Voorwoord - Verkenning van de collectieve stad
Tien jonge Luikenaars en Brusselaars gingen in juli 2019 op verkenning in Montréal, Canada. De diverse groep deelde eenzelfde interesse: samen nadenken over de collectieve ontwikkeling van het stadsweefsel. Deze publicatie is het resultaat van onze week vol ontmoetingen met Canadese stadsmakers.
Tien jonge Luikenaars en Brusselaars gingen in juli 2019 op verkenning in Montréal, Canada. De diverse groep deelde eenzelfde interesse: samen nadenken over de collectieve ontwikkeling van het stadsweefsel. Deze publicatie is het resultaat van onze week vol ontmoetingen met Canadese stadsmakers.
Gezamenlijke ontdekking
Dit project startte in oktober 2018 na een ontmoeting met een aantal jongeren uit Quebec. Zij bezochten België om te bestuderen hoe burgers zich opnieuw de openbare ruimte kunnen toe-eigenen. De ontmoeting werd georganiseerd door het Bureau International de la Jeunesse (BIJ). Na die uitwisseling kriebelde het om een gelijkaardig project op te starten om samen Montréal te ontdekken. Al snel ontstond een team van ontdekkers, die gebeten zijn door de opbouw van steden en ruimtelijke en maatschappelijke uitdagingen. Onze profielen zijn divers (architect, adviseur voor duurzame ontwikkeling, illustrator, socioloog, geograaf, onderzoeker, landschapsarchitect, stedenbouwkundige, projectverantwoordelijke, antropoloog, fotograaf, …), net als hun achtergronden (BRAL, Periferia, UrbAgora, Comptoir des Ressources Créatives, Pro Velo, Toestand, Atelier CUP en Sasha-ULB). Wat ons verbindt, is dat we allemaal geëngageerde burgers zijn.
Zowel de diverse profielen binnen het team, als de vergelijking van projecten uit drie steden, namelijk Montréal, Brussel en Luik, leverden een vruchtbare uitwisseling op. Dankzij de confrontatie van verschillende contexten en standpunten verrijkten we onze kennis en ontstond er niet alleen een band tussen elkaar onderling, maar ook met de jongeren uit Québec.
Tijdens die collectieve ontdekkingsweek kwamen een aantal stedelijke uitdagingen aan bod. Centraal stond telkens op welke manieren de actoren die de stad opbouwen en veranderen met elkaar omgaan (inwoners, artiesten, deskundigen, organisaties[1], verkozenen, ambtenaren, investeerders, …). We maakten kennis met methodes voor co-design en medebeheer voor openbare ruimtes (La Pépinière, Les amis du Champ des Possibles) en de tijdelijke bezetting van onbeheerde panden om het toekomstige gebruik ervan te definiëren (Entremise). We zagen de impact van de razendsnelle gentrificatie op Montréal, waar een reeks nieuwe luxecondo’s[2] dreigen artiesten en andere bewoners op termijn uit de wijk zullen dwingen (Atelier Créatifs Montréal). We merkten spanningen gelinkt aan de tijdelijke privatisering van een openbare ruimte voor events die een publiek aantrekken dat niet representatief is voor de wijk (Aire Commune). We zagen hoe bewoners toenadering zoeken in een overleggroep (Table de concertation) van de wijk Pointe-Saint-Charles die Opérations Populaires d’Aménagement[3] organiseren; enz.
Samen het stadsweefsel ontwikkelen via commons … maar hoe werkt dat nu precies?!
De beweging van de commons ontstaat via de steeds grotere belangstelling van een aantal actoren uit het maatschappelijk middenveld, soms ondersteund door bepaalde overheden, om materiële (water, zaden, gronden, huisvesting …) en immateriële hulpbronnen (software, digitale gegevens …) te produceren, beheren en delen op een meer gezamenlijke, toegankelijke en inclusieve manier[4]. De verschillende initiatieven die voortspruiten uit die beweging, die niet duidelijk afgelijnd is, worden onder meer voorgesteld als alternatieven voor de neoliberale logica die een invloed heeft in onze contreien en onze maatschappijen (steeds ongelijkere toegang tot hulpbronnen, privatiseringen, commercialisering van de ruimte …).
Het begrip commons beslaat een brede waaier aan procedés en evolueert mettertijd. Hulpbronnen gedeeld beheren is niet nieuw (denk maar aan de middeleeuwse gemeenschappelijke weidegronden), maar de hernieuwde interesse voor commons is onder meer te danken aan het werk van de econome Elinor Ostrom die een ‘gemeenschappelijke hulpbron’ (common-pool resource)[5] definieert als een gedeelde hulpbron, beheerd door een gemeenschap volgens regels bepaald door die gemeenschap.
In het afgelopen decennium werd de term verruimd en niet enkel gebruikt in de economische en juridische definitie van ‘gemeenschappelijke goederen’[6], maar kwam hij ook in de sociale wetenschappen aan bod: ‘gemeenschappelijk handelen’ en het samen doen worden eerder op de voorgrond geplaatst in plaats van de hulpbron op zich te benadrukken[7]. Dardot en Laval benadrukken dat commons niet-toe-eigenbaar zijn en dat ze “beschouwd moeten worden als coactiviteit en niet als medebeheer, mede-eigendom of medebezit”[8]. Commons worden niet alleen zo benoemd door hun aard, maar ook omdat ze geproduceerd, beschermd en opgeëist worden. Een common kan ontstaan en verdwijnen, maar het is de toe-eigening en het beheer ervan door een gemeenschap die hem kenmerken en doen voortbestaan. Die dimensie gelinkt aan de procedés van commons wordt bovendien duidelijk weerspiegeld in het Engelse begrip commoning[9]. Die nieuwe definitie van het concept komt al snel centraal te staan in de strijd van anti-kapitalisten (andersglobalisten, socialisten, ecologen) dankzij zijn politieke dimensie. Die bewegingen gebruiken het concept van commons om “een nieuwe ‘gemeenschappelijke’ en democratische beheersvorm die redelijker, duurzamer en eerlijker is te eisen voor gemeenschappelijke bronnen”[10], die tot dan beheerd worden door de privésector of de overheid.
De stedelijke commons, hulpbronnen ter discussie
Commons is steeds meer een noemer voor verschillende soorten projecten (natuurlijke, virtuele, sociale … commons), waarbij recent ook de categorie stedelijke commons opdook, van het Engels urban commons[11]. Stedelijke commons worden niet alleen gekenmerkt door hun verankering in een stedelijke omgeving die duidelijk afgelijnd zou zijn, maar ze bestaan ook uit een hele reeks heterogene en veranderlijke collectieven die werken rond hulpbronnen waarover blijvend onderhandeld wordt[12]. Ze eisen onder meer een autonome ruimte die niet in de greep is van de overheid en de markt.
De stedelijke commons beslaan dus diverse thematieken (huisvesting, mobiliteit, waterbeheer, stadslandbouw …), komen in verschillende vormen voor (deeltuinen, gratis mapping, woningcoöperatie, tijdelijke bezetting, derde plaats, lokale munt …) en experimenteren met nieuwe werkwijzen (procedé voor co-design, medebeheer, burgervergaderingen …). Zo bezocht de groep gezamenlijk Montréal, zonder de definitie van commons te beperken en met de gedeelde interesse om de talrijke procedés en initiatieven te ontdekken die het stadsweefsel vormgeven.
Chloé Mercenier, Sasha-ULB
[1] De termen ‘organisme à but non lucratif’ (OBNL) en ‘organisme sans but lucratif’ (OSBL) uit Quebec zijn equivalent en verwijzen naar ‘verenigingen zonder winstoogmerk’ (vzw’s) in België.
[2] Een ‘condo’ (afkorting van ‘condominium’) staat in Quebec voor een appartement in een gebouw in mede-eigendom.
[3] Voor meer informatie, zie hoofdstuk 1, rencontre : Table du quartier Pointe-Saint-Charles - Action Gardien.
[4] Brossaud C., Fiori S. & Simay P. (2019). Les communs urbains : nouveau droit de cité ? Métropolitiques.
[5] Ostrom E. (1990). Governing the Commons: The Evolution of Institutions for Collective Action. Cambridge-New York: Cambridge University Press.
[6] In de jaren ‘70 delen economen de goederen in naargelang hun mate van rivaliteit en exclusiviteit. Ze voegen twee categorieën toe aan de ‘privégoederen’ (exclusief en rivaliserend, bv.: kledingstuk) en ‘openbare goederen’ (niet-exclusief en niet-rivaliserend, bv.: de luchtkwaliteit), namelijk ‘clubgoederen’ (exclusief en niet-rivaliserend, bv.: autosnelweg met tolheffing) en ‘gemeenschappelijke goederen’ (niet-exclusief en rivaliserend, bv.: visserijzone).
[7] Brossaud C., Fiori S. & Simay P. (2019). Les communs urbains : nouveau droit de cité ? Métropolitiques.
[8] Dardot P. & Laval C. (2014). op. cit. p. 48.
[9] Bollier D. & Helfrich S. (2015). Patterns of Commoning.
[10] Dardot P. & Laval C. (2014). op. cit. p 97.
[11] Borch C. & Kornberger M. (2015). Urban commons : Rethinking the city. New York : Routeledge.
Dellenbaugh M., Kip M., Bienok M., Müller A. K. & Schwegmann M. (2015). Urban Commons: Moving Beyond State and Market. Gütersloh : Bauverlag ; Basel : Birkhäuser.
[12] Eynaud L. (2019). De quoi les communs urbains sont-ils le nom ? Métropolitiques.