Brussel introduceert "stadsvernieuwingscontracten"
De ordonnantie Stedelijke Herwaardering, beter gekend als de ordonnantie over de wijkcontracten, wordt geheel herzien. En er zit heel wat nieuws in: er komen nu ook stadsvernieuwingscontracten en er is een volledig nieuw hoofdstuk: stadsbeleid. De ordonnantie wordt momenteel besproken in het Brussels Parlement.
De ordonnantie Stedelijke Herwaardering, beter gekend als de ordonnantie over de wijkcontracten, wordt geheel herzien. En er zit heel wat nieuws in: er komen nu ook stadsvernieuwingscontracten en er is een volledig nieuw hoofdstuk: stadsbeleid. De ordonnantie wordt momenteel besproken in het Brussels Parlement.
De stadsvernieuwingscontracten (svc’s) zijn geïnspireerd op de wijkcontracten, maar toch heel verschillend. De perimeter is veel groter en kan gemeentegrenzen overschrijden, het accent ligt op publieke ruimte en het programma wordt niet door de gemeente maar door het Brussels Planningsbureau opgesteld.
In het hoofdstuk stadsbeleid gaat het vooral over de middelen die overgeheveld zijn van het federale grootstedenbeleid.
Bral heeft vooral vragen bij de stadsvernieuwingscontracten en vraagt zich af waarom stadsbeleid niet geïntegreerd werd in de wijk- en stadsvernieuwingscontracten.
Wijkcontracten
De wijkcontracten zijn gebaseerd op een goed principe: in een welbepaalde perimeter, gedurende een beperkte periode (een kleine zes jaar) geconcentreerd middelen investeren in een globaal programma. En dit met als globale doelstelling de levensomstandigheden en levensstandaard van de bewoners te verbeteren. In 2010 werden de wijkcontracten omgevormd tot ‘Duurzame’ Wijkcontracten, met een groter accent op duurzame ontwikkeling en burgerparticipatie. Dat laatste kan zeker beter, maar de intentie is er alvast.
Deze ontwerpordonnantie verandert weinig of niets aan de grote lijnen van de ‘duurzame’ wijkcontracten. Er is vooral gesleuteld aan de administratieve procedures.
We hadden graag een grondige evaluatie van de wijkcontracten gezien. Het aantal gerenoveerde en nieuwe woningen is wel geteld, maar wat de contracten betekenen inzake sociale cohesie, socio-professionele inschakeling of bewustwording inzake energiebesparing is minder duidelijk.
Bral zag graag een duidelijkere keuze voor betaalbaar wonen.
Er hadden best wel wat meer zaken mogen veranderen, zoals een duidelijker keuze voor betaalbaar wonen. Wijkcontracten voorzien zowel middenklasse woningen als sociale woningen. De wachtlijsten voor sociale woningen zijn echter enorm, het publiek geld moet dan ook prioritair daarin worden geïnvesteerd. Ook het systeem van de Community Land Trust creëert woningen voor lage inkomens. Bral zag ze dan ook dan ook graag als volwaardige speler in de wijkcontracten.
We hoopten ook op meer aandacht voor maatregelen die levensstandaard van de bewoners verbeteren en een optimalisatie van het participatief proces. Maar daarover niets in deze ordonnantie.
Stadsvernieuwingscontracten
Nieuw zijn de stadsvernieuwingscontracten. Het gaat ook om programma’s van bepaalde duur binnen een bepaalde perimeter die gefinancierd worden door de overheid. Terwijl de wijkcontracten vooral het accent leggen op huisvesting en voorzieningen, ligt de prioriteit van de stadsvernieuwingscontracten op de publieke ruimte en de infrastructuur van het stadsnetwerk. Daarmee bedoelen ze diverse infrastructuren die een structuur geven aan de Stad, zoals loopbruggen of het groene netwerk.
In 2016 start de regering met 5 stadsvernieuwingscontracten (zie pdf in bijlage). Tegelijk zal het aantal ‘klassieke’ wijkcontracten per legislatuur gehalveerd worden van 20 naar 10, want het totale budget blijft hetzelfde. De keuze van de SVC-perimeters maakt niet altijd duidelijk wat dit nieuwe instrument beoogt. Bijvoorbeeld bij SVC 1: Havenlaan / Citroën / Groendreef / T&T, daar hebben we toch al o.a. het richtschema T&T en een Bijzonder Bestemmingsplan dat op het einde van de vakantie in openbaar onderzoek gaat? Voor de Havenlaan is de planning en financiering toch ook rond? SVC 3 Beekkant – Weststation – Ninove en SVC 5 Roro-Poincaré grenzen aan elkaar, overlappen gedeeltelijk met wijkcontracten en met het ‘Plan Canal’. De praktijk zal tonen in welke mate het gaat om dubbel planningswerk.
Gezien de vele bestaande plannen, kan het er ook op uitdraaien dat de stadsvernieuwingscontracten niets meer zullen zijn dan een doorgeefluik voor subsidies.
Duidelijk is helaas wel dit: stadsvernieuwingscontracten scoren ondermaats op bewonersbetrokkenheid. Er is niets meer voorzien dan een algemene vergadering die bedoeld is om informatie top down door te geven. Uiteraard is het minder evident om participatie te organiseren wanneer de perimeter groter is, maar dat mag geen excuus zijn om niets te doen. Herinrichting van openbare ruimte is trouwens een thema dat concreet kan gemaakt worden en veel mensen aanspreekt.
Participatie ?
De raad van state heeft trouwens enkele opmerkingen bij de voorbereiding van deze ordonnantie. Zij stelt dat bij het vastleggen van de definitieve perimeter van zowel de wijkcontracten als van de stadsvernieuwingscontracten een effectenbeoordeling en openbaar onderzoek hoort. De ordonnantie voorziet dat alleen wanneer het volledig programma uitgewerkt is. Maar volgens de raad van state moet dat vroeger gebeuren, wanneer de perimeter definitief wordt.
Dat is ook zoals wij dat zien: bij de start van stadsvernieuwingsprogramma hoort een publiek debat, over de afbakening en over de doelstellingen en prioriteiten. Wanneer daarover een consensus bestaat kunnen de concrete programma’s uitgewerkt worden. Het draagvlak voor die programma’s zal er alleen maar door vergroten.
Het lijkt logisch deze programma’s te integreren in het systeem van de wijk- en stadsvernieuwingscontracten. Hierdoor kunnen deze écht instrumenten worden die kunnen werken aan een hogere levensstandaard..
Levensstandaard?
De globale doelstelling van de ordonnantie is dus de levenskwaliteit en de levensstandaard van bewoners te verbeteren. Maar de subsidies gaan toch vooral naar stenen: woningen, buurtvoorzieningen en publieke ruimte. Noodzakelijke investeringen, maar er zijn ook andere maatregelen nodig, om ervoor te zorgen dat de bewoners volwaardig aan het maatschappelijk leven kunnen deelnemen. In de eerste plaats moet de regering erover waken dat de mensen niet verplicht zijn te vertrekken wanneer de woningprijzen stijgen omdat de buurt aangenamer werd om in te wonen. Maar ook vorming, onderwijs, jobs, gezondheidszorg en sociale cohesie moeten dan grote aandachtspunten zijn. Deze thema’s kunnen wel aan bod komen bij ‘activiteiten ter bevordering van de maatschappelijke cohesie en het gemeenschapsleven’, maar niet systematisch, niet meetbaar.
Stadsbeleid
In het derde gedeelte van de ordonnantie werden onder de noemer Stadsbeleid diverse zaken samen gebracht: o.a. subsidies aan gemeenten of OCMW’s voor hun strijd tegen leegstand, voor de renovatie van alleenstaande gebouwen of voor een snelle interventie tegen de achteruitgang van openbare ruimtes. Hier gaat het dus om geïsoleerde ingrepen. Vroeger bestond daarvoor een afzonderlijke wetgeving. Op vraag van de Raad van State is dit in dit ontwerp geïntegreerd.
Het gaat echter vooral om programma’s voor ‘de ontwikkeling van de wijken’, een erfenis van het federale grootstedenbeleid. Dit grootstedenbeleid werd bij de laatste staatshervorming naar de gewesten is overgeheveld.
Toen het nog Belgisch was, werden in het kader van het grootstedenbeleid vooral gemeentelijke programma’s gesubsidieerd, bijvoorbeeld rond sociale cohesie en armoedebestrijding. De uiteindelijke doelstellingen en zelfs ook de omschrijving van de strategische programma’s sluiten nauw aan bij die van de wijkcontracten.