Vlamingen en Brusselaars werken samen aan ecologische corridors

25/10/2012

De open ruimte in de Vlaamse rand en in de periferie van Brussel staat onder druk. Oplossingen op lange termijn dringen zich dan ook op. Aan beide kanten van de gewestgrens wordt hier aan gewerkt. Voor velen achter de schermen, maar eigenlijk heel aanwezig en met concrete resultaten op het terrein. Luc Vander Elst, projectleider Vlaamse Rand van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), en Frank Vermoesen, verantwoordelijk voor het groen netwerk bij Leefmilieu Brussel (BIM), zijn mannen zonder oogkleppen en werken regelmatig samen.
 
Ze doen dit niet zozeer omdat het moét van hun oversten, maar vooral vanuit het gezonde verstand. En met resultaat. Zo slaan de VLM en het BIM bijvoorbeeld de handen in elkaar voor een studie over de toekomst van Neerpede (Brussel) en stukken van Sint-Anna-Pede en Vlezenbeek (Sint-Pieters-Leeuw en Dilbeek), de ecologische corridor op de grens Anderlecht/Pajottenland. Vooraleer dieper in te gaan op hun organische samenwerking of de vertaalslag van hun werk naar bewoners en politici, starten we zoals het zou klinken op een datingssite.

Hoe en wanneer zijn jullie elkaar tegen gekomen?

Luc: “De eerste informele gesprekken tussen onze administraties moeten zo'n 7 à 8 jaar oud zijn. We kruisten elkaar op vergaderingen rond gemeenschappelijke dossiers, bijvoorbeeld bij het overleg rond het ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (GRUP VSGB). Daarnaast werkt de VLM als administratie breder dan het eigenlijke kader. Vlaamse administraties als Wegen en Verkeer of Natuur en Bos bijvoorbeeld zijn enkel actief in afgebakende sectoren, terwijl de VLM net de kans heeft om ook eens over het muurtje te kijken. Multifunctioneel werken is daarenboven een van onze missies. We betrekken er zoveel mogelijk sectoren en partners bij om een gedragen visie te hebben. Zeker in het kader van landinrichting kun je niets doen zonder consensus. Het is belangrijk om van bij het begin de link met Brussel te leggen en overleg te plegen.”

Frank: “Samenwerken is een plus voor administraties in alle beleidsvelden. Toch vinden er maar enkelen de weg naar elkaar. Veel van onze onderlinge contacten en samenwerkingen kwamen tot stand door het feit dat de VLM en het BIM geen gewone administraties zijn. We zitten ergens tussen de  kabinetten en de ‘normale’ administraties. We hebben iets te zeggen en werken onafhankelijk genoeg.”

Gaan jullie structureler samenwerken?

Frank: “Ik denk dat leefmilieu zo'n typisch beleidsveld is waar het makkelijker aanvaard wordt om over de grenzen te kijken. Hoe het gelopen is rond Neerpede, bewijst dat overleg met de VLM nog zeer informeel en organisch blijft. In dat dossier wou onze minister van Leefmilieu, Evelyne Huytebroeck, al langer iets concreets op poten zetten. De vrees bestaat immers dat wanneer er nu niets gebeurt, er over enkele jaren toch geknabbeld wordt aan de open ruimte. Hierdoor zou Neerpede veel van haar pluimen kunnen verliezen. Zo werd bij onze administratie het licht op groen gezet om het stukje Neerpede in Anderlecht onder de loep te nemen. Niet veel later ontmoette ik Luc op een andere vergadering en sprong de VLM mee op de kar.”

Luc: “Wij hadden het BIM eerder al uitgenodigd voor overleg rond het landinrichtingsproject Molenbeek-Maalbeek in Asse. Na afloop deed Frank de plannen voor Neerpede uit de doeken. Vrij snel zaten we op dezelfde golflengte. En zo kreeg ik dan afgelopen zomer voor het eerst in mijn leven een telefoon van het kabinet Huytebroeck. Intussen is er een samenwerkingsovereenkomst tussen VLM en BIM en ook een lastenboek voor een grensoverschrijdende studie van Neerpede, toch een  gebied van 1.300 hectare , waarvan 600 hectare in Anderlecht en 700 hectare in Vlaanderen.”

“Administratief gezien gaat het BIM dit trekken en neemt de VLM het stuk van de studie in Vlaanderen voor zijn rekening. We zijn mee in het verhaal gestapt omdat er naast over groen ook wordt nagedacht over landbouw en recreatie.  Via een stuurgroep wordt alles samen opgevolgd.  Het inrichten doet natuurlijk ieder op zijn eigen grondgebied.”

Frank: “Het zou onnozel zijn, mochten wij in Neerpede geen rekening houden met het stuk Vlaanderen dat eromheen ligt. Morfologisch hangt die zone aan elkaar, als de poort naar het Pajottenland. Daarom bekeken we samen wat we grensoverschrijdend kunnen doen. In Vlaanderen staat alles rond Neerpede ingekleurd als een ‘luwe’ plek. Dan is het logisch om die luwte naar Brussel door te trekken. Voor beiden wordt het een sterker verhaal. We moesten ook onze achterban op de kabinetten overtuigen. Hoewel we het administratief trekken is de VLM geen tweederangs partner. We zitten op hetzelfde niveau qua inspraak en inhoud. Operationeel willen we tot gezamenlijke projectfiches komen, inclusief berekeningen, waarmee overheden haast onmiddellijk aan de slag kunnen gaan.”

Luc, VLM speelt een regierol. Moet jullie rol als 'interregionale bruggenbouwer’ niet uitgebreid worden? Je spreekt in ‘Over de Rand’, een recente publicatie van jullie, zelf over een nieuw soort beslissingskader om initiatieven te stimuleren, te initiëren. Kan dit een interregionaal beslissingskader zijn?

Luc: “Er is vooral nood aan een langzame mentaliteitswijziging op het hogere politieke niveau. Met deze studie rond Neerpede denk ik een kleine doorbraak te hebben geforceerd. Vergeet niet dat het water soms diep is. Als ik tijdens presentaties in Vlaanderen verkondig dat er samenwerking met Brussel op stapel staat, zie je in de zaal vaak nog heel wat gefronste wenkbrauwen. Die angst is er, net zoals die ook in Brussel heerst. Bepaalde initiatieven zorgen stilaan voor een kentering. Leefmilieu Brussel zit nu in elke planbegeleidingsgroep van landinrichting op Vlaams grondgebied dat grenst aan Brussel. Ze sturen mee die landinrichtingsprojecten aan. De stem van Brussel moet daar op een of andere manier in vertegenwoordigd zijn.”

Wat vinden jullie van een soort ‘facilitator’, die het bredere plaatje in het oog kan houden?

Frank: (twijfelend) “Bij zo'n concreet aanspreekpunt denk je aan bepaalde metropolitane structuren, waarmee je dan een overlegplatform voor bepaalde materies creëert.”

Luc: “Ik denk wij momenteel al aan het faciliteren zijn. Dat mag iemand anders ook doen natuurlijk. Wij zijn al bezig in zowat acht gemeenten rond Brussel. Bovendien zijn we ook in zee gegaan met die ‘moeilijke’ faciliteitengemeenten Wezembeek-Oppem en Kraainem, die anders niet met Vlaamse administraties willen samenwerken. Wij spelen dus op ons niveau al de rol van facilitator.”

“De VLM moet trouwens zeer voorzichtig zijn met termen als metropolitane structuren. Ik wil een VLM-beleid voor de Vlaamse rand dat te allen tijde verkoopbaar blijft. Voor mij gaat het over praktische afspraken en concrete situaties waar we oplossingen voor zoeken. Als je in Brugge of Gent van de stad naar het platteland trekt, zie je al twee verschillende werelden. In onze context komt er nog de administratieve wereld, de taalwereld en de wereld van de angst bij. Door gewoon puntsgewijs samen te werken en te tonen dat er goede resultaten uitkomen, moet je  stilaan de mentaliteit proberen te veranderen.”

Good practices vermenigvuldigen dus. We moeten vaststellen dat het top-down niet werkt, ondanks alle regeringsverklaringen en beleidsplannen die een  structurele samenwerking op poten willen zetten. Je kan het blijkbaar niet aansturen. Hebben jullie ook het gevoel dat het van onderuit moet komen?

Luc: “Kijk naar Neerpede. Als we daar ooit iets willen realiseren, zit Brussel al met het gemeentelijke en het gewestelijke niveau. VLM zit van zijn kant dan aan tafel met gemeente, gewest, provincie en soms het federale niveau. Het zou misschien beter zijn er een niveau tussenuit te halen in plaats van er één aan toe te voegen.”

Er wordt momenteel een update gemaakt van het Groen Netwerk in Brussel. Zijn daar structurelere samenwerkingen bezig?

Frank: “Heel concreet hebben we de plannen van het Groen Netwerk uit 1997 een beetje afgestoft. Daar heeft een studiebureau op gewerkt, mét aandacht voor die linken naar Vlaanderen. Op onze kaart beginnen we ook gebiedsoverschrijdend te kijken. Zo zijn er pijlen getrokken naar groene plekken in Vlaanderen. Vroeger was Brussel in Vlaanderen een gat in de kaart en in Brussel zelf een cartografisch eiland .”

Is het dan de bedoeling van het BIM om iemand aan te stellen om specifiek die linken met Vlaanderen te bekijken?

Frank: “Zo gedetailleerd is alles niet uitgeschreven. Dat is louter vanuit de hoogte bekeken. Die continuïteiten lopen door. Dat er hiervoor moet samengewerkt worden met het Vlaams Gewest zit in ons achterhoofd maar staat niet uitgeschreven in onze nota’s.”

Is dat nu al een gemiste kans voor de VLM?

Luc: “Ik zie niet in waarom. Zij hebben toch al nuttig werk geleverd door die linken te leggen. Als je vanuit bijvoorbeeld de Brusselse Groene Wandeling Vlaanderen binnenstapt, lijkt het op sommige plaatsen precies alsof je van het platteland de stad binnenwandelt. Denk maar aan de Woluwelaan waar je vanaf de molen plots stoot op mastodonten van bedrijfsgebouwen in Vlaanderen. Aan die plekken in Brussel moeten wij proberen een verlengstuk te breien met onze projecten. We hopen wel een aantal pijlen vanaf de Groene Wandeling mee te helpen realiseren. Wat belangrijk is, is dat we de hardere sectoren stilaan mee beginnen krijgen zoals NMBS, Infrabel, W&Z (Waterwegen en Zeekanaal), etc...”

Wanneer zet je die stap van de zachtere functies (groen, ...) naar de hardere functies (verkeersinfrastructuur, ...) ?

Luc: “We zullen daar nooit spontaan naar gevraagd worden. Hoe zit dat bij jullie Frank?”

Frank: “Tussen de verschillende Brusselse administraties onderling loopt de communicatie ook niet altijd even vlot. Toch zie ik kansen dankzij het discours dat aan de gang is rond de verruiming van de term ‘groene ruimte’ tot groenstructuren en ecosysteemdiensten. Daarbij horen ook andere functies zoals waterberging, recreatie, luchtkwaliteit of microklimaat. Vergeet ook niet de aantrekkelijkheid voor bedrijven om zich te vestigen in een groene omgeving. Deze argumenten tonen aan dat vergroening een economisch belang heeft.”

De mentaliteitswijziging rond groen kan dus ook helpen om er hardere functies bij te betrekken.

Luc: “We denken inderdaad vanuit deze optiek. Het probleem is wel dat omgevingskwaliteit niet meetbaar is. Mocht dat wel het geval zijn, zou je duidelijk merken wat het verschil is als een landinrichtingsproject al dan niet wordt uitgevoerd.”

Frank: “Daar moeten vooral middelen tegenover staan. Tussen steden wordt de concurrentiestrijd aangewakkerd om de middenklassegezinnen te behouden. In Brussel  vergroenen we deels vanuit het idee ‘we willen niet dat het nog erger wordt dan het al is’.  In de Vlaamse rand willen ze dan weer niet dat ‘Brussel overstroomt.’ Dat stuwt die vergroening wel vooruit.”

Luc: “In Zellik werd in 2011 het Breughelbroek in een nieuw kleedje gestoken door de aanleg van een natuurlijk speelpark. Daar komen nu zelfs Brusselse scholen spelen. Daar is dus iets kwalitatief gerealiseerd dat binnen de grens van Brussel nog niet bestaat. Misschien moet dat op termijn ook een kruisbestuiving worden.”

Frank: “De recreatieve poot van groen legt vaak het meeste gewicht in de schaal, omdat het onmiddellijk draagvlak creëert voor de omgeving. Zeker in een stedelijke omgeving is dat wat dikwijls de doorslag geeft om een project te realiseren of niet. Op zich is dat goed,  als je het maar kan combineren met natuurbeheer, waterberging of educatieve functies.”

Taal is vaak een drempel. Wat doe je er aan om mensen met elkaar te laten praten? Was jullie laatste publicatie ‘Over de Rand’ niet beter tweetalig?

Luc: “Je zal altijd worden geconfronteerd met anderstaligen in de Vlaamse rand. Moeten we dergelijke publicaties dan alleen naar het Frans vertalen? Een Engelse vertaling is even opportuun. De VLM moet zich trouwens strikt aan de taalwetgeving houden. De publicatie ‘Over de Rand’ mocht alleen in het Nederlands. Mijn mensen mogen hierop geen uitzondering maken. Informeel eens Frans babbelen kan, maar tweetalige wegwijzers doet dan wel weer de gemoederen verhitten. 

Frank: “Een verklaring waarom bepaalde dingen tussen onze administraties werken, is het feit dat vooral Vlaamse Brusselaars binnen Leefmilieu Brussel die interregionale contacten hebben gelegd.”

Luc: “Dat klopt wel. Als het BIM een zuiver Franstalige administratie was geweest, zouden die contacten misschien niet bestaan. Via hen gaat dat nu een stuk gemakkelijker. Bovendien worden wij zo geïntroduceerd bij Franstalige ambtenaren.”

Frank: “Voor Neerpede zal dat een heel mooie oefening worden. In het begeleidingscomité zal de VLM ook Franstaligen ontmoeten . Voor sommigen onder hen zal een nieuwe wereld opengaan. Wat kan leiden tot uitwisseling en dynamiek. Er zijn Brusselse administraties die ooit wel eens van de VLM hebben gehoord maar begot niet weten wat ze doen.”

Luc: “Vlaamse Luchtvaartmaatschappij” (lacht)

Wat zijn jullie ervaringen met de vertaling van wat jullie doen naar de burgers? Is er een kentering in participatie of een tekort aan belangstelling?

Luc: “In onze projecten werken participatief. Bij landinrichting moet je consensus hebben. We gaan geen gemeenten meekrijgen als we geen bewoners meehebben. Zo organiseren we hoorzittingen met bewoners.  Door de respons groeien er nieuwe ideeën en wordt een plan realistischer.”

Wanneer wordt het studiewerk in Neerpede vertaald naar het bewonersniveau?

Frank: “We hebben momenteel niet de kaart getrokken van een zeer diepgaand participatief platform. Het gaat om 1.300 hectare met ettelijke bewoners en vele actoren in alle richtingen. Hier is het toch een beetje kijken van bovenaf hoe alles fysiek kan worden uitgewerkt. Het gaat trouwens nog om een studie. Het is niet de bedoeling om bij de mensen frustraties aan te wakkeren door nu grote verwachtingen te creëren. Eerst bekijken we wat er in het gebied aanwezig is. Wat we willen  bewaren en welke richting we uitgaan, zijn andere uitdagingen.”

www.vlm.be
www.ibgebim.be

Bruno Depover
Joost Vandenbroele

Lees ook