Brussel van onderuit, CitizenDev: Vooruitzichten: ABCD in onze samenleving

01/09/2020
Preview Fête de quartier bis - Copie.jpg

CitizenDev heeft heel wat dingen getest, en de manier van denken van de betrokken personen bevestigd, gewijzigd en soms zelfs volledig door elkaar gegooid. Hoe kunnen die conclusies van nut zijn voor andere personen en instanties? Hoe kunnen onze experimenten het beleid en de acties rond stadsontwikkeling verrijken? En kunnen die methodes zorgen voor solidariteit tussen naasten?

Hoofdstuk 5: Vooruitzichten: ABCD in onze samenleving

CitizenDev heeft heel wat dingen getest, en de manier van denken van de betrokken personen bevestigd, gewijzigd en soms zelfs volledig door elkaar gegooid. Hoe kunnen die conclusies van nut zijn voor andere personen en instanties? Hoe kunnen onze experimenten het beleid en de acties rond stadsontwikkeling verrijken? En kunnen die methodes zorgen voor solidariteit tussen naasten?

ABCD in het sociaal-cultureel werk

In de afgelopen decennia evolueerde het sociaal-cultureel werk tot een begeleiding van individuen in plaats van gemeenschappen. Het begrip ‘empowerment’ of ‘vermogen tot zelfbeschikking’, centraal in het sociaal-cultureel werk, is steeds meer synoniem geworden van een functionele activering via het verwerven van competenties[1]. Het was geen ambitie van CitizenDev om het sociaal-cultureel werk opnieuw uit te vinden, maar we stellen wel vast dat de ABCD-aanpak waar CitizenDev mee experimenteert gepaard gaat met een terugkeer van de politiserende aanpak[2], een terugkeer naar de oorspronkelijke dubbele structuur van het begrip ‘empowerment’, met het psychologische aspect (zich gewaardeerd voelen) EN het socio-politieke aspect (een verandering van structuur die leidt tot een herverdeling van de macht[3]).

Er is ook een andere tendens merkbaar: de opkomst van een nieuw soort burgerinitiatieven. Het gaat hier duidelijk om burgercollectieven waarbij burgers de leiding hebben. Soms stuiten de maatschappelijk werkers door hun aanwezigheid op onbekende situaties en moeten ze leren en op zoek gaan naar een nieuwe relatie en houding. De ABCD-aanpak die CitizenDev ontwikkelde onderzoekt hoe ze zich kunnen opstellen tegenover die initiatieven zonder het voortouw te nemen, door onder andere onze techniek van de ‘verbindingen’ te gebruiken. De opzet is om de werknemers afstand te laten nemen van de groep zodat die zichzelf kan besturen. Dat lijkt eenvoudig en niet vernieuwend, maar onze experimenten bewijzen dat die houding nog niet alomtegenwoordig is binnen de Brusselse verenigingen.

Toe-eigening door de burgers van de collectieve infrastructuur

De nieuwe generatie burgerinitiatieven is niet onopgemerkt gebleven. Onder meer beheerders en werknemers van openbare, culturele en verenigingsvoorzieningen voelen zich massaal geroepen om deze nieuwe trend te volgen en proberen zich meer open te stellen voor de initiatieven van hun doelgroep. Ze vragen zich af hoe ze een professioneel beheer, een kwaliteitsvol programma en de veiligheid van hun gebouwen kunnen verzoenen met een toe-eigening door de burgers van hun infrastructuur. Voor die uitdaging moeten ze in het potentieel van de mensen geloven en hen vertrouwen. Dat is momenteel (nog) niet altijd het geval.

De ervaringen van het Team in het Wijklokaal tonen evenwel aan dat zelfbestuur van een infrastructuur een sterke dynamiek kan teweegbrengen op voorwaarde dat er vertrouwen is in het potentieel van de mensen. Als we de buurt niet willen controleren, maar dat overlaten aan de mensen, zijn er geen 1.000 manieren. Zoals een verbindster en lid van het Team het zei:

“Het Lokaal is een plek van ons, en als we op zondag willen openen, dan doen we dat. Als we de lokalen van iemand anders gebruiken, zou dat niet werken. Het Lokaal wordt door de inwoners beheerd, die voor de permanenties en activiteiten zorgen. Ze bezitten een sleutel, er is geen opzichter van het Lokaal.”

Een nieuwe ‘proactieve’ aanpak om de burgerinitiatieven te stimuleren – begeleiden in plaats van afwachten

Waar wij vooral mee wilden experimenteren, was het vernieuwen van bepaalde overheidsprogramma’s, en niet per se het vernieuwen van het sociaal-cultureel werk. Neem bijvoorbeeld de projectoproepen die veel overheden veelvuldig gebruiken om verenigings- of burgerinitiatieven te stimuleren. Zo zijn er de oproep ‘Vooruit met de wijk/Inspirons le Quartier’ van Leefmilieu Brussel, de ‘participatiebudgetten’ in de Duurzame Wijkcontracten en de oproepen van de Koning Boudewijnstichting (KBS).

Met projectoproepen bestaat het risico dat er concurrentie ontstaat voor schaarse middelen, zodat een groot deel van de sociale energie verloren gaat. Gelukkig verloopt het bij ‘Vooruit met de wijk’ vrij goed, want volgens Leefmilieu Brussel krijgt ongeveer 90% van de projecten groen licht. Afwijzingen hebben er vaak mee te maken dat projecten eerder thuishoren in een andere context. De voorstellen worden dus voornamelijk doorgestuurd en niet opgegeven.

Maar er is een tweede veel voorkomend obstakel: bij een oproep wacht de overheid passief tot de voorstellen binnenstromen. Een groot deel van de Brusselse bevolking kan je op die manier niet bereiken. De ervaringen van CitizenDev tonen aan dat bepaalde mensen het niet gewoon zijn om zichzelf te beschouwen als actor die de opbouw van de stad kan veranderen. Ze zijn gefocust op overlevingsmechanismen, wat weinig ruimte laat voor hun dromen, en zijn het weinig of niet gewend om hun troeven naar voren te schuiven. Om hen zo veel mogelijk aan te moedigen om lokale initiatieven voor te stellen, te geloven in hun eigen vaardigheden en hun belang voor de wijk, moeten we de situatie rechttrekken. We moeten proactief optreden en niet passief afwachten tot de ideeën komen. We moeten die personen opzoeken, op straat, in cafés, een sociaal restaurant, aan de schoolpoort … We moeten hun vertrouwen winnen. Onze bouwsteen ‘verbindingen’ kan als model dienen voor een methode waarbij personen meer gestimuleerd worden om initiatief te nemen. Dankzij die aanpak ontstaan samenwerkingen, omdat personen met gelijkaardige of compatibele ideeën meteen met elkaar in contact kunnen komen. Dat vergt tijd en terreinwerkers die niet in hun bureau blijven zitten maar mensen opzoeken.

Een andere kritische kanttekening bij projectoproepen is dat ze vaak rond slechts één thema draaien. Tijdens ons Metalab op 27/11/2019 stelt Arnaud Bilande van Periferia het ‘shoppen van de projectoproepen’ in vraag, aangezien het moeilijk is om alles in het ‘juiste vakje’ te plaatsen en dat mat mensen af.

Na onze ervaringen met CitizenDev deden we een voorstel om de zaken te veranderen en meerdere projectoproepen te bundelen. Laten we één ‘Groot fonds’ oprichten, met het geld van meerdere gewestelijke en gemeentelijke administraties en het Koning Boudewijnfonds. Zo komen alle burgercollectieven via dezelfde ingang binnen. Laten we, liefst in alle buurten, maatschappelijk werkers inzetten om op zoek te gaan naar die personen die nog een duwtje in de rug nodig hebben om een initiatief op te starten, wat het thema ook is.

De CitizenDev-aanpak opschalen: naar een volledige bottom-up wijkontwikkeling

We streefden er voornamelijk naar om veerkrachtige netwerken van wederzijdse hulp, solidariteit en buurtinitiatieven te creëren of te versterken. Die netwerken worden opgebouwd via banden die ontstaan tussen de projectdragers onderling of met de verenigingen of de overheid. Via die netwerken probeerden we het vermogen tot zelfbeschikking te stimuleren.

Wij vinden dat burgers die ideeën, acties en solidariteit uitdragen, voortaan deel kunnen en moeten uitmaken van de ontwikkelingsactoren van hun eigen buurt, als onderdeel van een evolutieve stadsplanning. De overheid kan, in plaats van een ‘top-down-aanpak’ te kiezen voor lokale ontwikkeling en een beroep te doen op externe experts, beter lokale actoren stimuleren die hun lot in eigen handen kunnen nemen.

In plaats van alles vast te leggen in ‘Masterplannen’ die onherroepelijk en vastomlijnd zijn, kunnen we opteren voor ‘bottom-up’ dynamieken die evolueren. In plaats van overheidsopdrachten te plaatsen waarbij gezocht wordt naar privébedrijven om ontwikkelingsplannen uit te voeren, kunnen en moeten we de buurtbewoners aanzetten om deel te nemen aan de initiatieven die zij zelf nodig vinden. Waarom wordt slechts een klein deel van de Duurzame Wijkcontracten ‘bottom-up’ gefinancierd en gestimuleerd en bevindt het overgrote deel zich in handen van de overheid of deskundigen? Binnen CitizenDev zijn heel wat initiatieven opgezet, vaak van dezelfde aard als normaal gefinancierd worden door de Duurzame Wijkcontracten of het Programma ‘Cohésion Sociale’. Nu denken we dat het tijd is om die meer valoriserende aanpak uitgebreider te testen in de gemeentelijke ontwikkelingsprogramma’s. Tijdens de laatste rondetafel van CitizenDev vroegen een aantal deelnemers of het niet tijd wordt om een specifiek overheidsprogramma te lanceren om ‘de troeven en dromen in kaart te brengen’. Dat gebeurt dan voor de Duurzame Wijkcontracten worden opgestart, zodat bewoners, lokale ngo’s en de lokale besturen tijd hebben om samen de projecten van de Wijkcontracten uit te werken, van beneden af.

Zoals Thomas Lemaigre, journalist en deskundige, aangaf tijdens ons laatste Metalab: “De gemeente is wat we gemeenschappelijk hebben”. Laten we dus de expertise van de leden van onze gemeenschap erkennen en laten we samen zorgen voor wat de gemeente beslist en uitvoert.

Uiteraard zijn er grenzen aan burgerinitiatieven, enerzijds omdat welzijn niet alleen kan voortkomen uit  vrijwilligerswerk en onderlinge hulp, en anderzijds omdat er voor bepaalde interventies uiteraard veel middelen en expertise nodig zijn. Maar acties zoals de ‘Rue du Conseil’[4] of de renovatie van het Wijklokaal bewijzen dat sommige kleine interventies in de infrastructuur van beneden af kunnen komen en door de burgers opgestart en uitgevoerd kunnen worden.

We pleiten er niet voor dat de overheid zich zou terugtrekken. Onze experimenten tonen net aan dat het belangrijk is dat overheid en burgerinitiatieven samenwerken. Maar dat is niet eenvoudig: onze living labs tonen aan dat er nog veel wantrouwen is tegenover de geïnstitutionaliseerde politiek. In Matonge heerst al lang het gevoel van teleurstelling, ontgoocheling, verwaarlozing of stigma’s door de politiek.

De CitizenDev-ervaring brengt verder naar voren hoe moeilijk het is om te werken met de overheid en haar strikte bureaucratie. Meerdere collectieven gingen de dialoog aan met de overheid en vroegen om ondersteuning, met soms weinig overtuigende resultaten. Het collectief ‘Rue du Conseil’ voelt zich bijvoorbeeld niet gehoord; dat was een van de motivaties om hun actie op touw te zetten. Het is hoog tijd om elkaar de hand te reiken en samen te werken.

Het werkgelegenheidsbeleid: burgerinitiatieven vergoeden

Het terreinwerk van CitizenDev heeft een enorm potentieel blootgelegd aan alternatieve en solidaire economie. De deelnemers aan de activiteiten koesteren verwachtingen rond vergoedingen, in grotere mate dan wij geanticipeerd hadden. Die verwachtingen ontstaan door de socio-economische situatie van de personen uit de volkswijken, maar ook doordat het soms om een echte job gaat, een uitwisseling tussen een persoon en de maatschappij als geheel. Dat vereist een maatschappelijke erkenning die, om echt voelbaar te zijn, niet altijd bestaat uit iets symbolisch of sociale banden: soms moet er een formele vergoeding tegenover staan en liefst een vergoedingssysteem dat niet beladen is met stigma’s (wegens te lage bedragen, wegens voorbehouden voor de ‘armen’, omdat ze voor onzekerheid zorgen, enz.).

Het is in werkelijkheid niet eenvoudig om die activiteiten te kaderen in de bestaande tools op de arbeidsmarkt en het werkgelegenheidsbeleid. We identificeren twee potentieel interessante nieuwigheden om de lokale dynamieken te vereenvoudigen en te verstevigen en om ze toegankelijker te maken voor personen die geïnteresseerd waren, maar niet hebben deelgenomen.

Actiris wil in 2020 van start gaan met het testen van het Franse concept Territoires zéro chômeurs de longue durée (TZCLD - grondgebied zonder langdurig werklozen). De bedrijven die in die context opgericht worden, zogenaamd met ‘werkgelegenheidsoogmerk’, worden participatief beheerd en streven ernaar individuele en collectieve noden op te lossen. Het gaat dan van financieel onvervulbare behoeften tot commerciëlere aanbiedingen en zelfs B2B. Die twee bijzonderheden maken het concept alvast interessant om te bestuderen. Maar er werden ook enkele kwesties geïdentificeerd die een obstakel zouden kunnen vormen. De TZCLD zijn gericht op een zeer specifieke subcategorie van de bevolking (langdurig werklozen) en hun voornaamste doel is om zoveel mogelijk arbeidscontracten van onbepaalde duur tot stand te brengen. Bij CitizenDev (en bij andere gelijkaardige dynamieken) is de ambitie echter om horizontaal te werken met alle buurtbewoners. De vraag naar erkenning betrof ook grotendeels een vergoeding voor het werk en niet per se een job. Een deel van de projecten is te tijdelijk of te klein om een van de dragers een contract van onbepaalde duur te kunnen aanbieden. Sommige projecten zouden hun betekenis ook verliezen als ze te groot zouden worden. Voor andere projecten zou het op middellange termijn echter interessant kunnen zijn om samen te werken met een TZCLD of er deel van uit te maken.

Voor de TZCLD zou de ABCD-methode ten slotte waardevol kunnen zijn als collectief, participatief, inclusief en bottom-up-middel om lokale oplossingen te vinden voor de bestaande noden. Er werd zelfs voorgesteld om hun teams te vormen, om ze te laten coachen door ervaren verbinders, enz.

Een andere piste zou de creatie van een coöperatieve met sociaal oogmerk kunnen zijn, om de wijkprojecten economisch in onder te brengen en de dragers te vergoeden. In tegenstelling tot de bedrijven met werkgelegenheidsoogmerk, de activiteitencoöperaties en de “coopératives d’emploi” (werkgelegenheidscoöperaties), die al beschikken over een kostbaar ondersteuningsmechanisme en met wie we een samenwerking kunnen overwegen, zou deze nieuwe tussenvorm een grote verscheidenheid aan vergoedingssystemen aanbieden bovenop de klassieke arbeidscontracten. Die systemen zouden dichter aanleunen bij ieders noden en verwachtingen: arbeidscontracten van korte duur, prestaties als zelfstandige in bijberoep, vergoeding van vrijwilligerswerk, studentenjobs, betaling van uitzonderlijke prestaties, enz. De coöperatieve zou de dragers vergoeden op basis van de spaarpot die ze heeft opgebouwd via de projectinkomsten. Door een gespecialiseerde tussenvorm te gebruiken kan een veilig sociaal en fiscaal kader gecreëerd worden en moet er niet voor elk project een vzw opgericht worden, een bankrekening geopend worden, rekening gehouden met de verplichtingen, enz. Deze ondersteuningsdienst zou aangeboden worden door de grote gewestelijke middenveldorganisaties aan de lokale projecten die ze ondersteunen.

We weten goed dat de burgerinitiatieven in Brussel net als hun publiek enorm divers zijn. De trajecten om ze op touw te zetten zijn dat dus ook. Slechts één concept zal niet volstaan om die verschillende trajecten te ondersteunen. Maar we kunnen veronderstellen dat ze geholpen zullen zijn met de ondersteuningsmiddelen die voorzien kunnen/zullen worden voor hen. Ieder project zal zelf de voor hem geschikte oplossing of een combinatie van oplossingen kunnen kiezen in functie van zijn wensen en moeilijkheden. Op die manier zijn hun trajecten voornamelijk gebaseerd op hun lokale ambities en situaties en niet op de bestaande moeilijkheden. De sociale erkenning van hun bijdragen aan de stad zullen zo tastbaar en verrijkend zijn.

De georganiseerde solidariteit

Onze experimenten hebben betrekking op kwesties die eigen zijn aan tal van publieke acties: de inrichting en het onderhoud van groene ruimtes, het afvalbeleid, cultuur en zelfs sociale zekerheid. Dat brengt ook een andere kwestie met zich mee: de financiering van dat beleid. We openen hiermee misschien de doos van Pandora, maar we denken dat dat soort kwesties onvermijdelijk is.

Het staat vast dat indien de burgers zich bepaalde publieke acties toe-eigenen, er kosten bespaard kunnen worden, wat kan helpen om de overheidsbegroting in evenwicht te brengen. Arnaud Bilande van Periferia wist ons te vertellen op onze Metalab op 27/11/2019 dat de ‘Duurzame participatieve wijken’ gemiddeld € 7.000 ontvangen van Leefmilieu Brussel, maar dat ze € 50.000 opbrengen wat de werktijd van de bewoners betreft, dus zowat een voltijdse job voor de e-mails, het beheer, enz. De voorzieningen van de groene ruimtes naast Thurn & Taxis, gestimuleerd door het project Parc Farm, kosten de gemeenschap volgens Leefmilieu Brussel duidelijk minder dan parken ingericht door professionals. Dus de vraag rijst – opnieuw – of die arbeidstijd vergoed moet worden of niet. Is het juist en rechtvaardig om kosten te besparen door een beroep te doen op vrijwilligers? We moeten bovendien toegeven dat eventuele experimenten met een nieuw statuut, dat tussen vrijwilligerswerk en loonarbeid ligt, risico’s met zich meedraagt voor de financiering van de sociale zekerheid. En naast de financiering is er ook nog de kwestie van de rechten van de werknemers.

Daarbovenop komt ook het vraagstuk van de kwaliteit van de dienst. We betwisten niet dat die experimenten een alternatieve manier kunnen opleveren om welzijn te creëren. Wanneer iemand zich losmaakt van zijn positie als gebruiker van een dienst en een hulpverlener wordt, door een vorm van wederzijdse hulp dankzij de dynamiek van het Wijklokaal, en als zijn bijdrage door iemand anders gewaardeerd wordt, is de impact voor beiden positief, misschien zelfs meer dan wanneer ze een professionele dienst zouden genieten. Professionele diensten kunnen niet tippen aan de onderlinge hulp en nabijheid. Het voordeel kan bovendien dubbel zijn dankzij het transversale karakter van de bijdragen. Tijdens het Repair Café is de hersteller niet alleen een belangrijke hulpverlener voor de wijk; hij doet ook aan afvalpreventie.

We moeten dit debat in zijn totaliteit aangaan: de risico’s of mogelijkheden niet ontkennen, zowel op financieel vlak, als wat betreft de uitwerking op de mensen en gemeenschappen. Als maatschappelijk werkers of academici bekommerd om de mensenrechten en duurzame ontwikkeling denken we dat we dit debat op gang moeten brengen zonder te wachten op de voorstellen van de herauten van bezuiniging en Big Society, Small Government.

Lees hier de volledige publicatie.

[1] Peeters, 2010

[2] Zoals ook vastgesteld door De Rynck en Steyaert, 2019. Dat blijkt ook uit de 4 succesvolle seminaries over sociaal-cultureel werk en ABCD die we in 2018 organiseerden en het initiatief van de ’Ecole de Transformation sociale’ opgestart in 2019.

[3] Peeters, 2010

[4] https://www.citizendev.be/uploads/1/0/8/2/108215725/20190326_portrait_rue_du_conseil.pdf

Lees ook