit, is volgens de een al bereikt, volgens anderen zitten we er vlakbij. Nieuwe olievelden exploreren wordt moeilijker. En als de vraag blijft stijgen, zal olie ook onvermijdelijk veel duurder worden. Ook met onze grondstoffen kunnen we niet eeuwig verder. Een aantal belangrijke materialen raken opgesoupeerd. Net als onze bossen en watervoorraden.

Indicator 2.0

We laten het ecologisch deficit van ons groeimodel even links liggen en kijken naar de sociale gevolgen van stijgende groei. Nog een grote paradox! Enerzijds zegt de pensée unique dat groei nodig is om welvaart te creëren en om werkloosheid en armoede op te lossen. Anderzijds zien we dat de armoede in ons land niet gedaald is onder invloed van onze decennialange economische groei. De ongelijkheid is zelfs toegenomen, zeker in Brussel.

Ook andere welvaartsindicatoren leren ons interessante dingen. De grafiek op deze pagina toont bijvoorbeeld haarfijn dat stijging van het inkomen per Belg niet gezorgd heeft voor meer ‘levensvreugde’. Volgens zogeheten speltheoretici is groei van het BNP een ‘zero sum game’, een spel met evenveel winnaars als verliezers. Je voelt je pas beter als je er op vooruit gaat in vergelijking met je medemensen.

Of we nu als indicator kindersterfte of levensverwachting nemen, scholingsgraad of geluksgevoel, het resultaat is altijd hetzelfde: er is een zeker economisch niveau nodig om welzijn te creëren. Maar voorbij het een bepaalde grens stijgt dat welzijn niet meer met bijkomende groei. Voor veel indicatoren scoren Cuba of Costa Rica ongeveer even goed als de VS, met een economie die veel kleiner is.

Conclusie? Het BNP is een slechte indicator voor welzijn. Daarvan raken meer en meer economen overtuigd. Zelfs de Wereldbank ontwikkelde al een eigen alternatieve indicator. Maar we moeten ook verder durven gaan: vanaf een bepaald niveau is economische groei niet meer nodig om het welzijn te verhogen. En in het westen zijn we al lang voorbij dat niveau.

Lowgrow? Don’t know

Als economische groei nu nog nodig is, komt dat dus omdat ons systeem afhankelijk is van groei. Omdat bedrijven elk jaar meer kunnen produceren met evenveel mensen. De vraag is: kunnen we een economie ontwikkelen die bestand is tegen economische stagnatie? Kunnen we stijging van werkloosheid bij een nul-groei vermijden?

Het ontstellende antwoord is dat we dat niet weten omdat bijna niemand daar onderzoek naar doet. Maar het lowgrow-model van de econoom Peter Victor geeft een eerste aanzet. Victor maakte met zijn model simulaties van de Canadese economie tussen 2000 en 2020. In één scenario, waarin groei uitdooft tot 2012 en vanaf dan nul blijft, dalen werkloosheid, armoede, overheidschuld en koolstofemissies! De overheid moet dan wel actiever herverdelen en ingrijpen in consumptie, investeringen meer richten op publieke goederen en minder op productie van statusobjecten, wettelijke plafonds vastleggen op emissies en gebruik van grondstoffen en ten slotte … arbeidstijd doen dalen.

Of dat ook opgaat voor België, is onzeker. Wellicht is bij ons de kost van arbeid veel hoger. Het zou zeer interessant zijn, als het Planbureau dit soort simulaties ook zou maken voor ons land.

Brussel gaat lokaal

Het nieuwe GPDO moet expliciet afstand nemen van groei als doel. Ook onze tewerkstellingspolitiek moet wellicht anders. Dat ons overaanbod aan kantoren weinig jobs oplevert voor onze laaggeschoolde werklozen beseft iedereen. Meestal rekent de overheid op vorming, horeca, shoppingcentra en (zaken)toerisme. Maar hoeveel rijkdom vloeit er van zo’n shopping terug naar de bevolking?

Volgens Pennsylvania University zijn buurten met een Wall Mart armer dan buurten zonder omdat zo’n grote supermarkten geld van de gemeenschap draineren naar buiten. En hoe lang zijn citytrips en grote internationale evenementen nog betaalbaar als de olie schaars wordt? Of: hoe lang kan China nog de fabriek van de wereld blijven?

Het alternatief: kleine, lokale productie, inclusief reparatie en fruit- en groenteteelt... Belangrijk is dat we industrie aanpassen aan de stad. Het Gewest denkt er aan een speciaal statuut in te voeren bij een volgende wijziging van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP). De reconversie van industrieterrein naar andere bestemmingen moet ook stoppen. Eigenlijk is er maar van één ding teveel in deze stad: kantoren.

Ook belangrijk is mensen om te scholen van consumenten tot actoren, door capacitatie, participatie, initiatieven die hen mede-eigenaar maken van hun buurt, zoals Community Land Trusts...

Gewest vermijdt catastrofe

Het Gewest kan de last op de arbeid niet verlagen maar het kan de gemeenten financieren om hun opcentiemen op de personenbelasting te doen dalen. Dat kan ze betalen met taks op emissies: een betalende huisvuilzak, een slimme kilometerheffing en een hogere belasting op inverkeerstelling. Die is belachelijk laag in dit land. En waarom geen belasting op afvalwarmte, op pesticiden, enzovoort?

De regering heeft ook instrumenten om de kost van energie geleidelijk te verhogen. Dat kan nu al via de distributietarieven voor elektriciteit en groene-stroomcertificaten. Elektriciteit is hier al duurder dan in veel andere steden maar een langetermijnpolitiek naar duurdere energie is de enige manier om ons te sturen naar meer efficiëntie en om catastrofes te vermijden voor de volgende generaties.

Aan de hand van drie concrete cases voor Brussel (de plannen rond de R0 in het noorden van Brussel, Schaarbeek-Vorming en de Heizel) gaan we dieper in op de problematiek van de groeiparadox.

Piet Van Meerbeek

 

Lisez aussi