BXL Plant II - Les maîtres et le maître architecte, Kristiaan Borret

19/12/2018
Aperçu ChQ.jpg

Plus de 150 concours sans appel. Plus de 150 marchés publics pour des projets d’aménagement de l’espace, principalement dans le cadre de la loi relative aux marchés publics. Plus de 150 : pour des architectes, des bureaux d’études, des promoteurs ou des entrepreneurs. De la décoration d’un magasin à la vente d’un terrain pour 100 appartements en passant par un nouvel hôpital de 250.000.000 d’euros dans le cadre du Design & Build.

Voorbij de juridisering van stedenbouw in Brussel. Naar een open gesprek?

Meer dan 150 wedstrijden zonder beroep. Meer dan 150 aanbestedingen voor ruimtelijke projecten, hoofdzakelijk volgens de wet op de overheidsopdrachten. Meer dan 150: zowel voor architecten, studiebureaus, projectontwikkelaars, als aannemers. Van een winkelinterieur over de verkoop van een grond voor 100 appartementen tot een nieuw ziekenhuis van 250.000.000 € via Design & Build. Meer dan 150 wedstrijden had ik als bouwmeester van Antwerpen op mijn actief en nooit heeft dat tot een rechtszaak geleid. Meer nog, de juridische kanten van stedenbouw waren nooit een druk gespreksthema.

Tot ik in Brussel begon te werken.

Stedenbouw als juridische aangelegenheid

Ik begon als Brusselse bouwmeester in 2015 en al snel ontdekte ik dat er hier ook andere meesters actief waren in het domein van stadsontwikkeling. Meester X, meester Y en meester Z, het zijn Brusselse advocaten die gespecialiseerd zijn in de wetgeving ruimtelijke ordening of overheidsopdrachten en die bouwheren bijstaan in hun projecten. Ook in de regeringskabinetten wordt stedenbouw in aanzienlijke mate als een juridische aangelegenheid beschouwd. En nagenoeg alle directeurs van overheidsdiensten, agentschappen en publieke vastgoedmaatschappijen zijn jurist van opleiding. Kortom, in Brussel blijkt stadsontwikkeling bijzonder gejuridiseerd te zijn.

Hoe dat zo gekomen is, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat elders waar ik werkervaring heb, het niet zo is. Noch in Vlaanderen, noch in Nantes of Amsterdam kwam ik in aanraking met een dergelijk hoge mate van juridisering van de praktijk van stadsontwikkeling.

Mocht alles meer professioneel en transparant verlopen zijn, was het nooit tot een rechtzaak gekomen.

Wat een nieuwigheid was het voor mij in Brussel dat bij de bespreking van een immobiliënproject niet alleen de architect en de ontwikkelaar aan tafel zitten, maar ook de juridische adviseur. Wat een treurnis wanneer een architect in zo’n kader niet over architectuur praat (Licht! Lucht! Ruimte! Stedelijkheid!) maar de taal hanteert van de geldschieter (“met uw ambitie is ons project niet rendabel”) of de rol van de advocaat incorporeert door nauwgezet de juridische marges te ontleden bij een late ontwerpwijziging. Dit haalt dan wel  de kwaliteit van mijn gebouw naar beneden maar op die manier vergt het toch geen nieuw openbaar onderzoek?

Helaas is men ook aan de andere kant van de tafel bij de publieke instanties of de burgerverenigingen niet schuw van een juridische spitsvondigheid om zijn punt te maken, in plaats van het bij inhoud te houden. Gelukkig zijn er meer en meer overheden, organisaties, opdrachtgevers, architecten en juristen die geïnteresseerd blijken in new school en voor een optimistische benadering gaan waarbij de interesse in kwaliteit en de lange termijnvisie primeren.

Terug naar dat maagdelijke track record van 150. Sinds 2015 zijn er meer dan 100 wedstrijden bijgekomen, dus dat maakt nu in het totaal een slordige 250 die op een of andere manier begeleid zijn door een bouwmeesterteam waarvan ik deel uit maak. Op enkele randgevallen na, is de reputatie nog steeds vlekkeloos. Zo was er een architect die meende dat een andere architect ten onrechte geselecteerd was, maar hij kreeg ongelijk van de rechtbank. En er was onlangs iemand die vond dat zijn quotering niet overeenkwam met de teneur van de tekst van de motivering voor die quotering.

Ook de publieke instanties

En dan waren er in 2018 de procedures voor het Kaaitheater en de Silver Tower, waarin de Brusselse bouwmeester niet betrokken was. Voor de verbouwing van het Kaaitheater en de keuze van de Silver Tower als huisvesting van het ministerie van het Gewest, heeft de Raad van State het verloop van beide procedures afgekeurd. In beide gevallen was het feitelijke struikelblok een of andere bijkomstigheid die door de zegevierende advocaten als juridische slimmigheid uitgespeeld was. Wat in mijn ogen de echte drijfveer van deze rechtszaken is, is een soort verongelijkte achterdocht bij de verliezers omdat ze het gevoel hebben dat het spel niet fair was gespeeld. Mocht alles meer professioneel en transparant verlopen zijn, dan was het nooit tot een rechtszaak gekomen, zo maak ik me sterk.

Open de gesloten deuren

Daarom pleit ik voor een paradigmawissel inzake governance: van een gesloten regime van de angst-voor-een-beroep naar een open aanpak vol transparantie; van “l’amour du secret” naar “rien à cacher”. Nergens ken ik een beleid dat zo ingesteld is op de schrik voor een rechtszaak, en toch maak ik nergens zoveel rechtszaken mee als in Brussel. Is het dan te stoutmoedig om te stellen dat vermits de huidige methode mislukt, we net zo goed een gans andere aanpak kunnen proberen?

Vermits de huidige methode mislukt, kunnen we net zo goed een gans andere aanpak proberen.

Zelf proberen we die aanpak uit. Met het team bouwmeester maître architecte hebben we aanbevelingen uitgewerkt voor wat wij een fair verloop van aanbestedingen vinden. Sinds enkele maanden plaatsen we na afloop van elke wedstrijd een fact sheet op onze website, met afbeeldingen van het winnende én van de verliezende projecten, zodat we onszelf blootstellen aan uw oordeel of de jury het goed gedaan heeft. We pleiten ook voor toegankelijke jurypresentaties, zodat alle finalisten kennis hebben van de wedstrijdvoorstellen van hun concurrenten. Dikwijls helpt dat om te accepteren dat de winnaar beter was, maar in ieder geval demonstreert het dat de jury geen schrik heeft van de openbaarheid. We geloven niet dat zo’n ‘stoutmoedige’ transparantie allerhande risico’s op gerechtelijke betwistingen betekent -waarvoor juristen ons blijven waarschuwen- maar juist het omgekeerde bewerkstelligt: een relax klimaat van openheid waardoor iedereen overtuigd is van de integriteit van de aanpak van een wedstrijd en door een gebrek aan achterdocht zelfs niet aan rechtszaken zal denken.

Idem dito voor andere aspecten van de praktijk van stadsontwikkeling. In Brussel zijn er gebruikelijk talloze besprekingen over een project dat in de aanloop van een vergunningsaanvraag zit. Meestal zijn die besprekingen bilateraal en soms in achterkamertjes. Opdrachtgever, ontwikkelaar, architect, gemeente, kabinet ruimtelijke ordening, gemachtigd ambtenaar, bouwmeester, ze spreken elkaar in wisselende combinaties over een nakende bouwaanvraag met het oog op een vlotte passage van die aanvraag.

Om die reden heb ik in 2015 de kwaliteitskamer ingevoerd als een instrument om een collectief gesprek over kwaliteit behoorlijk te organiseren. Deze gecoördineerde voorbespreking van een bouwaanvraag is nu veralgemeend in de nieuwe wetgeving (BWRO) en helpt om op een gestructureerde manier tot een éénvormig standpunt van alle betrokken overheidsinstanties te komen.

Volgende stappen

Wat zie ik als de volgende stappen in een meer transparante aanpak van stadsontwikkeling in Brussel? Er zijn technische maar ambitieuze verfijningen mogelijk. Zo zou naar het Nederlandse model de kwaliteitskamer haar agenda’s, adviezen en verslagen online kunnen publiceren. Of de idee van een verplicht register voor alle contacten met immo-lobbyisten? Het lijkt een draconische maatregel maar waarom niet als dat een indruk van geheimdoenerij kan wegnemen?

De idee van een verplicht registe voor alle contacten met immo-lobbyisten lijkt een draconische maatregel, maar waarom niet als dat een indruk van geheimdoenerij kan wegnemen?

De grootste stap is in mijn ogen echter de verbreding van het debat buiten de interne wereld van overleg tussen de diverse overheidsactoren en de projectdragers. Als bouwmeester werk ik aan de stroomlijning tussen publiek en privé omdat dit de kwaliteit van de projecten ten goede komt. Maar een goed project moet ook draagvlak vinden bij Brusselaars in het breed. Zo is het jammer dat voor een strategisch stedenbouwkundig project zoals de laatste fase op de site van het Rijksadministratief Centrum de juridisch geïnspireerde schrik opnieuw in de weg zit voor een open communicatie naar buiten toe. Jammer want het nieuwe plan heeft veel kwaliteit, maar sneuvelt straks misschien omwille van een (al dan niet) juridische bagatel, die mogelijk vooral de uiting van protest is omdat er zo lang binnenskamers is gewerkt.

Het is vanzelfsprekend voor de governance van complexe stedelijke projecten: wie in het begin tijd maakt voor vroeg overleg, wint tijd op het einde van de rit. Transparantie heeft baat bij open communicatie, doorgaans leidt dat tot meer vertrouwen en draagvlak, en zo neemt de snelheid en efficiëntie van stadsontwikkeling toe. Openheid doet vooruitgaan.

Kristiaan Borret
Bouwmeester Maître Architect

1. Voorwoord
2. Meesters en de Bouwmeester, opiniestuk Kristiaan Borret
3. De Brusselse ruimtelijke ordening blijft moeilijk te sturen

4. Tijdelijk gebruik: een nieuwe speelzaal voor de marketeer of dé uitgelezen plek voor zorgeloos experimenteren?
5. De poincaré-saga, interview met Green Connections
6. Koning PAD dicteert de toekomst 
7. Planbaten for dummies,  interview met Griet Lievois
8. Op zoek naar een biosferische stedenbouw met Bas Smets