50 jaar BRAL: Jean-Pol en Tim
We hebben Tim en Jean-Pol in de BRAL-zetel gezet om te reflecteren over actievoeren rond luchtkwaliteit. Zet een oud-strijder samen met een huidig staflid, en je krijgt een overdosis aan interessante herinneringen van de allereerste acties tot hoe BRAL vandaag actievoert. Luchtkwaliteit is dan ook al zeker zo’n 35 jaar een strijdpunt van BRAL. De eerste acties begonnen eind jaren ‘80 met de komst van de verbrandingsoven. In 2000 spanden BRAL en IEB een rechtszaak aan tegen de Brusselse en federale overheid omwille van ozonpieken. En nadien stond het actievoeren in het teken van het (niet) halen van de grenswaarden die door Europa in 2008 werden opgelegd. Er volgden (opnieuw) meetcampagnes met burgers, lobbywerk en heel wat acties, waarvoor BRAL samenwerkte met een ruim netwerk van partners.
Een gedetailleerd overzicht vind je in de publicatie “Dit was curieuzen’air”.
Jean-Pol Van Steenberghe is een niet geboren maar wel getogen Heembekenaar met lange staat van dienst. Hij was er bij in de beginjaren van BRAL en was tot begin dit jaar nog bestuurder. Hij voerde jarenlang strijd voor een properdere verbrandingsoven. Dat deed hij vanuit zijn functie bij het gemeenschapscentrum van Heembeek en vanuit de bewonersvereniging ‘Werkgroep Leefmilieu Heembeek’.
Tim Cassiers is stafmedewerker bij BRAL. Al bijna tien jaar zet hij zijn schouders onder het thema luchtkwaliteit. Hij gaf mee vorm aan de citizen science-acties, zoals ExpAIR en CurieuzenAir en richt nu zijn pijlen op het mobiliteitsbeleid.
Jean-Pol
Het actievoeren voor betere lucht is voor mij begonnen in 1988, met de tentoonstelling over Heembeek-Mutsaert van de Koning Boudewijnstichting. Toen hebben we vanuit het gemeenschapscentrum een milieu-enquête gehouden bij de bevolking. Daaruit bleek dat er in Heembeek echt wel een probleem was van vervuiling. We hebben dan van ruimtelijke ordening en milieu onze prioriteiten gemaakt en zijn intensief beginnen werken rond de verbrandingsoven. Want je moet weten dat het lastenboek voor de verbrandingsoven in 1976 werd goedgekeurd. De bouw ervan begon in 1979. En in 1985 heeft Annemie Neyts, de toenmalige staatssecretaris voor Brussel, de oven opgestart. Met een persberichtje dat er geen vuiltje aan de lucht was.
Maar wij constateerden dat er quasi geen normen waren opgelegd aan de oven! En dan begon de strijd, ook een juridische strijd, en heeft de bevolking actiegevoerd.
Bij milieubeleid is het belangrijk dat men luistert naar wat de bevolking zegt. Ik las onlangs in een paper van de VUB1 dat mobilisatie van de bevolking belangrijk is om gezondheidsproblemen en luchtkwaliteit op de politieke agenda te krijgen. Dat sluit aan met wat BRAL vandaag doet rond luchtkwaliteit. En zoveel jaren geleden hebben wij hetzelfde gedaan.
Want dat stof, dat zag iedereen: je veegde je auto af en de volgende dag lag die weer vol.
Jean-Pol
Onze werkgroep Leefmilieu was toen zeer competent. En ook zeer divers: van burgelijk ingenieurs, tot de gewone vrouw of man in de straat. Want dat stof, dat zag iedereen: je veegde je auto af en de volgende dag lag die weer vol.
Volgens het BIM (de vroegere naam van Leefmilieu Brussel, red.) kwam het stof van de cokesfabriek ‘Carcoke’ in plaats van de verbrandingsoven. Nochtans heeft dat niet dezelfde vorm. Ik heb dan eens samen met mijn buur het stof opgevangen, gedroogd, in een enveloppe gestoken en naar het BIM gestuurd. We hebben daar nooit reactie op gekregen. Maar ik bewonder wel de ambtenaar die de enveloppe heeft opengedaan. Die zal wel serieus hebben moeten kuisen!
We hebben ook petities gedaan en mensen proberen te sensibiliseren, met de affiche met de knoop in de schouw. Dat heeft BRAL toen mee ondersteund.
We hebben trouwens ook eigen meters op verschillende plekken gehangen. Toen bleek dat de meeste vervuiling niet in Heembeek was, maar op het dakterras van Gemeenschapscentrum Evernia in Evere! Dat toonde aan dat daar ook een probleem was. We hebben dat dan vergeleken met de metingen van het BIM en die waren heel gelijklopend.
Daarnaast gingen we ook in discussie met lobbyisten of mensen die de verbrandingsovens verdedigden. Zelfs met een professor. Die zei op een bepaald moment tegen mij: “gij zijt een filosoof”. Zo voel je welke sfeer er leefde. Als je één conclusie wilt trekken: de normen waaraan de verbrandingsoven moest voldoen, werden telkens afgezwakt.
Tot wanneer, en daar mogen we Europa dankbaar voor zijn, de Europese richtlijn er is gekomen en Brussel door Europa in gebreke werd gesteld. Je kan zeggen dat we zo wel veertien jaar verloren hebben. Maar goed, het opzet van die oven was dat die altijd bleef branden. Want anders had Brussel een afvalprobleem. De mensen vergeten dat, maar voor 1985 werd alles gestort!
Tim
Ik herken wat je zegt over het vastleggen van de normen. Dat zagen we nu ook met de herziening van de Europese wetgeving. Iedereen weet welke normen de Wereldgezondheidsorganisatie voorschrijft. Het zou dus een no-brainer moeten zijn om gewoon de Europese normen daarop af te stemmen. Maar dan zie je dat de politici zich afvragen “wat kan onze economie aan?” of “waar geraken we in 2030 als we niet te veel doen?”. De Europese normen - en het feit dat Brussel in gebreke was gesteld - zijn de afgelopen jaren inderdaad een enorme hulp geweest.
Het mobiliseren van de bevolking heeft volgens mij vijf, zes jaar geleden echt wel hét verschil gemaakt om zaken in beweging te krijgen. Die brede mobilisatie vanuit de bevolking rond luchtkwaliteit die zei: “dit gaat over onze gezondheid en die van onze kinderen”. Dat was echt heel sterk. Ik zie dus een parallel zowel bij het institutionele werk: waar moeten we meten, waar moeten we geraken, maar ook de uitroep van de bevolking: “we pikken dit niet langer”.
Door burgers te betrekken krijg je een andere dialoog.
Tim
Je voorbeeld van die stof-enveloppe doet me denken aan onze meetgroepen om de luchtkwaliteit te meten. Er was een ruitenwasser in de groep en die zei: “Ik weet dat de lucht vuil is. Ik moet maar naar mijn emmer kijken”. En dan zijn er ook de meer technisch onderlegde mensen die naar de cijfers willen kijken en die willen weten wat dat betekent ten opzichte van de normen. Ik vind het verschil tussen die twee interessant om te zien.
Dat was ook wat we wilden bereiken toen we met de mensen gingen meten. Dat ze dat soort zaken begonnen te zeggen tegen de politici. Zo organiseerden we een ‘burgerlobby’ met groepen die al anderhalf jaar hadden gemeten. Die brachten we in een café samen met politici. Niet in een debat, maar elk individueel in gesprek. De politici waren verrast, maar vonden het wel interessant. Zij dachten dat de burgers gewoon gingen zeggen wat ze allemaal wilden, maar het ging veel verder: over de invloed van de windrichting, over street canyons en hoe daarmee rekening houden ... En uiteindelijk, die politici, die weten er wel een beetje van, maar het zijn ook maar gewoon burgers die toevallig die job uitvoeren en daar niet altijd alles van begrijpen. Door burgers te betrekken krijg je een andere dialoog.
Jean-Pol
Ja, je voelt je gesteund door de burgers. En je zag ook dat de politici in Neder-Over-Heembeek toch beseften dat er iets niet pluis was.
Tim
Die ‘burgerlobby’ vond plaats tijdens de eerste uitwerking van de lage-emissiezone in Brussel. In het regeerakkoord stond dat ze dat enkel maar in bepaalde gebieden gingen doen, maar plots werd beslist om het toch in te voeren over het hele grondgebied. Ik weet natuurlijk niet of het een rechtstreeks gevolg van die actie is, maar toch ...
Jean-Pol
Dat was eigenlijk ons nadeel. De verbrandingsoven heeft een bepaalde locatie, die rijdt niet rond. Dat voelde je in de mobilisatie. De mensen in Watermaal-Bosvoorde zetten hun vuilniszak buiten en het was opgelost. Maar in Heembeek kreeg je de vuiligheid op je hoofd.
Ik moet eigenlijk toegeven dat veel van de acties waaraan ik werkte vanuit mijn positie bij het gemeenschapscentrum en de werkgroep Leefmilieu, geïnspireerd waren door de KSJ en, door mijn kinderen (wordt emotioneel). Er is toen ook een betoging georganiseerd. Er was wel 200 man op straat in Heembeek!
Er is ook steeds ondersteuning gekomen van BRAL en van Greenpeace en van andere instellingen. Dat was belangrijk om onze grieven naar een hoger niveau te tillen.
Tim
Ik vind het moeilijk om te zeggen wat ik de beste actie vond. Er waren er zo veel! Er waren natuurlijk de meetgroepen, waarbij we met een redelijk beperkt aantal mensen, een heel intensief parcours doorliepen. Het opbouwen van de methodologie vond ik één van de leukste dingen. Eerst gingen we met de ethalometers van Leefmilieu Brussel meten. Maar dat waren logge dingen. En het duurde veel te lang om de resultaten te krijgen. Daar werden de mensen ambetant van. We hebben dan een conferentie georganiseerd om te bepalen welk meetapparaat we nodig hadden: het moest direct zijn en visueel. Dat hebben we dan voorgelegd aan Leefmilieu Brussel en aan het VITO.
Daarna zijn we gaan nadenken over hoe we gingen meten en waarom. Het draaide voor ons dus niet gewoon om het verzamelen van cijfertjes. Nee, het ging om het emancipatorische proces van het meten. Het is door te meten dat mensen beginnen na te denken over luchtkwaliteit, het beter begrijpen en daardoor ook beter in debat kunnen gaan. Met BRAL hebben we zo heel diepgaand en kwalitatief werk gedaan.
Daarna hebben we bijvoorbeeld ook CurieuzenAir gedaan. Dat was eigenlijk veel minder citizen science. De mensen moesten enkel vragen om een apparaat bij hen te plaatsen en heel het wetenschappelijke luik zat bij de Universiteit van Antwerpen, die onze partner was. Maar we hebben daar wel plots veel meer mensen mee bereikt. Want we hadden 3.000 meetpunten nodig over heel Brussel, dus moesten we een campagne uitrollen om al die mensen bij elkaar te krijgen. Daardoor deden we plots op een veel grotere schaal mensen nadenken over de vraag of ze bij hen thuis willen meten. Maar achteraf zijn die mensen wel veel minder dragers van de mobilisatie rond luchtkwaliteit. Daar kwam niet, zoals bij de eerste luchtmeetcampagne, een groep zoals Bruxsel’air uit voort. Of een Filter Café Filtré, die zelf acties zijn gaan voeren en de problematiek heel diepgaand zijn gaan duwen, ook politiek. We hebben met CurieuzenAir wel een hele goede kaart kunnen maken van de luchtkwaliteit in Brussel, die toont waar het probleem zit. Die kaart helpt ook het verdere beleid.
De leute van actievoeren, dat heb je ook echt nodig, ook al is de boodschap ernstig!
Tim
Succes zit dus ook in de samenwerkingen die uit de acties voortkomen. Bijvoorbeeld met Greenpeace en Filter Café Filtré, die de kracht hebben van manifestatie. En met de Bruxsel’air groep, die echt een fantastische groep is van mensen die de zaak wilden veranderen, maar ondertussen ook lol willen hebben. Hun motto is dat actievoeren leuk moet zijn, ook al is het voor een ernstige zaak. Zoals met de standbeeld-actie: al die maskers gaan hangen op al die standbeelden, dat is gewoon plezant.
Maar ook de buggy manifestatie: dat was een vrolijke parade van mensen. Met al die slogans die door de kinderen zelf gemaakt waren, met die geweldige woordspelingen die je in het Frans kan maken met “air”! De leute van actievoeren, dat heb je ook echt nodig, ook al is de boodschap ernstig!
Met CurieuzenAir zagen we dat het eigenlijk heel gemakkelijk was om te mobiliseren, geografisch gesproken dan, in iedere gemeente. Ook in Ukkel willen mensen graag weten wat het voor hen betekent. Want het gaat om hun individuele gezondheid, en over hun kinderen.
Moeilijker was het om mensen te betrekken voor wie luchtkwaliteit geen prioriteit is, vooral in buurten waar armoede en gezondheidsproblemen de overhand hebben. We zagen dat de praktische opstelling van CurieuzenAir ook niet zo toegankelijk was: in mei inschrijven om in oktober pas te meten. En je bovendien engageren dat je in oktober nog steeds een venster zal hebben op de eerste verdieping waar je kan meten … De samenwerking met lokale organisaties en met medische huizen was dan ook super belangrijk. Maar eigenlijk was dat niet de bedoeling: we wilden dat mensen ook bij hen thuis konden meten. Maar ja, wat is thuis?
Jean-Pol
In onze tijd bestonden de verenigingen nog uit veel meer leden. Voornamelijk de KWB ging nog aan huis. Heembeek was in die tijd overwegend katholiek, hé. Dat heeft allemaal meegespeeld. Er was toen wel de tegenstelling tussen de ‘autochtone’ Heembekenaren, die de kanaalontwikkeling hadden gekend en die vonden dat Heembeek een schoon dorp was. En de nieuwelingen, die een andere benadering hadden. Dat vlotte niet altijd. Het was ver van de stad, het was onder ons. Er was nog veel open ruimte.
Als ik alles evalueer is het op vlak van luchtkwaliteit toch veel verbeterd. Dat heb ik gezien met CurieuzenAir. En toch blijft de verbrandingsoven een bron van vervuiling, hoe minimaal ook. Waar vuur is, is rook. En er is nog altijd vuur en er komt nog altijd rook uit de schoorsteenpijp.
Als we nu naar Brussel kijken Tim, hoe wil je dat autoverkeer verminderen?
Tim
Dat is een beetje de samenvatting van de afgelopen legislatuur. Tijdens de legislatuur daarvoor (2014 - 2019) was het gelukt om luchtkwaliteit op de kaart te krijgen. Iedereen was het erover eens dat de luchtkwaliteit moest verbeteren. Wanneer het dan concreet wordt wat daarvoor moet gebeuren: de lage-emissiezone verstrengen, minder auto's, een circulatieplan, … dan komen ook andere belangen naast gezondheid in beeld: de belangen van hun verplaatsing, de belangen van hun comfort …
Als ik rebels kan zijn en actievoeren, dan leef ik.
Jean-Pol
Jean-Pol
Ik denk dat als de verbrandingsoven een auto zou zijn, die niet meer in de lage-emissiezone zou mogen rijden. Je zit met een oude carrosserie, waar ze van binnen van alles hebben ingestoken. De vraag is: hoe lang gaat die nog functioneren? Je moet rekenen dat de rookgaswasser in 1999 werd geïnstalleerd. Die draait dus al 25 jaar!
Tim
Soms is het belangrijk jezelf af te vragen hoe je het zo lang kan volhouden om actie te voeren. Voor mij is het belangrijk dat succesvolle acties intern gevierd worden, met de nodige schouderklopjes. Ook zelf blijven evolueren is van belang. Bijvoorbeeld door nu meer met de oplossingen bezig te zijn en minder met het meten zelf.
Jean-Pol
Ik kon rekenen op een zeer enthousiaste én diverse groep vrijwilligers die dag en nacht klaarstonden: de huisvrouw, de ingenieur, de architect, de bioloog, de laborant, …
Ik ben eigenlijk heel blij dat BRAL nu veel met luchtkwaliteit bezig is en niet enkel focust op de ruimtelijke problemen, die natuurlijk ook van belang zijn. En voor mij persoonlijk: als ik rebels kan zijn en actievoeren, dan leef ik.
Door het actievoeren heb ik ook heel veel kansen gekregen: ik ben menselijke ecologie gaan studeren aan de VUB, ik heb daar een lessenpakket milieurecht voor niet-juristen gevolgd en milieusanering voor niet-biologen aan de UGent. Ik heb me altijd bijgeschoold.
Tim
Dat continu bijleren vind ik ook heel belangrijk. Dat zag ik recent nog met ons ExpAIR-project in Schaarbeek. Daar heeft één van onze eerste deelneemsters een presentatie gegeven aan de schepen van mobiliteit. De manier waarop zij dat verhaal bracht, vanuit de kennis die zij had opgedaan over de problematiek van luchtkwaliteit en tegelijkertijd gesitueerd in haar ervaring als buurtbewoonster, was prachtig om te zien. Het is zo belangrijk om te kunnen groeien in hetgeen je vertelt en hoe je dat brengt naar de politiek. Dat maakt mij gelukkig bij BRAL.