Artikels

Thema

Moet je een rijbewijs hebben om te kunnen stemmen? Het lijkt er wel op. Een strategisch gelekte studie over stadstol en een proefproject over slimme kilometerheffing, meer is er in volle verkiezingskoorts niet nodig om paniek te laten toeslaan bij de politici.

Van een politieke discussie was zelfs geen sprake. Uit wel duizend kelen klonk het: autorijden mag niet duurder worden! De 4 op de 10 Brusselse gezinnen die géén auto hebben, lijken niet mee te tellen voor politici. 

Toch betalen ze al jaren een zware tol voor het autoverkeer in de stad. Niet in euro’s maar met verloren gezonde levensjaren. (Net zoals de mensen die wel een auto hebben overigens)

En ondertussen wordt een dak boven je hoofd voor iedereen duurder. In tegenstelling tot de energieke politieke reacties tegen duurder autorijden, blijft de politieke eensgezindheid hierover uit.

Stijgende woningprijzen worden vaak als normaal of zelfs als een fataliteit beschouwd. Want het gevolg van een stijgende vraag en een te klein aanbod op de vrije markt. Dat daardoor steeds meer mensen steeds moeilijker dicht bij hun werk en sociale leven een woonst vinden,  moeten we er maar bij nemen.

Voorstellen om bij een stijgend aantal auto’s diezelfde markt de kostprijs te laten bepalen van het beperkte aantal plaatsen op de weg - en dan nog enkel tijdens de spitsuren ! -, worden afgedaan als zowat een regelrechte aanslag op de mensenrechten. Het lijkt wel alsof autorijden het recht op wonen heeft verdrongen als basisrecht.

Ook de gebruikers van het openbaar vervoer lijken politiek niet echt mee te tellen. Toch als je merkt dat stijgende tarieven voor het openbaar vervoer eensgezind worden goedgekeurd. Paradoxaal genoeg zijn de stijgende financiële noden van het openbaar vervoer in Brussel terug te brengen tot hun stijgend succes én door het feit  dat er veel geld verloren gaat aan trams en bussen die vast staan in … het autoverkeer.

Het komt er op neer dat alternatieven voor het gebruik van de auto blijkbaar wél duurder mogen worden,  maar autorijden/in de file staan niet.  En als wonen in de stad of nabij een knooppunt van het openbaar vervoer onbetaalbaar wordt, is er maar één alternatief: allemaal in de file gaan staan! 

Sarah Hollander

voorzitster Bral
 

Hij, of liever het, is publiek consulteerbaar: het lang aangekondigde Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO). Jawel, dat fameuze plan dat de krijtlijnen moet uitzetten voor denabije en verre toekomst van het Brussels Gewest (2020-2040)

 

Met het plan voor duurzame ontwikkeling legt de regering een soort blauwdruk op tafel voor de volgende regeringsonderhandelingen. Belangrijk: voor het eerst zijn er stappen om het bestuur van onze stad te verbeteren. Maar het blijft voornamelijk een analyse met vrijblijvende verklaringen. We kijken vol verwachting naar de volgende regering en hoe zij dit plan zal uitvoeren.

Hij, of liever het, is publiek consulteerbaar: het lang aangekondigde Gewestelijk Plan voor Duurzame ontwikkeling (GPDO).  Jawel, dat fameuze plan dat de krijtlijnen moet uitzetten voor de nabije en verre toekomst van het Brussels Gewest (2020-2040).
Zoals we voorspelden, wordt het echte openbaar onderzoek en dus ook de goedkeuring over de verkiezingen getild. Afhankelijk van de samenstelling van de nieuwe regering zal het plan dus nog in meer of mindere mate worden herschreven.
‘Waarom er dan nog woorden aan vuil maken,’  horen we jullie zuchten.  Omdat we een aantal zaken bewaard of veranderd willen zien. En omdat we het onderbelichte luik ‘governance’ – eenvoudiger gezegd: beter bestuur – stevig in de zon willen zetten. Om te wijzen op het belang ervan én verbeteringen te suggereren. Want we weten ondertussen dat Brussel goed is in het maken van plannen maar zeer slecht in het uitvoeren ervan.

beter bestuur

Bral is blij dat de regering zich bewust is van de versnippering en de soms mank lopende organisatie van onze hoofdstad. Voor het eerst is er een apart hoofdstuk(je) governance met daarin enkele concrete hervormingen.  Zo kondigt het gewest meer beheerscontracten aan met instellingen van openbaar nut en met andere overheden. Daardoor zullen die explicieter gebonden zijn aan het behalen van (gewestelijke) doelstellingen. Daarmee bouwt de regering verder op de 6de  staatshervorming die de relatie tussen de gemeenten en het gewest al stevig hertekende.  
Nog interessanter wordt het wanneer het GPDO komt met interne hervormingen van de gewestelijke administraties en aanverwante organisaties. Een kwestie van het eigen huis op orde te zetten vooraleer men anderen het hof maakt.
Maar niet al die interne veranderingen zijn concreet. We lezen vooral veel juiste analyses en goede intenties maar vaak volgt daarna dat bepaalde pistes verder moeten worden bestudeerd. Wél concreet wordt het wanneer het gaat over planning en economie. Alle gewestelijke  diensten & actoren die daar nu mee te maken hebben, worden ondergebracht in respectievelijk  een  territoriaal en een economisch platform.  Muy bien, de herstructurering van een aantal bestaande diensten om ze beter te laten samenwerken is noodzakelijk. We kijken even van nabij naar het territoriaal platform.

territoriaal platform voor dummies

Het territoriaal platform krijgt een luik  ‘analyse en planning’ en een operationeel luik. Kort door de bocht: de ene maakt de plannen en de andere probeert ze te realiseren. Klinkt zeer logisch maar achter dit eenvoudige schema schuilt een zware interne herstructurering van mensen en middelen.

Verrassend: de wil om via een vernieuwd autonoom overheidsbedrijf nu ook zélf strategische projecten/zones  te ontwikkelen.  Ambitieus! Hopelijk is er geld om ervaring en expertise in te kopen.

belangrijkste spelverdeler

De strategische planning lijkt het cruciale onderdeel. De cellen 'GPDO', 'participatie' en 'richtschema’s' ontmoeten elkaar daar.  De volgende richtschema’s en de invulling van de nieuwe ondernemingsgebieden in stedelijke omgeving moeten daar vorm krijgen. Het is ook dé link met het operationeel platform. Maar we blijven op onze honger zitten wat betreft de linken naar de uitvoering. Idealiter bewaken de mensen van strategische planning ook de kwaliteit van de uitvoering want daar loopt het nog vaak fout. Maar de operationele dienst wordt geen administratie maar een overheidsbedrijf. En diensten met verschillende structuren werken vaak moeilijk samen. Een wettelijk kader moet duidelijkheid scheppen.

lakmoesproef

Zou het territoriaal platform een debacle als de Ninoofsepoort -  één van die dossiers die wel gevloerd lijken door hun complexiteit - vermijden? We twijfelen eraan. Deze hervorming heeft zeker potentiële efficiëntiewinst maar lost de versnippering van verantwoordelijkheden niet op. We bespeuren om te beginnen een weelde aan subplatformen en we lezen niets over linken met  Mobiel Brussel , Leefmilieu Brussel of de andere - nog op richten - ‘platformen’. De noodzakelijke samenwerking om een project tot een goed einde te brengen is dus niet gegarandeerd. Moge het 'Draaiboek Complexe Stadsprojecten' van het Kenniscentrum Vlaamse Steden de opstellers van het definitieve GPDO inspireren.

Steyn Van Assche en Hilde Geens

stafmedewerkers stedenbouw

 

Het verenigingsleven speelt een belangrijke rol in het leven van heel wat Vlamingen.  Maar heeft het middenveld nog iets te zeggen over de samenleving waarin wij leven? De Verenigde Verenigingen richtte een Werktank Middenveld op en hield een verkenning langsheen bedreigingen en opportuniteiten.

Het middenveld in Vlaanderen is een bonte verzameling van verenigingen die groepen, meningen en belangen vertegenwoordigen. Ze ontstaan omdat burgers zich vrijwillig verenigen om een hoger doel of belang te realiseren. Natuurpunt verenigt bijvoorbeeld mensen die zich inzetten voor natuurbehoud; ensembles of groepen die vocale muziek brengen kunnen zich aansluiten bij Koor & Stem, en de vakbond verdedigt de belangen van de werknemers.

Deze verenigingen vormen traditioneel een brug tussen burger en overheid. Middenveldorganisaties geven een stem aan de achterban en werken actief mee aan de totstandkoming van beleid. Zo zetelt Natuurpunt in de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en is het Forum voor Amateurkunsten betrokken bij de totstandkoming van cultuurbeleid.

Een gevoel van onbehagen waait door het middenveld

Welnu, deze verenigingen worden vandaag geconfronteerd met een aantal bedreigingen. Traditioneel vertrekt dit middenveld vanuit de burger en positioneert het zich tussen markt en overheid. Deze verenigingen vertrekken vanuit maatschappelijke waarden en missies, eerder dan vanuit politieke motieven of winstgedrevenheid. Ze zorgen voor sociale ontmoeting, cohesie en democratische betrokkenheid. Daarnaast laten veel verenigingen een kritische stem horen in het maatschappelijke en politieke debat, of werkten ze door de jaren heen aan maatschappelijke dienstverlening. Deze laatste twee rollen komen meer en meer in de tang van markt en overheid.

De regelgeving waar verenigingen en vrijwilligers mee geconfronteerd worden neemt explosief toe. Veel verenigingen werken deels met overheidsmiddelen en moeten zich daarom soms tot in de kleinste details verantwoorden. Dit zorgt voor administratieve last en leidt de aandacht af van de basiswerking. Het lijkt haast alsof de overheid het middenveld niet meer vertrouwt.

Het wordt ook steeds moeilijker om een kritische stem te laten horen. Neem bijvoorbeeld actievoeren. Rechtszaken worden aangespannen tegen ludieke acties, een staking wordt met een kortgeding ingedamd of Villanella, een Antwerps kunsthuis voor jongeren, krijgt een GAS-boete voor haar protest tegen GAS-boetes. Deze inperkingen herleiden burgerschap tot het slaafs volgen van wetten en regels, beknotten grondrechten als vrije meningsuiting en doen creativiteit die ontstaat vanuit burgerlijke ongehoorzaamheid verdampen als sneeuw voor de zon. Sois sociable et tais-toi lijkt wel het motto.

Omgekeerde wereld

Besparingen, groei, efficiënt werken en begrotingsdiscipline domineren elke maatschappelijke discussie. Ook het middenveld ontsnapt daar niet aan. Dat verenigingen zorgen voor sociale cohesie, vrijwilligerswerk en democratisch burgerschap wordt niet meegerekend in het Bruto Binnenlands Product. Ondanks het feit dat de inkomsten van sociaal-culturele verenigingen voor minder dan de helft uit subsidies komen, leeft toch de perceptie van een overgesubsidieerd verenigingsleven. Hoeveel maatschappelijke meerwaarde moeten we nog creëren om serieus genomen te worden?

Die besparingslogica legt voornamelijk een zware druk op een maatschappelijke dienstverlening, waar heel wat organisaties sterk op bouwden. Waarom moet het ziekenfonds de ziekteverzekering organiseren, en Natuurpunt de natuurgebieden beheren? Nochtans bevestigen ledenpeilingen en onderzoek keer op keer dat noch markt noch overheid deze diensten aan lagere kostprijs kunnen aanbieden. Bovendien dreigt een potentiële ‘vermarkting’ ook de waardengedrevenheid van de dienstverlening onder druk te zetten. U zou als private aanbieder toch ook vooral geïnteresseerd zijn in dat deel van de koek die het meeste winst kan opbrengen? Als ziekteverzekeraar voornamelijk de bevolkingsgroep tussen 18 en 40 jaar onder je hoede nemen bijvoorbeeld. Uitgangspunten als toegankelijkheid, solidariteit en universaliteit komen al snel onder druk te staan.

Een warme oproep

Genoeg aangeklaagd. Wat kunnen we hier vanuit de verenigingen samen als middenveld aan doen?
In de eerste plaats dienen we in dialoog te gaan met beleidsmakers en maatschappelijke actoren. Uit de ‘thinks & drinks’ die De Verenigde Verenigingen met partijvoorzitters, fractieleiders, parlementsleden en ministers organiseert, blijkt dat een aantal eigenheden van het middenveld in gedachten wat ondergesneeuwd zijn geraakt. Elkaar naar waarde schatten en wederzijdse erkenning en respect kweken is al een begin om aan zaken zoals overregulering te werken.

Ten tweede moet het middenveld haar positie terug opeisen. Het middenveld zal niet alleen aaibaar of participatief zijn maar ook kritisch. Die kritische stem vloeit vaak voort uit verontwaardiging. Als De Morgen op zaterdag 8 februari een kaart publiceert met een bloedrode Brusselse ring, vergeven van het fijnstof, dan gaat dat over de gezondheid van onze kinderen. Als uit onderzoek blijkt dat één op drie zieke leraars thuis zit door psychische problemen (stress, burn-out, ...), moeten we ons vragen stellen over de verschroeiende prestatiemaatschappij waarin we leven. Als de gemiddelde jeugdwerkloosheid van de afgelopen tien jaar in Brussel afklokt op 35 procent, is dat onaanvaardbaar.

Door maatschappelijke uitdagingen, verontwaardiging én thema’s te politiseren onstaat er een scherp maatschappelijk debat waaruit duidelijke keuzes moeten worden gedestilleerd. Deze politisering is best zo opgebouwd dat er van onderuit een beweging op gang komt. Zo slaagde Pic Nic the Streets in Brussel er in om het centrum verkeersvrij te maken.

Positief discours

Tot slot, en misschien is dat wel het belangrijkste, zetten we  ons gezamenlijk gevoel van onbehagen en verontwaardiging om in een gezamenlijk engagement voor een hernieuwd en positief maatschappelijk discours. Dit onbehagen is gebaseerd op een gevoel dat onze samenleving steeds harder en kouder wordt.

Dit is met andere woorden een pleidooi voor een vernieuwd verhaal, waarin de kracht van het verenigingsleven speelt. Een positief verhaal dat vertrekt  vanuit het geluid van mensen en verenigingen die dagelijks ijveren voor een samenleving waarin ‘hart boven hard’ gaat. Want enkel in zo’n samenleving is op lange termijn de welvaart, het welzijn en vooral het geluk van de mensen vandaag én morgen verzekerd.

Anton Schuurmans
Projectcoördinator De Verenigde Verenigingen

 

Sinds de naamsverandering van Just Under the Sky naar Docks Bruxsel bleef het bijzonder stil in de strijd tussen de geplande winkelcentra. Stilte voor de storm! Uplace (Machelen) voert zijn doodsstrijd, terwijl NEO (Heizel) net een stevige financiële duw in de rug krijgt. En oh ja, Stad Brussel wil een zwemvijver aanleggen in de schaduw van het shoppingcenter op de Heizel. Ondertussen blijft BRAL pleiten voor binnenstedelijk winkelen en zetten we de juridische strijd tegen de drie shoppingmonsters verder.

Vastgoedcertificaten voor winkelcentra blijven een enorm goede belegging op de Brusselse beurs. Volgens de zogeheten Petercam-index waren ze de laatste tien jaar de beste investering op de beurs. Ze bieden een jaarlijks nettorendement van 7%. Terwijl bestaande winkels in de binnenstad vandaag minder renderen. Ter vergelijking: een m² winkelruimte in de Nieuwstraat levert vandaag een rendement op van 4,5%.

Dat rendement ligt ook veel hoger dan bij de kantoorcertificaten. Een precies percentage vonden we niet, maar diezelfde Petercam-index beschrijft dat langetermijnbeleggers van kantoorcertificaten er de laatste jaren “bekaaid zijn vanaf gekomen”. Dat is onder meer te wijten aan het overschot aan het jarenlange kantooroppervlaktes in Brussel en de Rand.

Volgens Christian Lasserre, consultant en expert in de immobiliënsector, zijn  het dezelfde beleggers zijn die tien jaar geleden in de winstgevende kantoormarkt investeerden, die nu hun geld inzetten op winkelcentra. “Het openen van de Europese grenzen en een versoepeling van de wetgeving op de inplanting van winkelcentra liggen mee aan de oorzaak hiervan”, verduidelijkte Lasserre onlangs in een interview in La Vif. 

Geen maatschappelijke winst

Volgens Jean-Luc  Galonger, professor aan de provinciale hogeschool Condorcet in Mons en voorzitter van het expertisecentrum centrummanagement (CEMA), hanteren die investeerders een pure commerciële logica: “Hun bedoeling is vooral om zo’n hoog mogelijk huurprijs voor de handelsruimtes te bekomen om die dan zo duur mogelijk door te verkopen. Het belang voor de winkeluitbaters en de rentabiliteit op lange termijn komen maar op de tweede plaats”, aldus Calonger. “Shoppingcentra zijn echte financiële producten, die worden uitgewisseld en doorverkocht zonder afstemming met de realiteit van de markt en vooral, zonder afstemming met het terrein”.
Het CEMA deed tussen 2000 en 2010 onderzoek naar de impact van die verschillende soorten winkelcentra op hun onmiddellijke omgeving. “De beloftes van investeerders zijn altijd dezelfde: ons project gaat werkgelegenheid creëren, het gaat de aantrekkelijkheid van de buurt verhogen, ... maar altijd stellen we vast dat dit ten koste gaat van bestaande commerciële ruimtes en dus van jobverlies elders.” De nadelen en de kosten voor de samenleving zijn voor investeerders van geen belang. Want wat moet een belegger zich nu aantrekken van de mobiliteits- en gezondheidsproblemen rond het project waarin hij investeert? Als hij zijn product  maar verkocht krijgt vóór die problemen er zijn.

Juridische strijd BRAL

Het is tegen die  commerciële logica en niet-duurzame, winstgerichte marktmechanismes dat BRAL zich blijft verzetten. De ongebreidelde bouw van meer shoppingcentra is een aanslag op ons stadsweefsel en de sociale cohesie.

UPLACE

Samen met Greenpeace en Bond Beter Leefmilieu voert BRAL een juridische strijd op drie fronten tegen dit winkelcomplex nét over de gewestgrens. En het begint er stilaan op te lijken dat we het pleit gaan winnen.

Alles begon met de ondertekening van de zogeheten Brownfieldconvenant in juni 2009. Dat convenant engageert de Vlaamse regering om tijdig vergunningen af te leveren en maakt duidelijke afspraken over de mobiliteitsinfrastructuur. De engagementen uit dit convenant worden - ondanks een heel reeks negatieve adviezen - in december 2011 hard gemaakt in het Ruimtelijke Uitvoeringsplan Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (GRUP VSGB). We vragen dan ook bij de Raad van State de nietigverklaring van het stukje GRUP waarin Uplace voorkomt. Hoofdmotief: de te weinig onderzochte en nefaste gevolgen inzake mobiliteit en luchtkwaliteit. En de auditeur van de Raad van State geeft ons gelijk. In december 2013 stelt hij dat er geen zekerheid is over de zogenaamde “flankerende maatregelen” - een treinstation, straten, afritten, ..- die Uplace bereikbaar moeten  maken. Wij wachten in opperste spanning op het definitieve oordeel van  de voorzitter van de Raad van State. Meestal volgt die de Auditeur.

In een andere procedure en los van de strijd tegen Uplace  werd het GRUP VSGB ondertussen door het Grondwettelijk Hof  eigenlijk onwettig verklaard. Maar wij zitten daar voor niks tussen.
Eind 2011 tekenden we ook beroep aan tegen de stedenbouwkundige vergunning én tegen de milieuvergunning. Het eerste beroep wordt ingediend bij de (Vlaamse) Raad voor Vergunningsbetwistingen. Op een uitspraak is het nog wachten, maar gezien de uitspraak van het Grondwettelijk Hof is het bijna zeker dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen zal besluiten tot vernietiging van de stedenbouwkundige vergunning. 
In ons beroep tegen de in mei 2012 afgeleverde milieuvergunning volgt de Auditeur van de Raad van State ons opnieuw:Bij het verlenen van de milieuvergunning [mag de Vlaamse Regering] er niet zonder meer van uitgaan dat die mobiliteitsinfrastructuurwerken later ook effectief vergund en gerealiseerd zullen worden.” Ook hier is het nog even wachten op het definitieve arrest.

 

Het stadsbestuur Brussel laat de privé (AG Real Estate) de ondeste sokkels van het Munt-centrum renoveren zonder concrete plannen te hebben voor de verdiepingen erboven, waar het nochtans eigenaar van is. © Reas Estate

Docks & NEO

Ook tegen de vergunningen voor Docks Bruxsel trok BRAL ten strijde, samen met UNIZO, ARAU, IEB en BBL.
De redenen waarom we ook hier een juridische strijd leveren, zijn dezelfde als bij Uplace. Eén voorbeeld: eigenaar Mestdagh engageert zich in de milieuvergunning dat er binnen de 6 jaar max 60% van de bezoekers met de auto zal  komen en binnen de 10 jaar max 50%. Maar hoe dit moet gebeuren en of dit realistisch is, lezen we nergens in de vergunning. Ook al belooft de eigenaar het nieuwe rondpunt aan de Van Praetbrug te financieren, het zal vooral de belastingbetaler zijn die op lange termijn zal moeten bijdragen. Want wie betaalt voor meer en frequenter openbaar vervoer naar Docks, de link met het station van Schaarbeek of het onderhoud van het rondpunt? Of voor de maatschappelijke kost die het extra vervuilende autoverkeer de komende jaren met zich meebrengt? Juist ja. Net zoals bij Uplace zal de gemeenschap aardig mogen bijdragen aan dit zogezegde privéproject. En ook hier is er heel wat onzekerheid omtrent de noodzakelijke ‘flankerende maatregelen’.

En dat is niet anders bij het NEO-shoppingproject dat de Stad Brussel nu samen met het Gewest op de Heizel wil neerplanten. Er zijn nog geen vergunningen aangevraagd of juridische procedures lopend  maar de constructies die ze hier samen met private ontwikkelaars opzetten, vragen opnieuw heel wat financiële inspanningen van de belastingbetaler. In een recente ordonnantievoorstel engageren het Gewest en de Stad zich tot een bijdrage van maar liefst 335 miljoen euro (Stad en Gewest elk 167 miljoen). Dat is niet alleen voor het shoppinggedeelte maar voor het volledige stadsproject. Maar die omkadering is wel noodzakelijk voor een bloeiend shoppingcenter. 

 

En in het centrum?

Vallen die perifere aspiraties nu te rijmen met de ambitie om ook het stadscentrum als winkelcentrum te promoten? Afgaande op de recentste cijfers: neen. De engagementen die de Brusselse overheden nemen voor het welslagen van buitenstedelijke centra staan in schril contrast met de publieke middelen die diezelfde overheden de komende jaren inschrijven voor bijvoorbeeld de aanpak van de Vijfhoek.

De meest opvallende voorbeelden voor Brussel: voor de studies over en de heraanleg van de Brusselse Nieuwstraat en omgeving budgetteert de Stad Brussel tot 2015 slechts 3,5 miljoen euro. Verder laat het stadsbestuur Brussel de privé (AG Real Estate) de onderste sokkels van het Muntcentrum renoveren zonder concrete plannen te hebben voor de verdiepingen erboven, waar het nochtans (samen met BPost) eigenaar van is. En voor de studie en de inrichting van de centrale lanen  (“Een nieuwe hart voor Brussel!”), zijn er nog geen budgetten vrijgemaakt. De  gesprekken met de publieke geldschieter Beliris moeten zelfs nog goed en wel beginnen. In het collegebesluit van januari 2014 dat de grote principes van die heraanleg moet vastleggen, staat alvast geen enkel concreet financieel engagement.

Conclusie

We kunnen gerust zeggen dat de Brusselse overheden makkelijker geld op tafel leggen voor winstgevende ‘nieuwe handelswijken’ aan de rand van de stad dan voor de uitdagingen ín de stad. Publieke middelen moeten prioritair naar onderwijs en betaalbare huisvesting gaan, maar dienen ook om het bestaand stadsweefsel aantrekkelijker te maken. En dus voor de verbetering van de mobiliteit voor zachte weggebruikers en de kwaliteit van de publieke ruimte. En dus niet voor de omkadering en bereikbaarheid van semi-privéprojecten.

Joost Vandenbroele
 

Wijkcomposten, projecten rond zachte mobiliteit, recyclage, duurzame ontwikkeling, project rond sociale economie, repair café, ... Overal in het Brussels Gewest komen burgers, verenigingen, handelaars, enz. in actie om hun wijk aangenamer te maken om in te wonen, meer oog te laten hebben voor het milieu en meer solidair te maken. Samen helpen ze van Brussel een duurzamere stad te maken.

"Participatieve Duurzame wijken": groener en gezelliger

Sinds 2008 wil de jaarlijkse projectoproep "Participatieve Duurzame wijken" bewonersgroepen ondersteunen en begeleiden, die de duurzaamheid van hun wijk willen versterken, in het kader van een burgerlijke en collectieve aanpak.

Samen zijn we sterker

De echte uitdaging bestaat erin om een project op te zetten tussen buren, met andere wijken en met de instellingen. Voor het welslagen van een wijkproject en om beter samen te leven moeten echter ook partners worden gemobiliseerd, zoals de gemeente, het OCMW, het cultureel centrum of de verenigingen, om bv. gebruik te kunnen maken van een zaal om in te vergaderen, om toegang te hebben tot een openbare ruimte, om toelating te krijgen om op een markt aanwezig te zijn, om sensibiliseringshulpmiddelen te gebruiken, ...

Onze wijk heeft ideeën!

In het begin komt het erop aan een stuurgroep bij elkaar te brengen en een tiental gemotiveerde personen te vinden, die willen dat hun wijk in "groene" zin verandert. Als de kandidatuur van een wijk vervolgens weerhouden wordt, dan zal de wijk de steun genieten van een "coach" die haar bij de uitwerking van het eigen project zal begeleiden. Bovendien zal de "Participatieve Duurzame wijken"-coach ook het beheer van de groepsdynamiek bevorderen en de denkoefening voeden.

Een oefening in participatieve democratie

En wie neemt er de beslissingen? U, zij, wij, iedereen die dat wil!  Via het "participatieve budget" is het namelijk de bedoeling dat er collectief beslist wordt over de verdeling van het voor de wijken beschikbare budget. De verdelingscriteria worden door de Participatieve Duurzame wijken collectief opgesteld tijdens een daarvoor georganiseerde Vergadering

Hoe deelnemen?

Om alles te weten te komen over de projectoproep "Participatieve Duurzame wijken", raadpleegt u simpelweg onze pagina's over de Participatieve Duurzame wijken of belt u naar het nummer 0800 85 286.

De kandidaatsdossiers moeten ingediend worden vóór 02 mei 2014.
 

De oude site van het Station Josaphat in Schaarbeek is een van de laatste grondreserves van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het strekt zich uit over 24 hectare, goed voor een oppervlakte van meer dan 32 voetbalvelden. De gewestregering heeft zopas na een eerste lezing een ontwikkelingsschema goedgekeurd dat de toekomst van dit braakland uittekent. 

Commons Josaphat is een platform van autonome spelers zonder enig politiek lidmaatschap. Dit platform verenigt bewoners, omwonenden, militanten en verenigingen rond het idee dat het mogelijk is om onze stad te produceren en beheren uitgaande van het concept van “gemeengoed”.

Concreet wil Commons Josaphat de status van openbaar goed van het braakland van het Station Josaphat veranderen in gemeenschappelijk goed. Dit terrein, de laatste grote reserve openbaar eigendom, heeft een voorbeeldfunctie en moet breken met stad die onderworpen is aan financiële stromen en grondwaarderingen.
Het platform lanceert dus een burgerideeënoproep die open is voor iedereen. Daarmee wil het de collectieve intelligentie mobiliseren om de stad in al haar complexiteit te beschouwen als een gemeenschappelijk goed en om zo te komen tot een reeks concrete scenario’s die kunnen dienen als voedingsbodem voor de reflectie van de Brusselaars over de stad die ze wensen.
De bedoeling van de Ideeënoproep is de stad, de bewoners en de overheid concrete pistes voor te stellen voor het bouwen van gemeengoed om zo alle mensen die een rol spelen in deze toekomstige wijk beslissingskracht te geven: de burgers van de wijk, zij die er zullen wonen, zij die er zullen wandelen, zij die er zullen werken, zij die de bouwwerken zullen gadeslaan vanaf het balkon voor hun raam, alle Brusselaars, alle militanten van de stad en daarbuiten, … Kortom, zo veel mogelijk mensen.

Het platform nodigt u ook uit op de officiële lancering van de oproep op DONDERDAG 24 APRIL vanaf 18 uur in het Café Zagloba – Gustave Latinislaan 237 à 1030 Schaarbeek

17u30 – Onthaal partners
18u00 – Onthaal pers en publiek
18u30 – Tussen de Zagloba en het terrein - In Case of Emergency – Make your own City
19u00 – Presentatie van de Burgerideeënoproep voor een realistische utopie
19u20 – Vragen en antwoorden
20u00 – Einde
In bijlage vinden jullie de tekst van de Ideeënoproep.

Voor meer informatie : ideascommonsjosaphat@gmail.com

Eind 2013 bestaat Bral 40 jaar. Na 40 jaar stadsacties is het vandaag tijd om ook intern een aantal dingen te veranderen. Vanuit een grondige reflectie over de Brusselse stadsontwikkeling, over hoe Bral en Brussel op elkaar inspelen of juist niet, hebben we nieuwe invalshoeken en nieuwe speerpunten geselecteerd waarrond we onze werking de komende jaren gaan uitbouwen. Die ommezwaai is vandaag nog niet helemaal zichtbaar maar wel volop bezig. Maar ..... eerst kijken we nog even terug: lees hier waar BRAL zich in 2013 voor heeft ingezet! 

Lees het jaarverslag in de pdf hieronder.

Stel: je zit bij een wijkcomité en je krijgt de kans een echte wet te maken die geldt  in heel de buurt? Wat zou je daar van denken? In het Verenigd Koninkrijk kan het. We praten met Jim Segers en Sofie Van Bruystegem van City Mine(d) over hun nieuw jachtterrein, de Localism Act, een regelgeving die nooit geziene bevoegdheden toekent aan wijkcomités. Een natte droom voor activisten? Of toch eerder een nachtmerrie?

“Als 21 mensen uit een Britse buurt zich samen zetten, kunnen ze dankzij de Act erkend worden als neighbourhood forum. Dan mogen ze samen een buurtplan schrijven. En het ongelooflijke is: als dat plan per referendum wordt goedgekeurd, krijgt het kracht van wet! In Londen is er bijvoorbeeld een groep die de lokale supermarkten wil verplichten hun personeel in de buurt aan te werven,” vertelt Jim Segers van het internationale netwerk voor stedelijke actie City Mine(d), lidvereniging van Bral.

Moet je niet aan kwaliteitseisen voldoen of adelbrieven voorleggen om erkend te worden?
Jim: “Neen, je moet alleen tonen dat je representatief bent. Zo is er onlangs een groep afgekeurd die de diversiteit van de buurt niet weerspiegelde. Maar verder niks. Eens je plan af is, moet je het wel voorleggen aan de bevolking. Maar er is niet eens een quotum. Als je toont dat je goed gemobiliseerd hebt, kan je referendum doorgaan, ook als er maar 20 man opdaagt.”

Betere dienstverlening of besparing?
De Localism Act is één van de paradepaardjes van de coalitie van Conservatieven en Liberal-Democrats in de UK. Deze zeer lijvige turf herschikt een aantal bevoegdheden op lokaal vlak en heeft – onder andere – aandacht voor het wijkniveau. Helemaal in lijn met de basisfilosofie van eerste minister Cameron – Big Society, small government – creëert het een kader waarbinnen vrijwilligers verantwoordelijkheid kunnen krijgen over het lokaal beleid.
Jim en Sofie beten zich stevig vast in de Act. Door de praktijk te volgen, hopen ze te weten te komen wat er mogelijk is als je de knowhow van een local community valoriseert. Die kennis hopen ze ook in Brussel te kunnen gebruiken.
 

Sofie: “Door te kijken naar de Localism Act kunnen we veel leren over de voordelen én de gevaren ervan.” En gevaren zijn er.

Jim: “Vrijwilligersorganisaties kunnen claimen dat ze een bepaalde dienstverlening beter kunnen runnen. Meestal iets met een fysieke component als een bib. Er zijn heel wat vastgeroeste bibliotheken waar nooit een nieuw boek binnen komt. En dan kan zo'n buurtgroep het recht krijgen om die dienst gewoon over te nemen van de lokale overheid! Het klinkt interessant maar de sociale sector heeft er afwijzend op gereageerd. Want het ambetante is dat je de hele kostenstructuur moet overnemen. Je kunt wat subsidies krijgen maar niet in verhouding tot de kosten. ’t Is dus zeker ook een besparing.”

Er zit dus wel degelijk ook een gevaarlijk kantje aan. Hoe gaan jullie aan de slag met de Localism Act?
Lokale groepen kunnen een bijvoorbeeld een bib of ontmoetingscentrum ook laten erkennen als community asset, lokale troef, die niet mag verdwijnen.

Jim: “De functie wordt dan beschermd en de lokale groep krijgt zelfs voorkooprecht. Het is al een aantal keren toegepast in Londen en meestal zie je dat pubs op die manier beschermd worden.”

Sofie: “Dit is een klein onderdeel van de Act maar makkelijk toepasbaar, hapklaar. Daarom gaan we waarschijnlijk ook beginnen met dit onderdeel. In twee Londense buurten, Camden Town en East London, werken we met bewonersgroepen van zo'n 15 mensen die willen onderzoeken of ze hun buurt kunnen verbeteren door middel van de Act.”

Jim: “In East London zijn we de eerste keer samen gekomen in een soort gemeenschapscentrum. Maar daar willen de bazen nu al niet meer dat we ons over de Act buigen. Ze zijn bang dat het te polemisch wordt want ze bestaan zelf dankzij de Act. Dus moeten we verhuizen naar een living.”

Terwijl jullie zelf de Act willen toepassen?
Sofie: “Dat stelt de vraag hoe empowerend ze willen zijn. Willen ze eigenlijk wel een neighbourhood forum?”

Is het nu wachten op de eerste situatie waarin twee rivaliserende fora opstaan?
Jim: “Ze zullen nooit twee fora tegelijk erkennen. Maar ze hebben vooral schrik van groepen die de Act willen misbruiken voor een single issue. Dat begrijp ik ook wel.”

Zoiets is niet ondubbelzinnig. De heraanleg van Anspach is bijvoorbeeld heel concreet maar raakt aan veel thema's: mobiliteit, handel, huisvesting... Is een autovrij centrum dan een single issue of een kapstok voor een breed wijkplan?”
Jim: “Inderdaad. En bovendien, hoe gaan ze controleren waar zo'n forum naartoe wil? De staatsveiligheid de lijst met namen laten screenen?”

Sofie: “Dit gaat ook over competentie en legitimiteit. Wie kan en mag er mee beslissen? Binnenkort houden we daar in Barcelona een workshop over. Veel mensen in East London hebben niet de capaciteiten om zo'n Act te snappen maar hebben erg veel knowhow over de buurt. Hoe kunnen we die kennis, die niet gelegitimeerd is door instellingen, valoriseren?”

Jim: “Dat raakt ook aan expertise. Die heb je nodig maar een expert is maar een deel van het verhaal. Niemand weet het nog allemaal. Je kunt niet tegelijk expert zijn in mobiliteit, luchtkwaliteit en in het ademhalingsstelsel.”

Sofie: “En regelgeving is gelobbyd. Het is niet de enige waarheid.”

Hebben we de besluitvorming niet onnodig complex gemaakt, met milieueffectenrapporten en andere procedures, om het een wetenschappelijke onderbouw te geven? En met stakeholdervergaderingen om het draagvlak te vergroten? Terwijl de beslissing op regeringsniveau toch weer bepaald wordt door partijpolitieke overwegingen, net als vroeger?
Sofie: “Misschien wel. Misschien moeten we zeggen aan de politiek dat we niet meer mee doen in dat circus. Dat we niet meer geloven in participatie, maar co-creatie willen.”

Jim: “In Londen had de overheid the London Plan, een strategisch beleidsplan, uitbesteed aan een studiebureau. Maar bewonersgroepen stelden toen, onder impuls van wat nu de vereniging Just Space is, een alternatief plan op dat zeker zo valabel was. En een stuk goedkoper. Het is tijd om ons af te vragen of we bestaande plannen van de overheid moeten blijven becommentariëren, en zeggen wat er niet goed is. Dat zijn achterhoedegevechten. Misschien moeten we ons eigen plan maken en dan kijken waar die twee plannen samen komen. Da's moeilijker maar veel interessanter. En je kan daar ook experten bij betrekken. Ik was bijvoorbeeld positief verrast door het Bralcafé over de centrale lanen. Van jonge Brusselaars tot founding fathers van Bral die zich samen afvragen hoe een stad kan werken. Geweldig.”

Sofie: “Wij geloven in 'Can do', het plezier om iets te proberen.”

Piet Van Meerbeek

Of Bral blij is met de plannen voor de heraanleg van de centrale lanen? Samen met onze achterban en experts bogen we ons de laatste maanden over het plan om dat te beslissen. We toetsten het af bij beleidsmensen en bewonersgroepen en hebben vandaag een analyse klaar die niet mals is. En we vergelijken het plan ook met het meerderheidsakkoord van Stad Brussel van 2012. Een interessante confrontatie.

Op verschillende vlakken schiet het plan te kort. Het ‘nieuwe hart voor Brussel’ dat het stadsbestuur voor ogen heeft, is voor Bral - kort samengevat - een ‘voetgangerszone voor automobilisten’. De voetgangerszone wordt dan wel groter, voor de rest is het plan helemaal bedacht op maat van de auto. De stad heeft niet de ambitie om de autodruk in het centrum te verminderen, lapt het STOP-principe (bij planning en uitvoering wordt voorrang verleend aan Stappers en Trappers, dan aan Openbaar vervoer en dan pas Privé-vervoer) aan haar laars en stuurt het openbaar vervoer 10 jaar achteruit in de tijd. Ook de creatie van nieuwe ondergrondse parkings - zonder garantie dat eenzelfde aantal bovengrondse parkings verdwijnt - en een ‘miniring’ in het hypercentrum zijn onaanvaardbaar.

De ambitie om het doorgaand autoverkeer uit de Vijfhoek te weren en een grotere autoluwe zone te creëren, is natuurlijk uitstekend. De Pic Nic the Streets-acties en onze ParcAnspachPark-wedstrijd zaten gelukkig bij iedereen nog vers in het geheugen.

Ht nieuwe circulatieplan voor de Vijfhoek zou massa's auto's langs het Fontainasplein jagen.  Geen goed nieuws voro de fruitbomen die Bral er met de bewoners plantte.  De Beloofde 'fysieke link tussen de centrale lanen en het Fontainaspark' uit het meerdeheidsakkoord van 2012 komt er dus niet.

Plan VS meerderheidsakkoord

Van een echt plan kun je eigenlijk nog niet spreken. Waarop baseren we onze analyse dan? Op een persmap, publieke uitspraken van schepenen en medewerkers, een officieel collegebesluit met een waslijst aan voorwaarden en een powerpointpresentatie. Dat is ‘t.
Toch kunnen we hieruit al veel leren. Bijvoorbeeld door deze documenten af te toetsen met het meerderheidsakkoord van de Stad Brussel van 2012. Enkele quotes uit het akkoord en onze korte reactie:

[...] De lanen van het stadscentrum worden heringericht zodat we nieuwe openbare pleinen met voetgangerszones (Fontainas, Beurs, De Brouckère) aan alle inwoners kunnen aanbieden, zodat we de culturele, commerciële en toeristische activiteiten van het stadscentrum kunnen herlanceren en zodat we het woonklimaat kunnen verstevigen.”

Bral: Door rondom de voetgangerszone een tweebaansvak met autoverkeer in één richting te voorzien (de bestemmingslus of miniring), creëer je een nieuwe en moeilijk oversteekbare barrière tussen de woonwijken, eerder dan de woonwijken met elkaar te verbinden en dus wonen interessanter te maken. En omdat er mogelijk parkeercapaciteit bijkomt, bestaat het gevaar dat de miniring extra autoverkeer aanzuigt. Autoverkeer legt per definitie een grote druk op de woonfunctie in het centrum.

- het verkeersvrij maken [...] van het stuk weg van het Beursplein tot de Verversstraat en de creatie van een sterke fysieke link tussen het plein en het Fontainaspark”

Bral: Hier verdedigt het stadsbestuur de laatste tijd andere principes. Opnieuw door de creatie van die miniring, die langs en voor het Fontainaspark loopt en het park afsnijdt van de centrale lanen, maakt ze die link net nog moeilijker.

- de sluiting van de lanen van het centrum voor het transitverkeer, en [de creatie] van een echte signalisatie van de verschillende wijken van het centrum en van de publieke parkings vanaf de kleine ring;

De miniring, een nog kleinere ring binnen de kleine ring, is een autoweg met twee autobaanvakken in dezelfde richting. Die miniring, die dwars door enkele woonwijken loopt en dus een nieuwe barrière in de stad vormt, moet de bestaande parkings met elkaar verbinden. Onze aanbeveling: vergeet deze miniring, kom terug op dit achterhaalde idee, en gebruik de bestaande Kleine Ring om auto’s de weg te wijzen naar parkeergarages. 

Bral: Een lussenplan – bedoeld om transitverkeer uit het centrum te weren – is geen lussenplan als je die lussen allemaal verbindt met een nieuwe lus. Opnieuw, die miniring slaat het lek in het systeem en dwarsboomt dus die ambitie. Parkeergeleiding moet inderdaad gebeuren vanaf de Kleine Ring, niet van een Nog Kleinere Ring.

- het behoud van een toegankelijkheid tussen de wijken binnen de Vijfhoek;” “. De versterking van het stratennetwerk en wandelwegen tussen het noorden en het zuiden van de Vijfhoek en tussen hoog en laag Brussel: - Het herinrichten van de oost-west-assen van de Vijfhoek met het oog op [...] het vergemakkelijken van de mobiliteit van voetgangers, fietsers en het openbare vervoer;(…) De fiets als kleine koningin”.

Bral: De Nog Kleinere Ring vormt een moeilijk oversteekbare barrière tussen de wijken in de Vijfhoek. Om twee voorbeeldjes te geven: de Zespenningenstraat snijdt dwars door de Fontainaswijk en wie van de Kunstberg naar de Grote Markt wil zal eerst een tweebaansfile moeten oversteken. De toepassing van een lussenplan, waardoor woonstraten écht straten worden die alleen voor bewoners gebruikt kunnen worden, zouden wel de toegankelijkheid verhogen. We stellen ook vast dat er tot nu toe nog niet eens sprake is van een visie op versterkte fietsverbindingen.

Samen met de MIVB nieuwe lokale maatregelen overeenkomen en evalueren om de commerciële snelheid te verbeteren (eigen beddingen, bussen die in tegengestelde richting mogen rijden, enz.);”

Bral: Hier kunnen we kort zijn. Er staan geen eigen busbeddingen in het nieuwe circulatieplan. Sterker nog, de bus die vandaag nog in tegengestelde richting én in eigen bedding mag rijden in de Wolvengracht wordt afgeschaft. Om plaats te maken voor de miniring. De bus mag dus mee in de file. Een stap achteruit.

Dit bestuur springt wel heel onzorgvuldig om met principes die in zijn eigen akkoord staan. De doelstellingen op vlak van fiets, bus en woonklimaat lijken plots minder belangrijk. Vergeten? Hopelijk komen die principes de komende maanden opnieuw boven water, om te beginnen tijdens het inspraakproces dat nog moet starten.

Onze uitgebreide analyse van de plannen tot nu toe, kun je lezen op onze website (analysecentralelanen).

Handelaars en bedrijven eerst?

De beslissingen over de Vijfhoek krijgen stilaan vorm. En eens te meer stevenen we af op een participatieproces waarin alleen de inrichting van de lanen nog open staat. Bral doet een oproep aan de schepenen om het scenario dat nu voor ligt integraal te toetsen aan de mening van de bevolking.

Dit is hoe die nieuwe miniring er kan uitzien. Onmiddellijk wordt duidelijk dat voor een vrijliggend fietspad weinig plaats overblijft voor fietsers als er geen parkeerstroken verdwijnen. Om nog maar te zwijgen van nog smallere straten als Zespenningstraat. Het is ook op deze miniring dat de bussen mee zullen aanschuiven. 

Een van de eerste lessen van de participatiedeskundige: geef iedereen gelijke kansen om het beleid te sturen. En zet - als het even kan - de verschillende stakeholders of belangengroepen samen rond de tafel, zodat ze in dialoog kunnen gaan. Maar wat zien we nu op www.brucity.be? Een online enquête over het circulatieplan, uitsluitend gericht aan handelaars en bedrijven. Bewoners en gebruikers kunnen hun mening nog niet kwijt. Zij moeten wachten.
Dat verschil in behandeling en timing is niet zo onschuldig als het lijkt. Want participatie kan ook dienen als wapen in een partijpolitiek spel. We zeggen maar iets: stel dat dit een strategie is van de schepen van middenstand om steun te verzamelen voor haar eigen bijsturing van de plannen? Pakt ze binnen enkele weken uit met cijfers over ongeruste handelaars die vinden dat de bereikbaarheid met de auto nog niet genoeg gegarandeerd is? Zo zou ze de stille voorstanders van een autovrije zone koud pakken.

Hopelijk draait het daar niet op uit, maar dit voorval leert ons wel twee dingen: ten eerste lijkt de coördinatie van dit dossier zoek. Het voornemen van Thielemans om de centrale lanen in eigen handen te houden, is kennelijk vervangen door verkaveling. Met aparte speeltuintjes voor elke schepen. Tot op zekere hoogte is het normaal als elke schepen zich ontfermt over zijn of haar eigen bevoegdheid maar de burgemeester moet er over waken dat ze elkaar niet voor de voeten lopen. En dat ze het meerderheidsakkoord respecteren. Mayeur moet wakker schieten.
Ten tweede: het wordt hoog tijd dat het beloofde participatieproces van start gaat, deskundig gecoördineerd, zodat iedereen zich kan uitspreken, op gelijke voet. En voor het te laat is.

Te laat?

De participatiehandboeken leren dat inspraak zo vroeg mogelijk moet starten, op het moment dat de beslissingen nog niet allemaal vast liggen. Toch zien we dat de Stad nu belangrijke keuzes maakt op vlak van mobiliteit zonder enige vorm van participatie. We stevenen af op een participatieproces dat nog alleen gaat over de inrichting van de lanen. Het schepencollege heeft natuurlijk het recht om te bepalen waarover ze inspraak organiseert en wat ze zelf beslist. Maar hoe later de inspraak, hoe groter de kans dat mensen de eerdere gemaakte keuzes niet aanvaarden. Gevolg: frustratie.
Verzachtende omstandigheid voor de Stad Brussel: het Huis voor Participatie was nog niet klaar voor zo’n groot project. In het verleden had deze dienst nooit een serieus participatieproces mogen opzetten. Ze moest dus eerst bijgestuurd en versterkt worden om die klus te kunnen klaren. Maar allicht speelt controledrang ook een grote rol in het uitstel.

Reality check

De principes uit het meerderheidsakkoord van de Stad Brussel zijn natuurlijk ‘beslist beleid’. Dat akkoord ligt al meer dan een jaar vast. De doelstellingen daarin staan dus niet meer ter discussie. Maar de manier om die doelen te bereiken, is nog niet gebetonneerd. Waarom zou het schepencollege niet naar de mensen trekken met dit scenario voor de Vijfhoek? Gezamenlijk en met de boodschap: “Wij hebben ons huiswerk gemaakt. Nu willen we kijken of ons plan de toets van het terrein kan doorstaan.” Ze kan dan ateliers of workshops organiseren (geen hoorzittingen of infomomenten!) waarin iedereen zich kan buigen over de volgende vragen: “Bereiken we met dit voorstel onze doelen? Zullen er perverse effecten optreden? En zien jullie een betere manier om die doelen te halen?” Een concreet voorbeeld: ‘Wij willen dat de parkings bereikbaar blijven. Is de miniring de beste manier om daarvoor te zorgen?”
Zo krijgt het plan een noodzakelijke reality check door ervaringsdeskundigen. En wees gerust: het gebeurt maar al te vaak dat een ontwerp van politici en experts in de praktijk mankementen vertoont. Zo’n check is dus geen overbodige luxe of spielerei.
Zullen wij en anderen zo’n kans grijpen om onze mening kracht bij te zetten? Natuurlijk. Maar wij hebben dit kanaal niet nodig. ’t Zijn de mensen die hun stem zullen laten horen.
Dreigt de bevoegde schepen alles kwijt te raken waarvoor ze al 1,5 jaar heeft geknokt als ze in debat gaat met de bevolking? Dat kan. Maar als haar argumenten sterk genoeg zijn, zal ze zonder veel problemen een draagvlak vinden. En als blijkt dat er echt hiaten zijn in haar plan, heeft ze er baat bij die er uit te halen nu het nog kan. Kortom: een gouden kans voor de stad om moed, openheid en engagement te tonen. Tenzij ze natuurlijk bepaalde doelstellingen uit het meerderheidsakkoord stiekem niet wil bereiken.

Piet Van Meerbeek

Joost Vandenbroele
 

Het gaat hier niet om het bekende park in Schaarbeek maar om de aanpalende spoorwegsite van 24 ha. En daar heeft men plannen voor. Grote plannen. Dat op zich is al interessant, maar het wordt nog interessanter wanneer we weten dat dit één van de weinige grondreserves is die  het Brussels Gewest zelf in handen heeft. Het kan dus eindelijk eens een keer min of meer zijn zin doen. Bral is dan ook zeer nieuwsgierig hoe de regering daarmee om gaat, wat ze nu juist plannen en hoe publiek dit terrein zal blijven.

Dat Brussel een gebrekkig grondbeleid heeft is geen staatsgeheim. Grote grondreserves en gebouwen werden in het verleden voor een habbekrats verkocht aan privé-investeerders. De bekendste zijn de site van Thurn & Taxis en het Rijksadministratief Centrum. In deze gevallen waren het de NMBS en de federale overheid die in hun zoektocht naar een budget in evenwicht de Brusselse belangen uit het oog verloren. Gevolg: slopende en aanslepende onderhandelingen opdat de nieuwe eigenaars hun site toch enigszins zouden ontwikkelen ‘in ’t nut van ’t algemeen’. 

Eigen grond eerst?

Om te vermijden dat de geschiedenis zich zou herhalen, richtte Picqué III in 2005 de Maatschappij voor Vastgoedverwerving (MVV, SAF in het Frans) op.  De MVV verwierf al snel een aantal belangrijke Brusselse grondreserves. Waaronder dus Josaphat.  Weliswaar zonder goed te weten wàt er mee te doen en zonder de financiële middelen of mankracht om er iets mee aan te kùnnen. Maar: de MVV – en dus de regering – had bij deze wel enkele belangrijke grondreserves achter de hand. En ook als daar niets mee gebeurde waren ze op z’n minst een mooi appeltje voor de dorst.

Na een mislukte poging de uitbreiding van de Europese Commissie op te vangen op één van ‘haar’ terreinen en  na enkele jaren de kat uit de boom gekeken te hebben, groeide het besef hoe belangrijk gronden in eigendom wel zijn om te kunnen beantwoorden aan de publieke behoeften. Behoeften die er afgelopen jaren niet kleiner op werden. Tijd dus om dat ‘liggend geld’ te activeren.  Enter…

 

Richtschema josaphat

In 2013 lanceerde de MVV een opdracht voor het opstellen van een richtschema voor de Josaphatsite. Een studiebureau moest bestuderen welke functies in welke verhoudingen  wenselijk waren, hoe ze best ingeplant werden, hoe de mobiliteit georganiseerd moet worden etc. Dat werk is ondertussen afgelopen en de regering hechtte op 27 maart haar goedkeuring aan het project “Josaphat : wonen en werken in een parkomgeving”.

Met 66% van de vloeroppervlakte gaat het grootste aandeel van de gebouwen naar huisvesting. Wat 1839 woningen oplevert. Werken wordt ingevuld door 6% bureauruimte en 20% stedelijke industrie. Op zich lijkt dat een goede mix van functies op deze locatie.

We vragen ons wel af wat er zal gebeuren met de bedrijven die vandaag gevestigd zijn op de site. Kunnen ze hier blijven, moeten ze verhuizen naar een ander stuk van de site of moeten ze naar buiten Brussel?

Sluimerende privatisering

Naast de verschillende functies en hun onderlinge verhoudingen moeten we  bij de ontwikkeling van een publiek terrein ook kijken hoe en door wie alles zal worden gebouwd. Voor de huisvesting bijvoorbeeld wordt duidelijk aangekondigd dat 56% van de woningen door de privé ontwikkeld (41% middenklasse en 15% haut gamme) wordt en 44% door de overheid. Maar van die 44% publieke woningen wordener 18%  gebouwd en verkocht door Citydev (ex-GOMB, middenklassewonigen). Die woningen komen dus uiteindelijk ook in privé-handen. De 26% sociale woningen zijn voorlopig de enigen die op termijn zeker publiek blijven.

Erfpacht boven!

We horen wel dat de regering in principe de gronden in erfpacht wil doorverkopen, zeker aan Citydev. Op lange termijn zou in elke geval de grond in overheidshanden blijven. Maar jammer genoeg ligt dat voor de privé-investeerders weer wat moeilijker. Ons lijkt dit alvast een interessante piste. Al zal de overheid ook bij een erfpachtovereenkomst goed moeten opletten zich niet te laten rollen door de gewiekste privé-ontwikkelaars.

De belangrijkste kritiek betreft echter de manier waarop het richtschema tot stand kwam. Zijnde totaal…

Ontransparant

In tegenstelling tot begin 2005, wanneer de regering bij de start van de planning van verschillende strategische gebieden de buurtbewoners consulteerde, was de stilte  gedurende heel de planningsperiode oorverdovend.
Alles is besproken achter gesloten deuren. Het brede publiek kreeg alleen een persbericht na de goedkeuring van het richtschema door de regering. 

Nochtans belangt de ontwikkeling van een site van die omvang alle Brusselaars aan. Want het is op die schaarse grondreserves dat het Brussels Gewest een antwoord kan bieden op haar vele uitdagingen. Uitdagingen die alle Brusselaars raken.

Ondertussen elders in Brussel …

Is een groep Brusselaars al een ruim jaar aan het onderzoeken hoe het principe van de commons, van het gemeengoed,  de problemen van de stad en de maatschappij in het algemeen kan helpen oplossen. Ze vertrekken vanuit de overtuiging, die onder andere verdedigd wordt door Elinor Ostrom (nobelprijs economie in 2009), dat gemeenschappelijk beheer een uitweg biedt uit de economische, ecologische en sociale crisis.

Commons?

Met Commons of gemeengoed bedoelen we een eeuwenoude organisatievorm die vandaag opnieuw de kop opsteekt op verschillende plaatsen. Het initiatief dat wereldwijd het best bekend is, is ongetwijfeld Wikipedia, een online encyclopedie, opgestart binnen de internationale gemeenschap, waar iedereen toe kan bijdragen en de regels samen bewaakt worden. Ook in Brussel lopen er de laatste jaren ontelbare initiatieven: collectieve tuinen, cohousingprojecten of  het samen ontwikkelen van vrije software. Ook lokale alternatieve munten, ruilnetwerken of autodelen zijn vormen van gemeengoed. En op een iets grotere schaal bestaat er de Community Land Trust, waar burgers, verenigingen en overheid samen zorgen voor de bouw van koopwoningen voor gezinnen met een laag inkomen. En dit op gemeenschappelijke grond.

Het DNA tegen de crisis

Elinor Ostrom onderzocht hoe gemeenschappen overal in de wereld zich organiseren om natuurlijke hulpbronnen te beheren en hoe ze samen regels en normen vastleggen voor het gemeenschappelijk gebruik en beheer van uiteenlopende dingen. Eerherstel dus voor een wat vergeten vorm van samenleven. En een dik vraagteken bij het kapitalistische credo dat de mens als egoïstisch wezen niet in staat zou zijn om zich te organiseren en samen te werken.

Vandaag blijkt dat dit kapitalisme op heel wat maatschappelijke, ecologische en zelfs economische problemen geen antwoord heeft. De armoede stijgt alleen maar en de kloof tussen rijk en arm neemt toe. Met alle sociale problemen en conflicten als gevolg. Ook op ecologisch vlak zitten we in een neerwaartse spiraal: de grondstoffen worden schaars, de biodiversiteit neemt af, de aarde warmt op … De tijd dringt en het is duidelijk dat een grondige verandering nodig is.

Het gemeengoed als centraal beheersprincipe voor stad en maatschappij kan een oplossing zijn. Of zoals David Bollier (blogger en activist, VS) het mooi omschrijft: “Eigenlijk zijn de commons het DNA of de grondslag die dient om onze economie, politiek en cultuur een nieuwe invulling te geven.”

Commons Josaphat

In de zoektocht naar een concretisering van het commons concept voor de Brusselse stadsontwikkeling, kwam de blik van het Brussels collectief al snel op de Josaphat site terecht. Toevallig werden tezelfdertijd de plannen van de overheid concreter, waardoor deze keuze ineens brandend actueel wordt.

Door te focussen op Josaphat hoopt het collectief Commons Josaphat (CJ) de toekomst van de site te beïnvloeden en ervoor te zorgen dat de site niet geprivatiseerd wordt. Commons Josaphat droomt van een wijk in gemeenschappelijk bezit en beheer die toegankelijk blijft voor alle Brusselaars, in de eerste plaats voor hen voor wie het elders onbetaalbaar is geworden.

Make your own city

Vanuit de filosofie van de commons is het logisch dat CJ ook dit denkproces als een gemeenschappelijk proces ziet. Daarom roepen ze alle Brusselaars op om mee de handen uit de mouwen te steken en ideeën te delen en ontwikkelen om van Josaphat een gemeenschappelijke wijk te maken. Er staat een mooie uitdaging voor ons, maar de taak is ook uiterst complex: we zoeken ideeën voor een gemeenschappelijke ontwikkeling en beheer van het terrein, van de gebouwen die er kunnen komen, van de openbare ruimte. Welk onderwijs, hoe kan de handel georganiseerd worden, welke economie? En dit ook in relatie met de omliggende wijken en de hele stad.

Het principe van gemeengoed staat centraal in deze ideeënoproep, maar de ideeën zelf kunnen over allerlei aspecten gaan: een plan voor de hele wijk, een speeltuig, een computerprogramma, een tuin … Het kan gaan over tastbare dingen, maar ook over ontastbare dingen. Ideeën zijn dus ook welkom. Bijvoorbeeld over hoe beslissingen moeten worden genomen of hoe de natuur kan worden beheerd.

Collectief met de overheid

Verschillende onderzoekers tonen het ook aan, essentieel voor het slagen van commons in de maatschappij is de steun van hogere overheden. De ideeënoproep van Commons Josaphat is dan ook een oproep aan de politiek en het gewest om mee na te denken over commons in Brussel. Zo kan de droom om op een nieuwe manier stad te maken realiteit worden.

Meer informatie over de ideeënoproep via : commonsjosaphat.wordpress

Bral slaat een andere weg is. Dat hebt u misschien al horen waaien. Met dit document houden we jullie op de hoogte van de keuzes die jullie, de leden, de medewerkers en het bestuur van BRAL gemaakt hebben. Eind 2013 bestond Bral 40 jaar. Na 40 jaar stadsacties is het vandaag tijd om ook intern een aantal dingen te veranderen. We willen de komende jaren kiezen voor nieuwe invalshoeken en nieuwe werkwijzen, die onze impact op Brussel moeten vergroten. We leggen in deze tekst uit wat de rol van BRAL vandaag is in Brussel. Daarna gaan we dieper in op de strategische keuzes die we hebben gemaakt voor 2018. Wat Bral dus concreet gaat doen. Deze tekst is het startpunt van een proces, dat afhankelijk is van vele factoren waar wij vandaag geen grip op hebben.

De enorme uitdagingen in Brussel zijn gekend in alle geledingen van de stad : de demografische groei, stijgende armoede en dualisering, de stijgende internationalisering van de bevolking, werkloosheid, lage scholing, mobiliteit, huisvesting … Daarbovenop worden we ook geconfronteerd met een internationale klimaat- en economische crisis.

Duurzaamheid, duurzaam beleid, duurzame ontwikkeling, ... soms lijkt het alsof het dé oplossingen zijn voor de bovengenoemde crisis.  ‘Duurzaam’ lijkt  daarbij vooral een modewoord,  datte vaak gereduceerd wordt tot ecologische kwesties. De sociale en economische dimensie blijft soms afwezig. Het is tijd voor een grondige verandering, voor een maatschappelijke transitie, waarbij we zoeken naar beleids- en sector-overschrijdende oplossingen. In de stad zijn de linken tussen mobiliteit, economie, sociale ontwikkeling, onderwijs, cultuur en milieu heel tastbaar. Het is op de kruispunten van die verbindingen dat Bral werkzaam is.

Brussel stopt ook niet aan de gewestgrenzen. De situatie in onze stad is nauw verbonden met het beleid in de omliggende gewesten. Mobiliteitsstromen, economische ontwikkelingen of open ruimte-verbindingen stoppen niet aan de gewestgrenzen, de mensen ook niet. Dagelijks maken duizenden pendelaars letterlijk de verbinding tussen Brussel en haar omgeving. Samenwerking over de gewestgrenzen heen is dus noodzakelijk. Bral wil hierin het voorbeeld geven en kiest ervoor om in haar werking, expertise en standpunten de institutionele grenzen te overstijgen.

De tijd is dus rijp om een koerswijziging in te zetten. Eind 2013 bestond Bral 40 jaar. Na 40 jaar stadsacties, met wisselend succes, is het vandaag tijd om ook intern een aantal dingen te veranderen. We willen de komende jaren kiezen voor nieuwe invalshoeken en nieuwe werkwijzen, die onze impact op Brussel moeten vergroten.

Maar tegelijk willen we benadrukken dat deze verandering een proces is, een proces dat afhankelijk is van vele factoren. Want we willen deze nieuwe weg niet alleen bewandelen, we gaan actief op zoek naar partners en zullen verschillende trajecten samen met hén uitstippelen. Maar ook financieel zijn er nog grote vraagtekens: onze subsidiezoektocht zal ook een bepalende rol spelen. Ons einddoel ligt dus vast: het Brussel van Bral in 2018.  Maar de manier waarop, de mate waarin en met de hulp van wie we dit doel gaan bereiken, zal sterk afhangen van factoren waar we vandaag geen grip op hebben.

____________
Om te beginnen leggen we in deze tekst uit wat de rol van BRAL vandaag is in Brussel. Daarna gaan we dieper in op de strategische keuzes die we hebben gemaakt voor 2018. Hierbij proberen we telkens zo concreet mogelijk te zijn. En we sluiten af met onze visie op Brussel (Het Brussel van Bral) en onze missie, dus de ‘definitie’ van Bral.