Artikels

Thema

Na een calvarie van vele jaren heeft de Brusselse regering eindelijk een ontwerp van actualisering van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) klaar. Dit ontwerp is nog tot 20 januari in openbaar onderzoek. Jammer genoeg overtuigt dit ontwerp niet. Onder het mom van vereenvoudiging zien we deregulering: een open deur naar bestuurlijke willekeur. Het middenveld vraagt om een grondige herziening van het project.

De huidige Gewestelijk Stedenbouwkundige Verordening (GSV) dateert van 2006. Om in te spelen op de veranderende stad, zowel op sociaal als ecologisch vlak, is de herziening van deze bijna 20 jaar oude regelgeving nodig. Dit herzieningsproces is sinds 2014 aan de gang. In 2019, tijdens de vorige legislatuur, ging een eerste ontwerp in openbaar onderzoek. Deze hervorming werd toen afgebroken. In maart 2021 hervatte de nieuwe regering het proces met de oprichting van een experten-commissie "Good Living". Deze had tot taak de hervorming een grotere draagwijdte te geven dan een eenvoudige actualisering. Het werk van deze commissie diende vervolgens als basis voor de ontwerpverordening die nog tot 20 januari 2023 aan een openbaar onderzoek wordt onderworpen.

Het ontwerp stelt een algemene herziening van de GSV voor met een drastische wijziging van de filosofie. Van een defensieve aanpak die gericht is op “het onmogelijk maken van wat niet wenselijk is” wil de regering gaan naar een proactieve aanpak die “alles mogelijk maakt wat wenselijk is en wenselijk zal zijn”[1]. Het is echter duidelijk dat deze nieuwe aanpak niet met veel enthousiasme wordt ontvangen. Nog vóór het begin van het openbaar onderzoek hadden vele actoren uit de vastgoedsector, de orde van architecten en gemeenteambtenaren ernstige bedenkingen over de richting van de hervorming.

Een verordening is geen strategie of een slogan!

De benaming “Good Living” voor het ontwerp van de nieuwe GSV is verwarrend. Het Gewest heeft de gewoonte zijn strategische plannen “Good …” te noemen (Good Move, Good Food, Good Soil, ...). Zulke plannen leggen de algemene beleidsvisie vast en bepalen de beleidsmissies en doelstellingen. De GSV daarentegen wordt juist geacht de "grote strategische beleidslijnen" om te zetten in duidelijke en bindende regels[2]. Deze regels gelden zowel voor de aanvragers van vergunningen (particulieren, projectontwikkelaars, wegbeheerders, enz.) die moeten weten wat al dan niet is toegestaan, als voor de administraties die de vergunningsaanvragen onderzoeken en de vergunnende autoriteiten die een gelijke behandeling moeten garanderen. Maar meer nog dan de verwarrende naam “Good Living” blinkt het ontwerp uit in schadelijke vaagheid: het gaat er prat op precieze regels te vermijden waar mogelijk en grossiert in onnauwkeurige, ongedefinieerde en subjectieve termen (“harmonie”, “evenwicht”, “architectonische kwaliteit”, “rationaliseren”, enz.).

Kortom, dit ontwerp van GSV beoogt een fundamentele verandering: de beoordeling van stedenbouwkundige projecten gebeurt niet langer aan de hand van duidelijke regels, maar op basis van eerder subjectieve of toch minstens aan debat onderworpen criteria. Dit zet de deur open voor de heerschappij van de willekeur! Wat in de éne gemeente als “rationeel” gezien wordt, is dat niet noodzakelijk in de andere.

Het milieueffectrapport (MER), dat de gevolgen van dit ontwerp van GSV analyseert, legt duidelijk de vinger op de wonde (p. 367): “voor bouwwerken in het binnenterrein van een huizenblok en voor vrijstaande bouwwerken, laten de bepalingen meer ruimte voor de subjectieve dimensie, hetgeen kan leiden tot een verschillende behandeling van vergunningsaanvragen naar gelang van de stedenbouwkundige gevoeligheid van de ene of de andere administratie.”

Bety Waknine, de directeur van urban.brussels, de gewestelijke dienst voor stadsplanning die het project heeft opgesteld, lijkt deze oriëntatie volledig te hebben aanvaard: “Het idee is juist om een tekst te hebben met minder regels en essentiële doelstellingen. We leggen een stedelijk kader vast. We zeggen wat voor soort stad we willen en we laten de aanvragers meer flexibiliteit om dat te bereiken. Dit is de filosofie van de tekst.

Michaël Goetynck, directeur stedenbouw van de stad Brussel, bekritiseert deze zienswijze: “er zal meer subjectiviteit zijn bij de analyse van de dossiers en een groter risico op willekeur of op zijn minst minder rechtszekerheid voor de aanvragers”. In het MER (blz. 573) wordt dezelfde vrees geuit en wordt gesteld dat het beginsel van “goede plaatselijke aanleg”[3] het voor de al overbelaste gemeentebesturen moeilijker zal maken vergunningsaanvragen te analyseren.

Ook het middenveld kwam bijeen om de reikwijdte ervan te bespreken en steekt zijn bezorgdheid over de methodologie, de inhoud en de uitvoerbaarheid van het voorliggende ontwerp niet onder stoelen of banken. Voor de ondertekenende verenigingen en comités moet de tekst herzien worden zodat de GSV een verordening blijft die het juridisch kader voor stadsprojecten nauwkeurig vastlegt. De GSV bestaat net om een normatief kader te bieden voor het nastreven van de doelstellingen inzake ruimtegebruik die elders in de plannen, programma's en strategieën van het Gewest zijn vastgelegd.

Bewoners en verenigingen verwachten dat deze hervorming een antwoord biedt op de nieuwe stedelijke uitdagingen die de Brusselse autoriteiten moeten aangaan: aandacht voor de ecologische voetafdruk van de projecten, volwaardige woningen, toegang tot groene ruimten, straten afgesteld op de actieve vervoerswijzen, aanpassingen voor de gevolgen van de klimaatverandering, enz. Maar daarvoor moet zij duidelijke regels vaststellen die het mogelijk maken te meten en te verifiëren hoe projecten deze uitdagingen al dan niet aangaan. Een compilatie van goede voornemens (het ontwerp van de GSV bevat er enkele) is niet voldoende!

Een premie voor grondspeculatie onder het mom van vereenvoudiging

Het ontbreken van precieze regels in het ontwerp van de GSV lijkt een oproep tot grondspeculatie. De huidige GSV “vergrendelt” het bouwmodel (hoogte, grondbeslag). Dit beteugelt speculatie: de eigenaar van een stuk grond weet op hoeveel vierkante meter er maximaal gebouwd mag worden. Dit bepaalt de marktwaarde van die grond, samen uiteraard met de locatie en de functies die erop mogen worden uitgeoefend - kantoren of woningen zullen rendabeler zijn dan een logistieke opslagplaats. De voorliggende tekst laat deze beperking los: in een aantal gevallen stelt het geen grenzen aan de hoogte van gebouwen. Dit moedigt eigenaars en ontwikkelaars aan om te speculeren op de mogelijkheid van een zeer grote toename van het aantal te ontwikkelen vierkante meters op deze percelen, en dus van hun waarde.

Dit komt bovenop de wijziging van het Gewestelijke bestemmingsplan (GBP) in 2013 die toeliet woningen te bouwen (een zeer winstgevende functie) op grond die voorheen was bestemd voor stedelijke industrie (een veel minder winstgevende functie). Toen al eiste het middenveld dat dit gecompenseerd zou worden door het creëren van een instrument ter belasting van de aldus gecreëerde meerwaarde (de zogenaamde planbaten, naar analogie met de planschade). Dit instrument kwam er niet, hetgeen leidde tot een toename van de vastgoedspeculatie, ten koste van de creatie van betaalbare woningen of groene ruimten.

De ondertekenende verenigingen eisen dat vóór de wijziging van de GSV doeltreffende controle- en reguleringsmechanismen worden ingevoerd met name een systeem voor het belasten van meerwaarde en een bindend huurschalenmechanisme en dat de captatie van deze speculatieve meerwaarde wordt aangewend voor een aanzienlijke uitbreiding van het aantal sociale woningen en het verder ontwikkelen van de biodiversiteit.

Wat de biodiversiteit betreft, zorgt de invoering van nieuwe concepten voor een aanzienlijke verwarring. Zo is het in het ontwerp van GSV opgenomen "koeltenetwerk" in feite gelijk aan de meer dan 25 jaar geleden gedefinieerde groene en blauwe netwerken. Deze verwarring zal eerder de uitvoering bemoeilijken in een beleidsdomein dat nu al moeite heeft om verder te gaan dan louter aankondigingspolitiek. Er is wel een positieve evolutie. In de GSV van 2006 had biodiversiteit nauwelijks een plaats, behalve via de vergroening van binnenplaatsen en tuinen, braakliggende terreinen en openbare ruimten. Nu schuift het ontwerp van GSV een aantal doelstellingen en instrumenten naar voren. Maar het blijft ontoereikend. Zo vinden we in de tekst de Biodiversiteitspotentieel-oppervlaktefactor (BAF+) terug, een instrument om de biodiversiteit van projecten te meten. Dat is nuttig, maar brengt het risico met zich mee van dat biodiversiteit wordt gereduceerd tot een puur boekhoudkundig trucje waarbij bestaande biodiversiteit wordt gecompenseerd door minder rijke en minder duurzame alternatieven die enkel op papier evenwaardig zijn.

Een noodzakelijke herziening van de GSV en ... van dit voorstel tot herziening

Ondertekenende verenigingen onderschrijven dat de huidige GSV inderdaad op vele punten verouderd is. Ze moet herzien worden, met name om renovatie in plaats van sloop-nieuwbouw aan te moedigen, om de openbare ruimte te verbeteren, om de binnengebieden te beschermen tegen verdichting en verharding en in te schakelen in de ontwikkeling van de biodiversiteit, om leegstaande kantoren te kunnen converteren in andere noodzakelijke functies, om de openbare ruimte te vergroenen en opnieuw te bestemmen voor actieve mobiliteit, ontmoeting en verblijven, enz. De herziening zoals momenteel aan openbaar onderzoek onderworpen, bevat zeker een aantal verbeteringen op deze vlakken.

Maar de deregulering die ermee gepaard gaat, dreigt dat allemaal teniet te doen. Het zet aan tot roofbouw in de ruimtelijke ontwikkeling, waarbij de kwaliteit van projecten overeenkomt met de winstgevendheid ervan, waarbij zij die niet deelnemen aan deze koek minder en minder welkom zijn: biodiversiteit, mensen in armoede, speel- en verblijfsruimte, ...

Het Gewest heeft een duidelijke Verordening nodig die Brussel uit de afwijkingscultuur haalt, een Verordening die speculatieve projecten bestrijdt en democratische controle versterkt, een Verordening die een leefbare stad garandeert voor alle levende wezens. Daarvoor zijn duidelijke spelregels nodig. Good Living is een mooie slogan, maar de stad van vandaag heeft meer nodig dan een slogan!

Met de ondertekenaars:

ARAU, BRAL, IEB, Natagora, Action Logement Bruxelles (ALB), Actrices et Acteurs des Temps Présents, Albert Martens voor de Noordwijk, AQABEF Association des Quartiers d'Auderghem, Boitsfort, Etangs et Forêt, ACQU, AQL, Apis Bruoc Sella, Bas-les-PAD, Bruxelles - Nature, Avenue Joseph Chaudron verte et conviviale, CCN Vogelzang CBN, Comité Aquilon & environs, Comité Chasse Royale, Centre de rénovation urbaine d'Anderlecht (CRU), Comité de quartier du Hameau de Roodebeek, Comité Mediapark, Comité du Quartier Fond’Roy ASBL, Comité du Quartier Meunier, Comité de quartier Notre-Dame-aux-Neiges, Comité PorteNinovePoort., Comité Tervuren-Montgomery, Collectif d'animateurices de Bruxelles m'habite, émission sur Radiopanik.org, Collectif Sauvons La Friche Josaphat, Comité Merode (TTBM) , Churchill  (Longchamp Messidor), GAQ, Greenpeace, La Rue asbl, Let's save Tenreuken, Les Amis de la Forêt de Soignes, Maison de quartier Bonnevie, Midi Moins Une! , QuartierWielsWijk, SOS Kauwberg Uccla Natura, The Shifters, Tuiners Forum des Jardiniers, Union des locataires d'Anderlecht (ULAC), Union des Locataires des Marolles (ULM), Wolu-Inter-Quartiers ASBL (WIQ, COWB - Commission Ornithologique de Watermael-Boitsfort, walk.brussels

[1] “Good Living” verslag van de Experten-commissie, p21: https://stedenbouw.irisnet.be/pdf/good-living-gsv-verslag-experten-nl-20211022-aspub.pdf

[2]   Het is zeker mogelijk van de GSV af te wijken, maar de toegestane afwijkingen moeten naar behoren worden gemotiveerd en vooraf aan bijzondere publiciteitsmaatregelen worden onderworpen (openbaar onderzoek en overlegcommissie).

[3] Definitie gegeven door Urban, de gewestelijke administratie voor stedenbouw: “De 'goede plaatselijke aanleg' is een essentieel principe binnen stedenbouw. Zij beoogt de integratie van het ontwerp in - en zijn compatibiliteit met - de al dan niet bebouwde onmiddellijke omgeving. De goede plaatselijke aanleg wordt afgetoetst aan verschillende elementen zoals de kenmerken van de buurt, de impact op de onmiddellijke omgeving en de innamedichtheid. De administratieve overheid is als enige bevoegd om deze beoordeling maken. Zij velt dit oordeel telkens als zij een beslissing neemt over een vergunningsaanvraag.”

Urban.brussels nodigt je uit om jouw favoriete, Brusselse uitzichten aan hen te tonen. Je kan maximum drie foto’s van je favoriete panorama’s delen met een woordje uitleg waarom je net deze koos. Op 16 februari organiseren ze eveneens een collectief debat over de panorama’s. Urban is bezig met een onderzoek om de landschappelijke integratie voor bouwvergunningen te verbeteren. Ze willen beter begrijpen welke panorama’s geliefd zijn en welke moeten verbeterd of veranderd moeten worden. Deadline: 31/01/2023.

https://panoramas.urban.brussels/

Nieuwe filosofie

Laat ons beginnen met het goede nieuws. De huidige GSV is inderdaad op vele punten verouderd. De herziening in openbaar onderzoek bevat een aantal verbeteringen.  Zo krijgt biodiversiteit voor het eerst een belangrijkere plaats in de GSV, enten de doelstellingen inzake open ruimte zich sterk op Good Move, zien we aandacht voor kwaliteitsbodems, krijgen ontharding en regenwaterbeheer van binnenblokken bijzondere aandacht, ...

Tegelijk zien we dat het bij lippendienst blijft. Meer dan eens ontbreekt het aan een duidelijke rechtsregel die aangeeft hoe dat in de praktijk moet toegepast worden. Meer nog: dit ontwerp van GSV gaat er prat op precieze regels te vermijden waar mogelijk en grossiert in onnauwkeurige, ongedefinieerde en subjectieve termen (“harmonie”, “evenwicht”, “architectonische kwaliteit”, “rationaliseren”, enz.). Het beoogt dan ook een fundamentele verandering: van een defensieve aanpak die gericht is op “het onmogelijk maken van wat niet wenselijk is” wil de regering gaan naar een proactieve aanpak die “alles mogelijk maakt wat wenselijk is en wenselijk zal zijn”[1]

We begrijpen tot op zekere hoogte de nood tot flexibiliteit. We schreven het in het verleden al: regels zijn enkel nuttig als ze in 90% van de gevallen toepasbaar zijn. Maar hier is het evenwicht zoek. Zonder duidelijke regels is het moeilijk meten of verifiëren hoe en of projecten de stedelijke uitdagingen aangaan. Zonder duidelijke regels dreigen ook de zwaksten (mensen, wezens, functies, claims, …) in de maatschappij vaker aan de verliezende kant te staan. Zonder duidelijke regels zet je de deur open voor willekeur en rechtsonzekerheid! Wat in de éne gemeente als “rationeel” gezien wordt, is dat niet noodzakelijk in de andere. Zo dreigt het RRU-project in zijn eigen val te lopen. Het neemt de vorm van een instrument voor strategische planning, waarin een reeks te bereiken strategische doelstellingen is vastgelegd, die echter zeer moeilijk te objectiveren zijn. Precieze rechtsregels voor het bereiken van de duidelijk geformuleerde doelstellingen maken plaats voor vaagheid en interpretatie. Het feit dat een tekst eenvoudig te lezen is en geen juridisch taalgebruik bevat, betekent niet dat hij eenvoudig uit te voeren is. 

Procedure

De expertencommissie benadrukt het goed, de huidige GSV genereert een belangrijk aantal afwijkingen omdat ze was opgezet “met een beschrijvende en defensieve aanpak, die erop gericht was een maximaal aantal elementen door middel van regelgeving te beschermen.”[2] Hoewel dit de behandeling van de dossiers verzwaart, zorgen de “speciale regelen van openbaarmaking”[3] (openbaar onderzoek en overlegcommissie) voor een grotere zichtbaarheid. Dat laat toe dat een groot aantal projecten kunnen geanalyseerd worden door burgers, verenigingen en andere geïnteresseerde actoren, wat zorgt voor een grotere democratische controle. 

We vragen ons bovendien af of de hervorming wel een antwoord zal bieden op dit probleem. Het gebrek aan een evaluatie van de huidige GSV zorgt ervoor dat er geen duidelijk zicht is op de problematiek. Het is niet enkel relevant te weten hoeveel afwijkingen er waren, maar ook welk soort afwijkingen er waren en wat hun impact is op de stad.

Verder is onduidelijk of de vaagheid in criteria niet net het aantal openbare onderzoeken zal doen toenemen. Gaan de gemachtigde ambtenaren niet eerder beslissen om toch maar in openbaar onderzoek te gaan, net omdat ze geen duidelijke richtlijnen hebben om te checken of een project al dan niet beantwoordt aan de in voege zijnde GSV?

Mobiliteit

In de GSV vinden we een aantal uitgangspunten van Good Move (het regionaal mobiliteitsplan) terug. De inrichting van de open ruimte moet sturen naar minder autogebruik en naar meer actieve modi. Daar kunnen we alleen maar achter staan.

We stellen dan ook tevreden vast dat er voor het eerst een duidelijk cijfer naar voren wordt geschoven voor dat een maximum zet op de toewijzing van de openbare ruimte aan het gemotoriseerd privévervoer (50%).  Maar ook hier blijven duidelijke arbitrages uit.

Het blijft bij het principe om “de vlotte, veilige en comfortabele verplaatsing van de verschillende vervoerswijzen te garanderen”. In de praktijk weten we echter dat dit conflicten met zich meebrengt in functie van de plaatselijke omstandigheden en de beschikbare ruimte. Omdat de GSV wel bredere minimumdimensies voor de verschillende modi opneemt, zullen deze conflicten alleen maar toenemen.

De GSV zou dus ook concrete arbitrages in functie van de beschikbare ruimte moeten maken. Het zou typeprofielen kunnen voorstellen in functie van verschillende straten en pleinen, en in functie van de rol van die ruimte in de stedelijke mobiliteitsnetwerken en het stedelijk metabolisme. De GSV schuift dan wel het STOP-principe naar voren, maar ook hier zonder duidelijke invulling van wat dit betekent. Dat dreigt dit principe op lange termijn zelfs uit te hollen.

Milieu

Milieu en biodiversiteit krijgen eindelijk meer ruimte in de GSV. Maar tegelijk zien we in nieuwe projecten vaak een tabula rasa van bestaande elementen in de publieke ruimte. Het lijkt er niet op dat de GSV hier een eind aan zal stellen.

Zo vinden we in de tekst de Biodiversiteitspotentieel-oppervlaktefactor (BAF+) terug, een instrument om het potentieel van de biodiversiteit van projecten te meten. Dat is nuttig, maar brengt het risico met zich mee dat biodiversiteit wordt gereduceerd tot een puur boekhoudkundig trucje waarbij bestaande biodiversiteit wordt gecompenseerd door minder rijke en minder duurzame alternatieven die enkel op papier evenwaardig zijn.

Het probleem in Brussel is dat er weinig andere bindende beleidsdocumenten zijn die hierin kunnen optreden. Er bestaat geen uitgebreide état de lieu van groenelementen, blauwelementen, etc. waaruit een inventarisatie kan afgeleid worden van elementen of zones à pas toucher. Brussel Mobiliteit heeft bijvoorbeeld wel een lijst van “bijzondere bomen”, maar zij beschouwen enkel de gewestwegen. Bovendien brengt deze lang niet alle ecologische criteria in rekening. De Brusselse gemeenten van hun kant hebben vaak niks of een beperkte of een verouderde inventaris, en ook geen middelen om dit op te maken of te updaten.[4]  

Vraag is dan of de GSV het geschikt instrument is om dit gemis op te vangen. Met andere woorden: moet de GSV een maximaal behoud reglementair vastleggen om te vermijden dat we door dat gebrek waardevolle zaken verliezen? Zodat bijgevolg elke afwijking (bijvoorbeeld een boom rooien) niet onmogelijk wordt gemaakt, maar wel maximaal verantwoord moet worden. Meerdere wegen kunnen naar Rome leiden, het is voor ons vooral belangrijk dat we waardevolle natuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschermen en vergroten.

We zien daarnaast in de GSV een tendens naar rechtlijnigheid en symmetrie. Vanuit ecologisch standpunt is het vooropstellen van golven en zigzags voor groen (met variatie in soorten) een enorme winst. Het laat planten elkaars aanwezigheid versterken en onderling beschermen. Het vermijdt ook dat ziektes langsheen ingelijnde, monospecifieke bomenrijen worden doorgegeven. Maar ook vanuit ander domeinen biedt dit winst. Zo is aangetoond dat rechtlijnige bomenrijen uitnodigen tot snel rijden, iets wat we in de stad 30 net niet willen aanmoedigen.  

Stedenbouw

Vooral op stedenbouwkundig vlak lijkt de deregulering kwalijk. We hebben in Brussel al geen goede voorgeschiedenis inzake stadsontwikkeling, en hier vrezen we dat de GSV de deur openzet naar het recht van de meest-vermogende. In tegenstelling tot de huidige GSV stelt het ontwerp in een aantal gevallen geen grenzen aan de hoogte van de gebouwen. Dit moedigt eigenaars en ontwikkelaars aan om te speculeren op de mogelijkheid van een zeer grote toename van het aantal te ontwikkelen vierkante meters op deze percelen, en dus van hun waarde. De ondertekenende verenigingen van het persbericht eisen vóór de wijziging van de GSV een doeltreffend systeem voor het belasten van meerwaarde (zie ons pleidooi voor plan-baten) en een bindend huurschalenmechanisme. We willen dat de captatie van deze speculatieve meerwaarde wordt gebruikt om het aantal sociale woningen en de biodiversiteit te vergroten.

Tegelijk is de vraag of het voorliggende ontwerp beantwoordt aan de uitdaging waar we voor staan om ons woningbestand klimaatbestendig te maken. Met het ambitieuze programma Renolution van het Brussels Gewest, moeten er 195.000 woningen gerenoveerd worden tegen 2050 (carbon neutraal), dus vanaf nu 27 jaar. Dat betekent 195.000/27 = 7.222 vergunningen die moeten afgeleverd worden per jaar. Op dit moment zitten we aan 3000 stedenbouwkundige vergunning per jaar, waarvoor je ongeveer 30 maanden wachttijd moet rekenen. De procedures zullen dus enorm versimpeld moeten worden als we dit objectief willen behalen.

We denken met BRAL dat de hervorming van de GSV dit niet zal kunnen realiseren, want er zijn grote risico’s dat de procedure meer tijd zal nemen. Om deze golf mogelijk te maken hebben we net nood aan duidelijke regels, die begrijpelijk zijn voor de individuele huiseigenaar, en makkelijk te checken zijn voor de administratie.

Conclusie

Kortom, we sturen de regering graag terug naar de tekentafel. De GSV moet een verordening blijven die het juridisch kader voor stadsprojecten nauwkeurig vaststelt en geen zachte richtsnoeren geeft.  Als de GSV bestaat, is dat juist om een normatief kader te bieden voor het nastreven van de doelstellingen inzake stedelijke ontwikkeling van andere plannen, programma's en strategieën van het Gewest. De GSV verdient dus een serieuze herziening en BRAL is bereid om hieraan mee te werken.

We nodigen jullie uit om ook te reageren op het openbaar onderzoek. “Het is goed dat zo veel mogelijk mensen hun opmerkingen kunnen uitbrengen. De administratie zal dat analyseren en wel of niet in aanmerking nemen in tweede lezing.”[5] Lees onze volledige reactie hieronder in bijlage en reageer ook!

Hoe reageren

Het openbaar onderzoek naar de verordening loopt nog tot en met 20 januari. BRAL gaat sowieso reageren, maar we rekenen ook op jou! Reageren op het openbaar onderzoek kan als volgt:

  • Schriftelijk: per e-mail via het adres rru-gsv@urban.brussels; Als je wil kan je BRAL (info[at]bral.brussels) in cc zetten.
  • per brief, ter attentie van Urban, directie Juridische Zaken, departement Advies en Beroep, Kunstberg Arts 10-13, 1000 Brussel;
  • Mondeling, bij de daartoe aangeduide medewerkers in de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Dit zijn de relevante documenten:

Gewestelijk Stedenbouwkundige Verordening (grafisch)
 • Gewestelijk Stedenbouwkundige Verordening (tekst)
 • Milieu Effecten Rapport
 • Niet-technische samenvatting
 • Besluit 2022-11-10

[1] “Good Living” verslag van de Expertencommissie, p21: https://stedenbouw.irisnet.be/pdf/good-living-gsv-verslag-experten-nl-20211022-aspub.pdf

[2] Idem, p. 26

[3] https://stedenbouw.irisnet.be/vergunning/de-vergunningsaanvraag/speciale-regelen-van-openbaarmaking?set_language=nl

[4] Vergelijk dit met het bomenplan van de stad Gent, dat focust zowel op het behouden van het huidige bomenbestand als op het uitbreiden ervan. https://stad.gent/nl/groen-milieu/bermen-en-bomen/bos-en-bomenbeheer

[5] Staatssecretaris voor Stedenbouw in HLN: https://www.hln.be/brussel/burgercollectief-wil-betere-bescherming-van-…

 

Is het te verdedigen om de bouw van een metrolijn tussen het Noordstation en Bordet voort te zetten terwijl er andere, dringender, prioriteiten zijn? SaveTram55, met de onvermoeibare Bea, lid van Bral, wil deze vraag stellen aan de Brusselse parlementscommissie voor Mobiliteit. Ze krijgen daarbij de steun van BRAL. Ook Bruzz roept op tot een fundamentele commissie over de metro. Het parlement lijkt ons daarvoor de uitgelezen plek!

We vragen met de petitie 3 zaken aan het Parlement:

1. Wij pleiten voor een vermenselijking van het verkeer in Brussel en het behoud en de verbetering van tram 55

2. Wij pleiten voor een betere aanwending van de overheidsmiddelen ten gunste van urgentere alternatieve projecten

3. Wij vragen de stopzetting van de bouw van metro 3, een te verwachten bodemloze put voor energie en financiën

Wil jij ook de petitie tekenen? Surf dan naar https://democratie.brussels/initiatives/i-149, druk de petitie af (https://savetram55.be/) of kom tekenen op papier bij ons op kantoor.

Voorwaarden om mee te doen: je moet in één van de 19 gemeentes wonen van het Brussels Gewest en tenminste 16 jaar zijn.

Om het met de woorden van Bea te zeggen:

"'t Zou prachtig zijn indien U een paar bladen kunt vol krijgen!"

BRAL, Brussels Studies Institute (BSI), Clean Cities Campaign en Heroes for Zero nodigen u met plezier uit op de Denkdag circulatieplannen in de stad: hoe gaan we verder? op 20 maart 2023 in CIVA. De denkdag is bedoeld voor actoren uit verschillende domeinen en achtergronden: medewerkers van lokale en regionale overheden, onderzoekers, praktijkwerkers, leden van verenigingen en iedereen die in het onderwerp geïnteresseerd is.

Zoals vele Europese steden staat Brussel momenteel in het middelpunt van grote stedelijke veranderingen, niet in het minst wat betreft het mobiliteitsbeleid en de nieuwe circulatieplannen. Het doel van de denkdag is om uit te wisselen, onderzoeksvraagstukken en -vragen naar voren te brengen, praktijken te ontwikkelen, en kansen en blinde vlekken van deze evoluties aan het licht te brengen. 

Klik hier voor meer informatie. Schrijf je hier in om deel te nemen aan de denkdag.

Februari 2023 begint in mineur. Sultan Zadran, Afghaanse papa van zes kinderen en cricketspeler, stierf na een dodehoekongeval met een FlixBus toen hij op weg was eten te bezorgen als fietskoerier.

Dat dit triestig overlijden er ons aan mag herinneren dat we moeten blijven bouwen aan een verkeersveilige stad. Het beleidsdoel voor nul doden en zware gewonden in het verkeer kan enkel behaald worden als er werk gemaakt wordt van vergevingsgezinde infrastructuur en als de juiste maatregelen worden genomen, zoals het verplicht maken van een dodehoekspiegel.

Wil je de familie van Zadran steunen, dan kan dat via deze pagina.

Wat zijn commons? Stel de vraag en je ziet bij de ene de ogen blinken, de andere onder tafel wegduiken uit schrik voor conceptuele verstrikking en bij nog iemand anders lees je vooral een vraagteken. Nochtans hoeft het niet zo moeilijk te zijn: het gaat vooral om mensen die zorgen voor mensen en voor hun leefwereld op een ongedwongen, onbaatzuchtige en toch georganiseerde manier.[1] Met het project Commoning Europe gingen BRAL en haar partners op ontdekking langsheen commons-projecten in Europa om de gemeenschappelijke, rode draad op te pikken en samen een gemeenschappelijke taal te borduren. Na Italië was Roemenië aan de beurt.

De commons als helend concept voor de Roemeense cultuur?

Het tweede bezoek van Commoning Europe bracht Joppe, Hanne en Rien naar Făgăraș, een stad in het midden van Roemenië. De inwoners van Roemenië gingen tussen de Tweede Wereldoorlog en 1989 gebukt onder een communistisch regime. De overheid en burgers vertrouwden elkaar niet, burgers kenden enkel veiligheid, comfort en vrijheid in de private sfeer (en dan nog). Alles wat publiek was, werd gecontroleerd en onderdrukt. De burgers hadden geen zeggenschap over hun omgeving en voelden dus ook weinig affiniteit met de publieke ruimte.

Die vertrouwensbreuk zindert na in Roemeense gemeenschappen. Het totalitaire regime liet littekens achter op de algemene leefbaarheid voor individuen op de publieke sfeer. Je kan het nog steeds zien aan de opgetrokken sobere woonblokken, de zwakke publieke infrastructuur, de kwaliteit van de publieke ruimte, en vooral het gebruik van de publieke ruimte. Het is voor burgers nu nog geen evidentie om zelf actie te ondernemen in de publieke ruimte. 

De gemeente Făgăraș zoekt zelf naar manieren om de vertrouwensband tussen burgers en overheid herop te bouwen. Inspraak in de inrichting van de publieke ruimte is hier een deel van. Stefan Cibian van het Făgăraș Research Institute ziet potentieel in de commons om het gedeeld gebruik van de publieke ruimte in Făgăraș en Roemenië te stimuleren, in zijn opinie cruciaal om het collectief trauma te boven te komen.

Een eerste stap is alvast het burgerbudget georganiseerd door de gemeente waarbij inwoners ideeën kunnen voorstellen. Je kan hier de video van Participatory Budgeting bekijken. De voorstellen met de meeste stemmen kregen groen licht, budget en werden door de gemeentelijke administratie gerealiseerd. Vol trots toonden ze verschillende realisaties, waaronder verkeerslichten, en getuigden ze over het realisatieproces dat de nodige uitdaging met zich meebrengt.

Een eerst stap is het zeker, al voelt deze voor de Belgische commoners tegelijk ook magertjes aan. Kunnen burgers dan niet zelf instaan voor de realisatie van hun gewenste projecten? We zagen bijvoorbeeld burgers die samen de handen uit de mouwen staken om ruimtes te activeren zoals de oeverbank van de lokale rivier Olt of de gedeeld publiek-civiele renovatie van de synagoge tot een gemeenschapscentrum. Een rotsvast geloof in de verantwoordelijkheidszin van haar burgers zagen we nog niet. Maar ook in onze context blijft dat geen evidentie... 

Het plaatsen van een verkeerslicht om de oversteek naar de school veiliger te maken, het plaatsen van fietsenstallingen... we mogen dankbaar zijn dat dit ons geen grote ogen doet trekken. Wel verbazend is de toewijding en het enthousiasme waarmee deze gemeente investeert in het opbouwen van een vertrouwensrelatie met haar burgers.  Het versterken en hernieuwen van de vertrouwensband tussen de overheid en haar burgers door middel van deze vorm van beleidsparticipatie kan een voedingsbodem vormen voor meer initiatieven vanuit burgers.

Common hubs

Een voorbeeld van een initiatief dat gedragen wordt door burgers is het creëren van Common Hubs in Roemenië. Dit is een initiatief van het Făgăraș Research Institute. Dit interdisciplinair netwerk van onderzoekers belichaamt en ondersteunt educatieve projecten waarbinnen kennis wordt gedeeld. Hier voelen we al meer commons potentieel zoals wij het graag zien.

In een partnerschap met verschillende organisaties organiseren ze projecten die plaatsgebonden zijn. Stephan ziet daarbij een sleutelrol voor het ruimtelijke aspect.  Het communistisch verleden heeft de leefbaarheid van publieke ruimte sterk beïnvloed en als gevolg daarvan ook de mentale gezondheid van lokale gemeenschappen. In de Common Hubs kunnen burgers, organisaties en verenigingen kennis en het verleden delen, en tegelijkertijd co-creatief nadenken over een gezamenlijke toekomst. Op die manier worden de ruimtes commons en een verbindende factor in de zoektocht naar hun collectieve identiteit, die het totalitair regime gedeeltelijk heeft uitgewist.  

Collectieve identiteit collectief reconstrueren

Naast het Făgăraș Research Institute kregen tijdens de uitwisseling diverse andere projecten het label van ‘commoning-praktijk’. Al deze praktijken, die we hierna zullen bespreken, hebben één ding gemeen: de aandacht voor cultuur, erfgoed en een gedeeld (moeilijk) verleden.  

In Sona, een klein dorpje net buiten Făgăraș, werken de lokale burgers aan een project dat de oorspronkelijke traditionele woningen en gebouwen in hun dorp in ere probeert te herstellen. De breuk met het communistische verleden heeft vandaag net de burgers rond de tafel gebracht om hun collectieve, culturele identiteit stelselmatig weer vorm te geven. Dat doen ze onder andere door de huizen zoals vroeger opnieuw blauw te schilderen, daken te renoveren en (foto)tentoonstellingen op te zetten. Șona Noastră maakt van cultuur opnieuw een common, gedeeld en beheerd door de gemeenschap. Door erfgoed, tradities en verhalen uit de geschiedenis reconstrueren ze hun collectieve identiteit, waarbij letterlijk elk puzzelstukje van belang is.

Dit initiatief startte niet vanuit het lokale bestuur maar vanuit de burgers zelf. De gemeenschap werkt samen met middenveldorganisaties om hun projecten te financieren en te realiseren. Die bottom-up-werking sensibiliseert de inwoners en draagt tegelijkertijd bij aan de verbondenheid en kennisoverdracht tussen verschillende betrokken personen, organisaties en de ruimere gemeenschap. 

Zoeken naar een collectieve identiteit sluit ook aan bij het project van Mandra Chic. Ze stellen zichzelf kort voor in deze video. Deze organisatie wil de traditionele lokale cultuur en ambachtelijke kennis uit verleden in beeld brengen door een reconstructie van de Roemeense cultuur af te spiegelen en deze vervolgens ook wil beschermen en in stand houden. Ze verweven traditionele symbolen tot ambachtelijk hedendaags maat-en naaiwerk en bouwen een klein museum. We mochten zelf aan de slag met naald en draad om enkele symbolen te borduren. Ze delen het lokale erfgoed in de vorm van symbolen, verhalen en ambachtelijke kennis en vaardigheden via het museum, via workshops en via hun producten met ons en met de bredere Roemeense gemeenschap. Op die manier is ook dit initiatief een vorm van culturele commoning.

Toch is en blijft Mandra Chic een privé-onderneming die winst moet maken om zijn duurzaam werk te kunnen blijven garanderen. We voelen hier een spanningsveld ontstaan tussen het delen en beschermen van het cultureel erfgoed en het ‘vermarkten’ ervan net om het voortbestaan ervan te garanderen en je eigen brood te verdienen. Hoe kunnen commoning-praktijken opschalen en verduurzamen zonder het gemeengoed, in dit geval cultureel erfgoed, te privatiseren? Kan gemeengoed een kleine gemeenschap en tegelijk het algemeen belang dienen?  

Dat brengt ons bij het generatieve aspect van de commons. Het generatieve betekent dat je de common duurzaam kan hergebruiken of reproduceren zonder het voortbestaan ervan in gevaar te brengen. Men gebruikt de hulpbron collectief én solidair, op een ecologische en juridisch verantwoorde manier. Dit wil zeggen dat er noch overconsumptie noch een onomkeerbare uitputting van dit goed mag zijn. Een risico is bijvoorbeeld het spanningsveld tussen toerisme-natuur en toerisme-stad. Hoe zorgen we dat de commons open blijven, maar toch niet blootgesteld worden aan een mensenmassa? Kunnen we de charmante aspecten van deze commons bewaren en tegelijkertijd toegang verlenen tot mensen?

Făgăraș Rocks is een burgerinitiatief dat mensen wil leren omgaan met natuurbeleving om op die manier te waken over het generatieve aspect van de commons. Ze delen bijvoorbeeld waarschuwingen en tips voor confrontaties met beren of weetjes over eetbare planten. Ze sensibiliseren wandelaars en gebruikers om zorg te dragen voor de natuurkwaliteiten om zo het behoud ervan te kunnen garanderen. Deze kennis over de natuur en de natuur zelf vormen hier het gemeengoed. Op die manier vormt het project een interessant tegenbeweging: het gaat om de heropening van of de ‘disclosure’[2] van de commons.

Făgăraș Rocks wil natuur in geprivatiseerd land helpen beschermen, onderhouden en vervolgens ook duurzaam openstellen voor bezoekers, mensen en de gemeenschap. De initiatiefnemers van het project hebben het voor elkaar heeft gekregen om privéterrein, waar eeuwenoude herderspaden over lopen, te openen voor publiek gebruik, wandelingen en wedstrijden. Het beheer gebeurt door de organisatie Făgăraș Rocks, een netwerk van vrijwillige sporters die sport combineren met beheer van deze bergpaden en de natuur. Ze zorgen er tegelijkertijd voor dat de paden, de bergen en de natuur (opnieuw) als een gedeeld goed worden gezien.[3]

De toekomst van de commons in Făgăraș

De Roemeense bureaucratie is er eentje om U tegen te zeggen. De gemeente van Făgăraș heeft gelukkig bekwame mensen in dienst die én de regels kennen én zin hebben voor en in initiatief van burgers. Binnen de lijntjes proberen zij dan ook kleur aan hun gemeenschap te geven. We wensen hen daar veel succes mee. We geloven dat zij pionierswerk verrichten in het terugbrengen van vertrouwen van burgers in de overheid én wie weet ook met het kleuren buiten de lijntjes.

[1] Ok, je kan het ook gedetailleerder maken. Interessant is bijvoorbeeld het voorwoord uit onze publicatie Fabriquer la ville.

[2] Doorheen de geschiedenis zien we veel vaker het omgekeerde: gemene gronden werden geprivatiseerd en afgesloten oftewel ‘Enclosure of the commons’. Daarom spreken we van een ‘disclosure’ of ‘heropening’. De Cauter, L. (2021). Ending the Anthropocene: Essays on Activism in the Age of Collapse, in het hoofdstuk “Dis-closure of the Commons (Proposals for a New Concept)”, p84- 90., nai010 publishers, Rotterdam. Lees ook https://www.dewereldmorgen.be/community/dis-closures-of-the-commons-pro…

[3] In België kennen we een gelijkaardig fenomeen, waar zo een tegenbeweging opgetrokken kan worden, de Trage Wegen. Deze paden zijn een vorm van een gemeengoed dat door overbevolking en land toe-eigening op punt staat van verdwijning. De tegenbeweging kan hier dus ook gelanceerd worden met de juiste bescherming en ondersteuning vanuit gemeentes en overheden.  

 

De Algemene Vergadering (AV) is het overlegorgaan van de vereniging. Het komt twee keer per jaar bijeen door een oproep van de raad van bestuur (RvB): een gewone (verplichte) vergadering in maart en een buitengewone vergadering in november. De leden ervan zijn toegewijde vrijwilligers die door de rest van de vergadering worden gekozen.
De laatste AV van Pro Velo werd gehouden op donderdag 24 november 2022, waar vooral werd gesproken over de begrotingen van de vereniging.

Jasmina Fiasse van Pro Velo: “De reden dat we je dit vertellen, is omdat we (intern en extern) nieuwe leden willen werven voor onze AV, uit de meest uiteenlopende profielen, om de expertise en standpunten te diversifiëren.”

Aarzel dus niet om je kandidaat te stellen en/of je vrienden en familie te overtuigen! Want lid zijn van de AV bij Pro Velo betekent:

  • deelnemen aan het reilen en zeilen van een vzw die zinvol is, met een sterke betrokkenheid bij het milieu;
  • bijdragen aan de levenskwaliteit in je stad. Door in te zetten op de fiets help je steden te ontlasten en aangenamer te maken;
  • op de hoogte blijven van het laatste nieuws van de vzw dankzij een speciale nieuwsbrief voor de leden van de AV;
  • deel uitmaken van een gemeenschap en mensen leren kennen die hun de waarden delen (verenigingsleven en ecologisch).

Je wilt je kandidaat stellen? Stuur gewoon een mailtje naar ca@provelo.org en leg uit waarom je lid wil worden!

Pro Velo is lid van de Algemene Vergadering van BRAL.

Afbeelding 1: NMBS, Les visites de mon voisin

Om even op te frissen: het RPA Zuid zou ervoor zorgen dat grote grondeigenaars, uit de privé- of semipublieke sector, een heleboel stedenbouwkundige regels naast zich neer kunnen leggen en gigantische projecten kunnen ontwikkelen die de buurtbewoners van het Zuidstation allesbehalve ten goede komen.

Het RPA Zuid is nog steeds in de maak en moest een kader bieden voor het NMBS-project in het vroegere Postsorteercentrum : een gebouw van 60 m hoog en 236 m lang! Maar de NMBS heeft niet gewacht op het RPA Zuid en al een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd. Op 1 augustus, midden in het zomerreces, is de vergunning afgeleverd. Lees ook het artikel in BRUZZ.

Buurbewoners verzamelden zich in Midi moins une!, een wijkcomité dat sterk gekant is tegen het project. Ze stelden reeds een alternatief voor dat rekening houdt met de buurt. Lees het pleidooi en bekijk het debat van 28.07.2022 (in het Frans).

De nieuwe NMBS-zetel in het Postsorteercentrum is buiten alle proporties. Daarbovenop opent het de deur naar een gigantische vastgoedoperatie van verschillende blokken in de wijk die in handen komen van privéspeculanten. Daarom tekenen Midi moins une!, BRAL, Centre de Rénovation Urbain en Inter-Environnement Bruxelles een beroep aan bij de Raad van State, bijgestaan door een advocaat. Deze procedure kost natuurlijk geld.

Doe een gift

Midi moins une! lanceert een oproep om geld in te zamelen om het beroep te kunnen betalen. BRAL deelt mee hun oproep:

  • Er werd een bankrekening geopend om giften in te zamelen die enkel en alleen zullen dienen om de advocaat te betalen.
  • Stort een bedrag dat je zelf kiest, in functie van je middelen; zelfs een klein bedrag helpt
  • Stuur deze oproep naar andere buurtbewoners van de Zuidwijk, in Anderlecht, Sint-Gillis en Brussel en naar alle sympathisanten.

Kortom, wil je een Zuidwijk op maat van de buurtbewoners of van vastgoedspeculanten? Doe een gift:

  • via overschrijving op rekeningnummer Mareels-Feyder, BE64 9734 3835 4552 met als mededeling “recours PU SNCB”
  • of via de QR-code met je bankapp of met Payconiq (zie afbeelding 2)

Als je wil aansluiten bij Midi moins une !, stuur dan een mail naar midimoinsune [at] lists.bruxxel.org.

Alle hokjes zijn artificieel maar om u -  de lezer – toch enige houvast te geven, delen we ons jaarverslag in drie blokken: Milieu & mobiliteit, Planning & stedenbouw en Commoning. Maar laat ons een kat een kat noemen: 2021 was het jaar van CurieuzenAir. Luchtkwaliteit was nimmer zo hot en duizenden mensen stonden te springen om de luchtkwaliteit in hun straat te meten. BRAL lag aan de basis van dit project. Het bleek een echte gamechanger te zijn en daar zijn we fier op. Hopelijk volgen in 2022 de concrete acties om nieuwe stappen te zetten in de verbetering van de luchtkwaliteit – en dus de gezondheid – van àlle Brusselaars.

Ook het meest mediagenieke braakland van het land, de friche Josaphat, was prominent aanwezig in 2021. Het Manifesto Plan B Josaphat was een warme oproep tot een creatievere planning met meer aandacht voor biodiversiteit en klimaatrobuustheid. Een echte beslissing blijft nog uit maar we blijven positief: de aandacht voor het thema was nimmer zo groot in planningsmiddens.

De realiteit heeft echter al eens de neiging te blijven steken in het verleden. Wat voor de hand lijkt te liggen, botst al eens op een weerspannige werkelijkheid.  Ons werk is dus nooit af. Daarom: dankjewel aan al onze leden en sympathisanten om samen met ons die stenen te blijven verleggen en de toekomst van onze stad mee vorm te geven.

Jullie toegenegen voorzitter,

Tom Lootens
 

Van 14 tot en met 18 november 2022 kwamen de Europese delegaties van het Erasmus+-project Commoning Europe naar Nederland. Het vormde de derde Joint Staff Training Event (JSTE) van dit project. De eerdere JSTE’s waren in april in Italië en in september in Roemenië. Onderwerp van deze training: ‘Commons management in Nederland: hoe activeer je een open dialoog met actieve burgers?’. Hanne schreef een dagboek van de trip voor organisator Open Up! Haar medereizigers voor deze editie waren Verena van de Community Landtrust Brussels en een van de burgers achter Commons Josaphat, en Julie van Super Imaginaire, onderzoeksplatform voor de toekomst.

Meer en meer steden en gemeenten zoeken naar manieren om commons-initiatieven te ondersteunen. Maar de commons, dat kan best veel zijn. Om een beter idee te krijgen van hoe commons-initiatieven nu juist in hun werk gaan en wat deze kunnen betekenen, zorgen verschillende Europese organisaties voor uitwisseling: enter Commoning Europe. Deelnemers van Ankara (Turkije), Brussel (België), Campi Bisenzio (Italië), Făgăraș (Roemenië) en Hilversum (Nederland) komen een week samen in Nederland om er verschillende commons-initiatieven te bezoeken.

Dag 1 - 14 november 2022

Op dag 1 worden twee wijkcentra gepresenteerd. De Geus toont aan hoe buurtbewoners zelf het heft in handen kunnen nemen. Toen hun geliefd wijkcentrum dreigde te verdwijnen – de lokale overheid wilde er niet meer in investeren – riepen deze bewoners the right to challenge in. Resultaat: geen verkoop van het pand waarin het buurtcentrum huist. Al zijn het nu wel de buurtbewoners die de verantwoordelijkheid dragen om het wijkcentrum draaiende te houden. Met 36 enthousiastelingen en steun vanuit de buurt - bijvoorbeeld in de vorm van gratis oliebollen - is er voldoende om de rekeningen te betalen. De overheid beperkt zich tot het aanbieden van een voordelig huurtarief. Alles samen maakt dit dat het wijkcentrum vandaag nog steeds betaalbare activiteiten kan aanbieden voor jong en oud.

Bij Vonk in de wijk is het een wooncoöperatie die haar terrein en pand graag wou activeren in afwachting van de geplande ontwikkeling van woningen. In deze precaire tussentijd werd het voormalige Phillips-pand een kweekvijver voor duurzame initiatieven. En dit kan inderdaad vele kanten uit: een veganistische eetplek, plaats voor tiny houses, betaalbare coworking plaatsen voor start-ups met een duurzame kant, een vintage shop, atelierruimte, tot zelfs de bouw van een vliegtuig dat op elektriciteit de lucht moet in kunnen. Vonk fungeert als plek waar je in een fysieke ruimte kan voelen en ruiken wat duurzaamheid kan inhouden. Ook hier laat het wegvallen van al te dure huurprijzen toe om plaats te bieden aan een betaalbaar verhaal.

Inspirerende start alvast. We zijn benieuwd hoe deze verhalen zich op lange termijn kunnen doorzetten.

Wij nemen mee dat er heel veel moois bloeit wanneer initiatieven de - betaalbare - plaats krijgen om te broeien.

Dag 2 - 15 november 2022

Dag 2 van de Nederlandse commons exploratie. De internationale Commoning Europe groep trekt vandaag naar Amsterdam. We starten er bij de Meevaart. Als ankerplek voor de wijk vormt dit gebouw een broedplaats waar gratis/betaalbare activiteiten een plek krijgen. Zolang het een meerwaarde vormt voor de buurt en haar bewoners. Gesubsidieerd door de lokale overheid, wordt ook dit centrum voornamelijk gerund door vrijwilligers met ondersteuning van een aantal betaalde krachten.

Het bepalen van de visie en het nemen van beslissingen gebeuren via het sociocratie-model. Zo kan iedereen van de wel 1000+ betrokkenen -in principe- gemakkelijk deelnemen en inspraak vinden. In de Meevaart wordt er geïnvesteerd in de kwaliteit van beslissingen. “We only move as fast as the slowest person.” Het uitwerken van de organisatiestructuur was een jarenlang en chaotisch proces maar de vruchten ervan vertalen zich in het succesvol toelaten van wel 200 organisaties om er hun plek te vinden. En hoewel de nood aan een betaalbare, georganiseerde wijkplek nog niet gedekt is, kiest de Meevaart er nu bewust voor om ook anderen de ruimte te laten hier op hun manier verder aan te werken.

Verder in Amsterdam komt Combiwel aan bod. Gesubsidieerd door de overheid is deze brede jongerenwerking een publieke dienstverlening. Misschien geen commons-initiatief dan? Al blijkt snel dat de manier waarop het lokale Combiwel-team inzet op de kracht van jongeren anders doet vermoeden.

Het zijn de jongeren zelf en hun potentieel die hier de commons “resource” betekenen. Door de jongeren zelf hun verantwoordelijkheid te laten nemen - ze moeten zelf het financieel plan en de organisatie van hun gewenste activiteiten bolwerken - bouwen ze eigenaarschap op. “We feel taken seriously here,” blijkt uit de mond van de jongeren de clue te zijn van wat erin slaagt om hun hartverwarmend engagement te winnen. Het internationale Commoning Europe-team werd daarna vakkundig onder tafel gedebatteerd door de desbetreffende jongeren.

Dag 3 - 16 november 2022

Woensdag en halverwege de Commoning Europe-training. Met een presentatie van Commons Network is er geen ontsnappen aan. Als “collaboratory” (een samentrekking van collaboration en laboratory) zet deze non-profit in op het vertalen van het commons-concept naar concrete actie. Maar vergis je niet, aan theoretische onderlegging ontbreekt het er niet. De commons omvatten in hun definitie drie sleutelelementen: de gedeelde resource (hulpbron), een gemeenschap en duidelijke regels.

“In a city, there is never a pure common.” De essentie zit hem uiteindelijk in het onderliggende politiseren van commons-initiatieven. – Commons Network, Nederland

Laat je echter niet misleiden want in de praktijk is het een stuk genuanceerder: “In a city, there is never a pure common.” De essentie zit hem uiteindelijk in het onderliggende politiseren van commons-initiatieven. Het is een manier om ons denken te verbreden voorbij de publiek-privaat tweedeling. Het transitiegericht werken van ons huidige economisch systeem wordt kritisch bekeken.

Het gaat om het in contact staan in relatie tot elkaar. En dat mogen we aan den lijve ondervinden tijdens een oefening waarbij we onze eigen utopische commons-stad uittekenen. Terwijl wij zelf nog verder nabroebelen van de ideeën, kijken we uit naar de commons incubator die Commons Network wil opstarten in Amsterdam.

Hierna is het de beurt aan Open Up!. Als Commoning Europe-team worden we verrast door de veelzijdige impact die schuilgaat achter de kunst van het debatteren. Sara en Yvonne leggen ons met passie uit hoe Open Up! erin slaagt jongeren -letterlijk- mondiger te maken. Naast concrete tips & tricks leren we over de fundamentele rechten van het kind om gehoord te worden: “Let youth be heard!” Verbale weerbaarheid, verbinding & vertrouwen, en engagement zijn hier de sleutelwoorden. Jongeren - vooral zij die extra uitdagingen moeten overwinnen - leren er hun stem te vinden, verschillende standpunten in te nemen en oplossingen voor te stellen. De commoners van morgen leren vandaag hun weg te vinden in onze huidige democratie.

Dat we zelf onze debate skills kunnen bijschaven, mochten we gisteren al ondervinden (zie dag 2). Aan de slag dus! Aan de hand van een concrete workshop leren we als internationaal team in actie hoe debat onderbouwd wordt door verbinding, concentratie, uitwisseling, gelijkheid en meer. En blijkt dat allemaal ook nog eens erg plezant te zijn!

Dag 4 - 17 november 2022

Op dag 4 van de Commoning Europe training genieten we van drie verrijkende presentaties. Als eerste leren we over Hilversum100, een netwerk van lokale burgerinitiatieven die elk op hun manier inzetten op een duurzaam verhaal. Inwoners van Hilversum die actief zijn in verschillende domeinen zoals duurzaam omgaan met natuur, eten, circulariteit en mobiliteit, verbinden met elkaar via dit overkoepelend initiatief. Zo staan ze sterk om samen in gesprek te gaan met de lokale overheid. Samenkomen en in relatie tot elkaar staan, is hier de kern van het verhaal. Een thema dat we gisteren al zagen opborrelen en dat later deze dag nog zal terugkomen.

De tweede presentatie vertelt het verhaal van de KNHM stichting (Koninklijke Nederlandse Heide Maatschappij). We leren hoe winst die in de private markt gemaakt wordt - hier bij Arcadis - terug kan vloeien naar gemeenschapsinitiatieven. Nog interessanter dan het financiële verhaal is om te horen hoe de werknemers - voornamelijk ingenieurs - ondersteund worden om zich als deels vergoede vrijwilliger in te zetten om sociale burgerinitiatieven te helpen met hun expertise. Het belang van dat relationele dus.

“Het leven vindt haar betekenis in de relaties die we met elkaar aangaan.”– Arjo Klamer

Als kers op de taart presenteert academicus en economist Arjo Klamer. Als een ware verhalenverteller neemt hij ons mee in de meer complexe ideeën om en rond de commons. In de kern gaat het om “sense-making”. Het leven vindt haar betekenis in de relaties die we met elkaar aangaan - ook hier de clue van het verhaal. Dit is de ruggengraat van onze samenleving.

Al worden wij mensen binnen de private markt, en alsmaar meer ook bij de publieke overheid, gezien als individuen die losstaan van elkaar. In deze logica worden mensen klanten en denken we in transacties. De commons, maar vooral de praktijk ervan – commoning - is hierbij zowel de kern als het antigif. Mensen aanwakkeren om elk vanuit hun eigen mogelijkheden bij te dragen, zonder expliciete tegencompensatie… het is een ware uitdaging. En tegelijk is dit relationele de essentie.

We nemen mee dat je marktgerichte praktijken kan onderscheiden van commons-praktijken en dat fundamentele relationele, doordat het eerste focust op kwantiteit, de laatste verkiest kwaliteit. Dat de commons, en meer precies de praktijk van commoning, toelaat om meer kwaliteit te vinden, voelden we allemaal inherent wel al aan. Het komt naar boven in de gepassioneerde verhalen die we deze week hoorden, de kracht die de jongeren uitstraalden, de warme die we voelden in de plekken die we bezochten. Dat relationele dus, zoals Arjo het zo vinnig uitlegde, dat overal al aanwezig is en waarvoor we vaak zelfs geen “dank u” voor verwachten.

We sloten deze dag en de training af met een fijn concert, een lekkere gedeelde maaltijd en met een Afrikaans-geïnspireerd moment van dans en zang. Zo konden we zelf dat relationele nog even tot in onze kern doorvoelen.

Hanne van Reusel – osmosnetwork.com/hanne-van-reusel Je kan dit artikel van Hanne ook lezen op de website van Open Up!, organisator van deze JSTE.

Het Lucht-, Klimaat-, Energieplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verhoogt de ambitie om de broeikasgasuitstoot met 47% te verminderen tegen 2030 in plaats van de huidige 40%.  Het doel van het plan is de onafhankelijkheid van het Gewest van fossiele brandstoffen, de verbetering van de luchtkwaliteit maar ze zet ook in op de adaptatie die nodig zal zijn in het licht van de klimaatverandering. In het kort wil het Gewest koolstofneutraliteit tegen 2050 in alle beleidsdomeinen, of het nu gaat over economie, stedenbouw, mobiliteit, wonen, voeding, het digitale of afvalverwerking. Het Gewest treft in het plan begeleidende maatregelen voor de transitie en voor de energie-betaalbaarheid.

Goede ambities, nog te concretiseren

Om te beginnen met het goede nieuws: het is lovenswaardig dat de regering de ambities verscherpt, zoals de nieuwe WHO-richtwaarden voor luchtkwaliteit tegen 2035 en koolstofneutraal tegen 2050. Maar het voorstel voor het plan dat nu op tafel ligt, is voor BRAL niet concreet genoeg. Het blijft vaak vaag en open. De te nemen acties moeten duidelijker geformuleerd worden om impact te hebben. Zo is er juridische afdwingbaarheid nodig om de waarden voor de luchtkwaliteit te bereiken.

Er moeten ook duidelijkere tijdspaden en tussenliggende doelstellingen in. Veel van de vooropgestelde data liggen buiten het tijdsframe van het plan (2023-2027). Dat is op zich geen probleem. Sommige van deze doelen zijn inderdaad niet haalbaar binnen het tijdsbestek van dit plan. Maar het plan zou wel moeten aangeven waar we in 2027 moeten staan op weg naar dat einddoel. Misschien is het ook nuttig intermediaire doelen stellen, zoals in 2025. We willen dus graag dat het Gewest tussentijdse resultaten op het gebied van emissies en vervuiling koppelt aan het (vrij summiere) tijdschema (p.58).

Verder merken we dat dit schema nu al niet realistisch meer is. Zo staat er dat er 25 verkeersluwe wijken zullen zijn in 2025. Dat lijkt verre van haalbaar, temeer daar deze timing door Brussel Mobiliteit al is losgelaten. Wat is het effect daarvan?

Verstrengelde plannen

Dat brengt ons op het probleem van de verstrengeling van maatregelen uit diverse beleidsplannen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Heel veel van de voorgestelde maatregelen komen uit andere plannen. Daardoor is het niet altijd duidelijk welke zaken nu nieuw zijn en welke al door die andere plannen worden ingevuld. Ook in het milieueffectenrapport wordt dit aangehaald.

Bovendien is het niet altijd duidelijk op welke manier de voor het LKE-plan bevoegde overheden (in casu Leefmilieu Brussel) mee aan de knoppen zitten bij deze maatregelen, welk deel van de uitvoering voor haar rekening komt, en hoe zij kunnen bijsturen in geval dat deze plannen niet of laattijdig worden uitgevoerd.

Iedereen mee

Voor BRAL moet er een duidelijk plan komen om te zorgen dat de transitie een sociale transitie is. De sociale kant van het verhaal is nog onvoldoende uitgewerkt. Nog te veel is het uitgangspunt dat sociale rechtvaardigheid te bereiken is door het meten van het effect van bepaalde maatregelen op de allerarmsten in de samenleving en hen dan steun te verlenen. In plaats daarvan moet er veel meer gezocht worden naar het uitdenken en in plaats stellen van inclusieve systemen die het recht op schone lucht, energie, comfortabel leven, wonen, mobiliteit, … garanderen voor iedereen binnen de limieten van de vooropgestelde emissie-doelstellingen.

Het is cruciaal dat het Gewest draagvlak creëert voor de maatregelen die in het plan staan. Zeker nu er veel van de maatregelen op de schouders van de burgers terecht zullen komen. Het is moeilijk in te beelden dat de vragenlijst die gekoppeld was aan het openbaar onderzoek en waarvan men verwachtte dat burgers deze invulden, zal bijdragen aan dit draagvlak. De manier waarop de burgers bevraagd werden - zoals polsen naar wat ze denken van het ambitieniveau van de maatregelen of de vier vooropgestelde principes, of ze het eens of oneens zijn met bepaalde stellingen, zal er niet voor zorgen dat het plan gedragen zal worden.

Lieselotte Gevens & Tim Cassiers