BXL Plant II - A la recherche d'un Urbanisme Biosphérique avec Bas Smets
Net als vele andere steden werd Brussel opgetrokken in de nabijheid van een rivier, op een grondgebied dat door deze rivier werd gevormd. De vruchtbare gronden voedden de bewoners en het water verbond hen met het hinterland. De groei van de stad vereiste een uitbreiding van de bebouwbare oppervlakte. Het water werd verdrongen en de grond ondoordringbaar gemaakt. Tijd om het tij te keren!
Brussel en zijn waterlopen
De voorbije twee eeuwen is het natuurlijke systeem van rivieren en moerassen op het Brusselse grondgebied geleidelijk omgevormd tot een technisch systeem van kanalisaties en stormbekkens. De centrale rivier, de Zenne, ligt begraven onder het stadscentrum, terwijl het merendeel van de acht bijrivieren gekanaliseerd werd. De jaarlijkse schommelingen van de rivier tussen zijn winter- en zomerbed maakten plaats voor een minimale en constante impact van het water, dat aan een steeds sneller tempo wordt afgevoerd. Terwijl de kanalisatie van het water de technische controle van de doorstroming mogelijk heeft gemaakt, is het vermogen van de waterloop om de grondwaterlagen weer aan te vullen zo goed als verdwenen. Regenwater en afvloeiend water vormen niet langer een bron van leven, maar zijn een probleem van overstroming geworden. Door de verstedelijking blijft de hoeveelheid waterdoorlatende oppervlakten slinken, waardoor het volume af te voeren water toeneemt. Er is nood aan een ander model om het grondgebied te bewonen, dat in staat is om de risico’s die met het water verbonden zijn te beperken, en tegelijkertijd toch het gebruik van zijn grondstoffen mogelijk maakt.
Geologie en meteorologie
In 1926 definieerde Vladimir Vernadski het concept “biosfeer” als de buitenlaag van de planeet Aarde die wordt geproduceerd door planten. Dankzij de aantrekkingskracht van de planeet, werkt de biosfeer als een gesloten systeem dat wordt gevoed door zonnestralen, die door planten worden omgezet in aardse energie via het systeem van fotosynthese. De biosfeer onderscheidt zich van de aardmassa en vormt een geologische kracht die in staat is de planeet te transformeren.
De ruimte die door de mens wordt bewoond, vormt slechts een dunne laag in de biosfeer, gelegen tussen het substraat en de atmosfeer. Al te vaak wordt bij stadsontwikkeling geen rekening gehouden met wat zich onder of boven de bebouwde laag bevindt. Stedenbouw moet opnieuw worden gedefinieerd als het intelligente raakvlak tussen de geologische werkelijkheid en de meteorologische effecten. Naar het beeld van een plant die zijn wortels uitstrekt in de aarde om de zonne-energie beter te kunnen opvangen, zou de mens in staat moeten zijn om zich op een intelligente manier in de ondergrond van zijn grondgebied te installeren om beter gebruik te kunnen maken van de meteorologische elementen zoals de zon, de regen en de wind.
Biosferische stedenbouw
In functie van een verbeterde verhouding tussen het water en de ondergrond is er een nieuwe manier nodig waarop we de Brusselse metropool plannen.
Een nieuwe “biosferische stedenbouw” moet een plaats innemen op het raakvlak tussen geologie en meteorologie. Het project van het stroomgebied van de Molenbeek is een goed voorbeeld van deze stedenbouw tussen hemel en aarde, aangezien het de ecosystemische prestaties van het landschap verbetert en tegelijk de bewoonbare oppervlaktes uitbreidt.
Een nieuwe “biosferische stedenbouw” moet een plaats innemen op het raakvlak tussen geologie en meteorologie. Het project van het stroomgebied van de Molenbeek is een goed voorbeeld van deze stedenbouw tussen hemel en aarde, aangezien het de ecosystemische prestaties van het landschap verbetert en tegelijk de bewoonbare oppervlaktes uitbreidt.
De Molenbeek als prototype
De Molenbeek, een van de acht bijrivieren van de Zenne, ontspringt in Vlaanderen en doorkruist vier Brusselse gemeenten alvorens uit te monden in de Zenne. Het stroomgebied wordt door de natuurlijke glooiing bepaald en verzamelt al het hemelwater dat in de streek valt.
Onderzoek van de geologische samenstelling van de ondergrond laat drie sterk verschillende lagen zien: ten eerste gaat in de vallei de centrale waterloop door een kleinhoudende bedding waar al het regenwater van het bekken heen stroomt; ten tweede vormt aanslibbingsgrond aan de rand een strook zeer vruchtbare grond en tot slot, naar de heuvelrug toe, zorgt een zandlaag ervoor dat het water in de hellingen kan doorsijpelen.
De kleihoudende bedding
De oude hoofdbedding bestaat uit een ondoordringbare kleilaag, die werd gevormd door de afzetting van sedimenten. Deze strook zou moeten dienen voor de opslag en natuurlijke zuivering van het water. Er zou een verbod moeten komen op elk nieuw bouwinitiatief en op de renovatie van bestaande gebouwen. Het aanleggen van oeverbebossing, moerassen en vochtige graslanden laat toe om een vochtig ecosysteem te herstellen en overstromingen tegen te gaan. Hydrocultuur kan de opslag van het water optimaliseren. De bestaande parken langs de Molenbeek zouden worden opgenomen in een groot systeem van lineaire parken, die onderling verbonden zijn door middel van wandel- en fietspaden.
De alluviale oevers
Kenmerkend voor deze strook is het leemachtige slib dat doorheen de tijd door de waterloop werd afgezet. Deze sliblaag maakt de grond zeer vruchtbaar en biedt de mogelijkheid om er stadslandbouw op te ontwikkelen. Als overgangsgebied tussen de vitale ruimte van de rivier en de stedelijke omgeving, zou deze zone een ware communautaire en sociale dimensie kunnen krijgen. Hier zouden sportfaciliteiten in open lucht en nieuwe openbare gebouwen op palen kunnen worden opgetrokken, waardoor ze tegemoetkomen aan het risico op overstromingen.
De zanderige hellingen
Deze strook situeert zich in heuvelachtig gebied en sluit aan bij een geologische laag die is samengesteld uit fijn zand en kiezels. Deze uiterst doordringbare zone staat in voor de aanvulling van de grondwater- en voedingslaag van de Molenbeek. Vandaag houdt de verstedelijking geen rekening met de infiltratiecapaciteit van deze strook. Er zou een nieuw bouwprogramma kunnen worden ontworpen dat zorgt voor een toename van de bewoonde oppervlakte en tegelijk voor een vermindering van het bebouwde terrein.
Deze strook kan bij uitstek een gebied worden voor de aanleg van hogere gebouwen, die zo ruimte creëren voor de doordringbare grondoppervlaktes. De aanplanting van groene stroken volgens het reliëf zou het opvangen van regenwater en de insijpeling ervan in de grond mogelijk maken. De vegetatie zou dit afvloeiend water filteren en de vervuilende stoffen opvangen. Dit systeem zou bovendien bodemerosie en overbelasting van het rioleringsnet tegengaan.
Bas Smets
Meer info over het ‘Team Bas Smets’ en hun projecten vind je hier.
Bas Smets (en zijn bureau) is één van vijf de teams die zich in het kader van het BRUSSELS URBAN LANDSCAPE BIENNIAL (BULB) — RISING WATERS buigen over de steeds alarmerender problematiek van overstromingen in verstedelijkt gebied. Hoe kunnen we het regenwater op een verantwoorde manier afvoeren? Kan landschapsarchitectuur een oplossing aanreiken voor de complexe uitdagingen? En hoe? Je kan hun resultaten en installaties nog tot en met 6 januari (gratis!) gaan bekijken in BOZAR
BXL Plant II
Dit artikel kroop uit de pen van Bas Smets en het is te lezen in de BRAL-publicatie BXL Plant II. Wil je nog meer lezen van de publicatie, klik dan op de hoofdstukken hieronder:
1. Voorwoord
2. Meesters en de Bouwmeester, opiniestuk Kristiaan Borret
3. De Brusselse ruimtelijke ordening blijft moeilijk te sturen
4. Tijdelijk gebruik: een nieuwe speelzaal voor de marketeer of dé uitgelezen plek voor zorgeloos experimenteren?
5. De poincaré-saga, interview met Green Connections
6. Koning PAD dicteert de toekomst
7. Planbaten for dummies, interview met Griet Lievois
8. Op zoek naar een biosferische stedenbouw met Bas Smets