Artikels

Thema

Yves, de MacGyver van de Brabantwijk

Op het kruispunt van de Groenstraat en de Dupontstraat in Schaarbeek ligt het Wijklokaal. Het is een intergenerationele en multiculturele plek waar iedereen welkom is: de deur staat altijd open, letterlijk en figuurlijk. Iedere week worden er tal van activiteiten georganiseerd, zoals een kledingbeurs, schoolondersteuning of een Repair Café.

Doe-het-zelver Yves wordt in de Brabantwijk erkend voor zijn handigheid: problemen met het sanitair of de verf hebben voor hem geen geheimen. Hij heeft bovendien al meerdere personen geholpen: “Ik kom vaak mensen tegen op straat bij wie ik al ben gaan klussen. We babbelen even, zo heb ik veel contact.” Na een ontmoeting met Andréa, die bij CitizenDev werkt, raakte hij betrokken bij het Wijklokaal. Aanvankelijk had hij geen idee in welke staat het was: “Ik dacht dat het in orde was. Maar nadat ik het bezocht, heb ik voorgesteld om werken uit te voeren.” Hij heeft zijn vaardigheden ten dienste gesteld van het project door twee maanden lang het pand op te knappen: “Ik zat alleen thuis en dus kwam ik met mijn caddie en al mijn gereedschap, ik werkte heel de dag en dan ging ik naar huis. Dat was leuk.”

Yves trekt zijn plan. Zijn atypische levensloop werd gekenmerkt door veranderingen en unieke ervaringen: een stage in Zweden, werken in een bedrijf voor lasdraad, chauffeur voor het Koninklijk Paleis in Brussel, daarna buschauffeur voor kinderen van scholen uit de wijk en hier en daar vrijwilligerswerk. Hij kwam wat obstakels tegen op zijn pad, maar daar legt Yves zich niet bij neer. Hij is de eerste om de handen uit de mouwen te steken en ziet het glas halfvol: “Ik zie altijd het positieve.” Hij is altijd blijven doorgaan en heeft zijn kansen gegrepen, onder andere via de ontmoetingen die hij deed.

Yves is met pensioen en schenkt zijn vrije tijd aan het Lokaal. “Wat mij motiveert, is dat ik me nuttig kan maken. Ik onderhoud ook contacten, kan een babbeltje slaan en heb iets omhanden. Als ik niets te doen heb en thuis opgesloten zit, kan ik niet bijdragen. Ik heb 47 jaar gewerkt, ik woon alleen en het Lokaal, dat geeft me een doel.” Voor het Lokaal was Yves al betrokken bij de wijk. Hij is niet alleen de ‘Repair Café-man’, zoals M’Feddal zegt, een ander actief lid van het project, maar heeft ook groene vingers, die hij voor de gemeenschappelijke wijkmoestuin aan het werk heeft gezet: “Toen ik toekwam in de gemeente had ik contact met een dame die werkt bij Soleil du Nord. Zij vroeg me of ik gewassen wilde telen. Ik had thuis zelf een moestuin, dus ik wil vooral tonen aan anderen hoe ze eraan moeten beginnen.”

Voor hem is de band met de mensen essentieel en het Lokaal is dé plek voor ontmoetingen en wederzijdse verrijking: “Ik ben graag onder de mensen. Dat is voor mij het belangrijkste en ik krijg veel terug van hen. Het echte probleem dat hij graag wil verhelpen, is dat het project niet zou blijven bestaan: “Wat ik wil bijdragen, is dat het project permanent wordt, want wat zouden wij doen als het stopt?”

Portret door Montaine Kayaert, Romane Marchal en Lucie Roba, studenten van Université Saint-Louis-Bruxelles

Lees hier de volledige publicatie.

Hoofdstuk 2.

“Bouwstenen” voor de opkomst en instandhouding van een cultuur van burgerinitiatief

Een heel parcours: dat waren de drie jaar waarin we in Brussel experimenteerden met Asset-Based Community Development (ABCD). Het was een avontuur dat we beleefden met onze drie uiteenlopende gemeenschappen. Nu eens groeit een bepaalde etappe uit tot de basis van een actie, dan weer past diezelfde etappe in eerder gezette stappen. Bepaalde etappes volgen elkaar op, andere raken in elkaar verstrikt of vullen elkaar aan. Beetje bij beetje worden dingen opgebouwd, net zoals bij een legoconstructie. Geen enkel blokje is op zichzelf revolutionair, maar ieder blokje heeft zijn nut. Eens samengesteld kunnen de verschillende stukken een huis, een winkel, een kasteel … vormen, een nieuwe manier om de stad te ontwikkelen. De ene methode is niet beter dan de andere, ze zijn verschillend en hebben uiteenlopende doelen en functies. De overeenkomsten met socio-cultureel werk komen duidelijk naar voren. Hier stellen we alle bouwstenen die gebruikt werden in het kader van CitizenDev voor.

Bouwsteen 1 - Erkenning en waardering

De ABCD-aanpak gaat uit van de ‘troeven’ en ‘competenties’ van de leden van een buurt of gemeenschap. De communicatie en de visie zijn optimistisch: ‘het glas is eerder halfvol dan halfleeg’.

Het CitizenDev-project gaat bij de drie living labs eerst op zoek naar de troeven en competenties, op verschillende manieren om zich aan te passen aan het publiek, de bestaande netwerken en de beschikbare middelen. Al snel stellen de werknemers van EVA Bxl en de CLTB vast dat de begrippen ‘troef’ en zelfs ‘droom’, die eigen zijn aan de ABCD-woordenschat, sommige personen doen dichtklappen die mogelijk geïnteresseerd zouden zijn in het project. Daardoor nemen personen uit volksbuurten, die vaak te maken krijgen met moeilijkheden en gebreken, misschien niet deel. Een terreinwerkster doet het verhaal:

“Wanneer we het hebben over verlangens en dromen, lopen de mensen weg! Ze kijken me aan met een ironische blik: ‘Wil je mijn droom waarmaken? Betekent dat dat je een job gaat vinden voor mij?’ En als het niet een job is, dan wel een woning of een lief.”

We stellen dus vast dat een deel van de betrokken bewoners het niet gewend is om over zijn ‘dromen en verlangens’ te praten, laat staan zichzelf te zien als persoon met ‘capaciteiten’ voor de wijk. Het begrip verlangen is bovendien niet intrinsiek verbonden met het concept van een troef: je kunt iets willen doen zonder daar per se de vaardigheden voor te hebben of zonder dat te weten. De vaardigheden kunnen ook tijdens de werkzaamheden naar boven komen, ondersteund door de groep en ter aanvulling van die van de andere leden.

Door die vaststelling zijn we soepel omgesprongen met de methode. De werknemers passen zich telkens aan aan de persoon die ze ontmoeten, passen hun taalgebruik aan en nemen hun tijd. Zoals steeds bij gemeenschapswerk ontstaat er na een aantal ontmoetingen een band en komen de kwaliteiten, motivatie en wensen van de personen voor de buurt naar boven …

De woordenschat wordt dan wel aangepast, maar de begrippen ‘knowhow’ of ‘bijdrage’ worden daarom niet volledig achterwege gelaten in de Brabantwijk of de CLTB. Soms worden ze op een informelere manier verzameld. Tijdens een Metalab verklaart een lid van het Team van het Wijklokaal het volgende over de ABCD-methode:

“Het gebeurde niet formeel, maar het gebeurde wel. (…) Wanneer de werkneemsters personen opzochten, vroegen ze naar de vaardigheden, dus zo deden we het. Wanneer we contact hadden met personen, gebeurde dat zelfs zonder dat ik de methode kende. Wanneer iemand naar het Lokaal kwam, vroeg ik meteen: ‘Als je ons wilt helpen: waar ben je goed in?’.”

In Matonge verliep het anders. De werknemers gebruikten hier wel de begrippen ‘troeven’, ‘knowhow’ en ‘dromen’ tijdens hun project – met onder andere het ‘Monument van de troeven’ waar aan gewerkt wordt. Deze aanpak lijkt door het publiek van de Sub-Saharaanse gemeenschap enthousiast onthaald te worden. Een contactpersoon en verbinder van het eerste uur zegt het als volgt:

“België heeft een plicht ten aanzien van onze gemeenschap: het moet de mensen betrekken die onderaan bengelen en hun manier van praten, doen en leven valoriseren, hun een waarde geven. (…) Hen op die manier begeleiden zou nuttig zijn.”

Een andere verbinder en drager van een festival rond Afrikaanse spelen ontstaan bij CitizenDev legt uit dat niet (alleen) hij als persoon waardering nodig heeft, maar heel zijn gemeenschap. Wanneer de werknemer van BRAL hem vraagt of hij niet recht op een burn-out afstevent omdat hij zo veel werkt, antwoordt hij:

“Ja, maar ik wil zo graag dat het festival een succes wordt! Als er weinig volk opdaagt, zullen de mensen al snel zeggen: ‘Zie je wel, het wordt georganiseerd door Afrikanen!’.”

Een eigenschap van de ABCD-aanpak die tijdens het hele project behouden werd, is dat directe vragen stellen (“wat is jouw knowhow?”) soms te beangstigend is en contraproductief werkt. Enthousiast communiceren en duidelijk maken dat iedereen kan helpen, waarbij de mensen gemotiveerd worden om zich in te zetten, dat werkt bij al onze doelgroepen. Waardering tonen voor ieders bijdrage is een van de sleutels van een stimulerende aanpak. Het succes van het ‘Team’ van het living lab Brabant is bijvoorbeeld dat er een netwerk is ontstaan dat symbolische waardering geeft. Deze inwoonster van de Brabantwijk vertelt over een ander lid dat erg betrokken is bij het Team van het Wijklokaal:

“Ze heeft me veel energie gegeven want ik was een beetje zwak. Ze zei tegen mij ‘Jij, jij kunt heel goed praten met mensen’.”

Die eigenschap duidt op een echte convergentie tussen alle deelnemers aan het project. Aan de hand van de ervaringen met het Wijklokaal zien we een constante: het enthousiaste discours van de medewerkers, de bezoekjes van de bewoners tijdens de renovatie van het Lokaal … Dat informele aspect omvat meer sociale dan professionele vaardigheden. De methode is gebaseerd op ontmoetingen en relaties tussen personen, of ze nu inwoners of werknemers zijn. Het menselijke contact speelt een sleutelrol.

Bouwsteen 2 - Inventaris van de troeven

De inventaris van de troeven, de tweede methodologische bouwsteen van CitizenDev, heeft als voornaamste doel de middelen van de gemeenschap op te lijsten, net als de dromen en verlangens voor deze gemeenschap. Maar naast die opsomming is de ambitie van de inventaris ook en vooral om banden en relaties te bevorderen tussen verschillende personen, projecten of buurtorganisaties.

Er zijn meerdere soorten troeven: de vaardigheden en dromen van de bewoners en van de lokale verenigingen en de fysieke middelen (een plaats, tools, enz.). Dankzij de inventaris worden personen samengebracht rond gemeenschappelijke of elkaar aanvullende interesses en worden lokale mogelijkheden op het vlak van initiatieven of middelen opengesteld. ABCD streeft ernaar het potentieel van eenieder in het collectief te valoriseren, banden tussen de individuen te scheppen en de individuen een zekere controle te geven over de zaken die hen rechtstreeks aanbelangen.

Op het vlak van de tools die gebruikt worden om de troeven te verzamelen, schrijft de traditionele ABCD-literatuur voor om de inventaris samen te stellen op basis van een interviewrooster ter ondersteuning om andere personen uit de wijk te interviewen over hun troeven, de middelen van de wijk en hun wensen. De drie living labs hebben een poging gedaan en een gemeenschappelijk rooster opgemaakt, dat ze elk licht gewijzigd hebben naargelang hun context. Tegelijkertijd worden informele ontmoetingen georganiseerd (op strategische plaatsen in de wijk, tijdens specifieke events van de CLTB), net als formelere uitwisselingen met de reeds samengestelde groepen (een vereniging van handelaars in Matonge, een projectgroep van inwoners van de CLTB, een activiteit bij BilobaHuis in de Brabantwijk, enz.). Tijdens die ontmoetingen worden er verschillende tools gebruikt, gekozen en aangepast naargelang de context en het publiek, zoals ‘photolangages’, een Wafelbank[1], het in kaart brengen van de troeven, een troevenradio, een troevenkrant, een caravan in de openbare ruimte, enz.

Ieder living lab gebruikt de tools op een andere manier. De CLTB gebruikt het formele rooster bij tientallen interviews voordat het versoepeld wordt. Die individuele ontmoetingen zijn belangrijk om een publiek te bereiken dat normaal niet deelneemt aan de groepsactiviteiten van de CLTB (AV, opleidingen, rommelmarkt …) of die weinig spreken voor publiek of moeilijkheden hebben met het Frans. Zo wordt de band tussen de leden en de vereniging versterkt, worden concrete vragen over huisvesting beantwoord en is er een beter zicht op welke leden, die we minder vaak zien, ingeschreven zijn.

Bij de CLTB en in Matonge worden er ten slotte tussen 200 en 300 interviews elk afgenomen, waarbij telkens de vaardigheden van de personen worden genoteerd. In de Brabantwijk gebeurt het inventariseren op een informele manier.

Een andere moeilijke ambitie van de traditionele ABCD-inventaris is dat de lijst niet statisch moet zijn, maar mettertijd moet evolueren. De methode is er namelijk op gericht om de inventaris tijdens het volledige experiment aan te vullen (of zelfs langer, indien de dynamiek verder gezet zou worden). In ons geval start de inventaris wel degelijk bij het begin van het CitizenDev-project, maar wordt hij niet tot het einde aangevuld. Hij wordt uiteindelijk vooral als database gebruikt, zodat de werknemers mensen opnieuw kunnen contacteren en samenbrengen rond hun troeven/wensen.

Hoewel de ABCD-aanpak voorschrijft dat de actoren zelf zich de inventaris moeten eigen maken, stellen we in de drie living labs vast dat enkel de werknemers zich de inventaris eigen maken. Ten eerste zijn het vooral de werknemers die mensen opzoeken in de wijk om hun middelen en wensen te verzamelen. Ten tweede zijn het vooral zij die een totaalbeeld hebben van welke personen ontmoet werden, die iedereen ontmoeten, die een synthese maken en die voorstellen om groepjes te maken per thema/werkgroep.

In Matonge stelt BRAL een klein fiche ‘troeven en dromen’ voor zodat de verbinders zelf een inventaris kunnen maken. De fiche is een ‘light’ versie van de vragenlijst die je gemakkelijk in je zak kunt steken en snel kunt invullen. De fiche wordt tijdens enkele gezellige samenkomsten gebruikt en wordt enthousiast onthaald door de verbinders. Maar ook de fiche wordt niet echt gebruikt. De partner van het Wijkcontract heeft hem nooit goedgekeurd en dat remt BRAL om hem daadwerkelijk te verspreiden in de buurt en een netwerk van brievenbussen op te zetten waar de fiche ingevuld achtergelaten kan worden zoals bij verenigingen of winkels. Daardoor is de toe-eigening van de inventaris door de burgers maar beperkt.

De mogelijkheid om die databases toegankelijk te maken voor de buurtbewoners zodat ze zelf op zoek gaan naar mogelijke relaties in hun buurt wordt uitgebreid besproken. Twee moeilijkheden verhinderden dat: de bescherming van de privacy en de uitdaging om de database actueel te houden, wat niet prioritair was (ten opzichte van de concrete acties die we wilden lanceren). Mettertijd worden de ontmoetingen om de inventaris aan te vullen door tijdsgebrek vanzelf vervangen door de begeleiding van burgerinitiatieven die op touw gezet worden. Dat tijdsaspect is op twee vlakken erg belangrijk: enerzijds de tijd die nodig is om de troeven in kaart te brengen en anderzijds de snelle nood aan acties van de personen die aan het begin ontmoet werden (waarbovenop de subsidiërende overheid ook waarneembare, meetbare resultaten verwacht).

Eenmaal de burgerinitiatieven toenemen, stellen we vast dat de dynamiek in onze gemeenschappen een ‘sneeuwbaleffect’ heeft. De bijdragen van de burgers stimuleren andere burgers om zich ook in te zetten, meer dan hetgeen de werknemers kunnen bereiken als ze alleen zouden werken aan de mobilisatie en samenwerkingen. Daardoor wordt een inventaris minder noodzakelijk. Na twee jaar living lab in Matonge stapt iemand naar BRAL toe omdat hij de initiatieven zag van andere personen en zelf ook iets wil doen. Een handelaar uit de wijk brengt een groep bij elkaar om een solidaire kerstavond te organiseren voor de daklozen in de kerstperiode. Ze werken zelfstandig maar noemen hun initiatief ‘Connect Matongé[2]’.

Bouwsteen 3 - De plek

De ABCD-aanpak werd ontworpen rond het idee van een gemeenschap op eenzelfde grondgebied. CitizenDev wilde nagaan of die aanpak ook een burgerdynamiek op gang kon brengen bij een vereniging zoals de CLTB, waarvan de leden verspreid in Brussel wonen. Onze ervaringen tonen aan dat dat niet zo eenvoudig is. Het is een uitdaging op het vlak van de toegankelijkheid voor de leden (de afstand tussen de plaats van de activiteit en hun woonplaats weerhoudt sommige deelnemers), van de beschikbaarheid van aangepaste lokalen om de activiteiten op poten te zetten en van de lokale verankering van de acties, gelinkt met het naburige publiek. Die uitdagingen beïnvloeden het voortbestaan van de dynamiek op de lange termijn.

Een essentiële troef is om over een ruimte te beschikken om samen te komen. In de Brabantwijk zorgt het Lokaal voor een dynamiek, voor het organiseren van tal van activiteiten en voor samenkomsten (zie het portret van het Team). Bij de CLTB en in Matonge daarentegen bemoeilijkt de afwezigheid van een gemakkelijk beschikbaar en toegankelijk lokaal het netwerken. De verbinders in Matonge uiten al snel hun droom om meer gebruik te kunnen maken van de infrastructuur van de vzw Kuumba[3], het Vlaams-Afrikaans Huis, als middelpunt en katalysator van de burgerdynamiek. Die droom proberen we in overleg met de directie te verenigen met het beheer van de vzw. De CLTB ontvangt van zijn kant activiteiten in zijn bureaus zoals conversatietafels, kookworkshops of opleidingen rond zachte mobiliteit, soms ten koste van het comfort van de werknemers met hun beperkte ruimtes die niet voorzien zijn op zo veel passage. Gelukkig doet de kans zich voor om een leeg gebouw dat gerenoveerd moet worden beschikbaar te stellen. Sinds mei 2019 kunnen de leden een aantal delen van het gebouw Pastoor Cuylits tijdelijk gebruiken, waardoor een nieuwe dynamiek op gang komt.

Bouwsteen 4 - Vrije keuze van thema’s

Om in lijn te liggen met de centrale concepten van de valorisatie van de troeven en het zelfbestuur, is het belangrijk dat de bewoners carte blanche krijgen voor de keuze van de thema’s waar ze aan willen werken. Een dergelijke vrije keuze van thema’s is een luxe die heel wat gemeenschapswerkers of ambtenaren niet hebben in hun relatie met burgerinitiatieven of bij het begeleiden van participatieve processen. Vaak hebben de lokale verenigingen, buurthuizen en overheidsprogramma’s vooraf bepaalde thema’s die hun project beperken aangezien ze de bewoners moeten mobiliseren voor die projecten.

Onze experimenten tonen aan dat de burgers een brede waaier aan thema’s aansnijden wanneer we zonder voorrechten werken aan de plaatselijke ontwikkeling: sociale cohesie, cultuur, hergebruik van kledij, lokale economie, vergroening, conversaties in het Frans, het aanleren van talen …

Die vrijheid is soms beangstigend of uitputtend, zowel voor de werknemers die voor begeleiding zorgen, als voor de deelnemers die te veel belast worden of die verdwaald zijn in het soms vage labyrint. Na bijna twee jaar experimenteren met die vrijheid, heeft de CLTB, samen met de verbinders, beslist om te focussen op de missies van de CLTB, zoals de relaties tussen de leden bevorderen. Daarop gaat het initiatief ‘Gym voor senioren’ zelfstandig verder, want in werkelijkheid zijn weinig leden van de CLTB senioren (de kandidaat-kopers krijgen vanaf een zekere leeftijd geen enkele lening om de aankoop van vastgoed te financieren). Daardoor wordt er afstand genomen van de ABCD-aanpak en wordt er meer aandacht besteed aan de uitdagingen van het living lab en de eigen missies: een vereniging die ‘haar gemeenschap wil versterken’ en woningen wil aanbieden, ingebed in een wijkdynamiek.

Bouwsteen 5 - Verbinden

De ABCD-aanpak heeft als doel een grotere horizontale solidariteit te creëren en de gemeenschappen te stimuleren en te verstevigen. De gemeenschapswerker moet burgers zoeken die mensen met elkaar in contact brengen, die ‘verbinden’. Na enkele interviews ontstaan er al snel enkele intuïtieve, spontane verbindingen waarbij een persoon in contact wordt gebracht met iemand die hem of haar zou kunnen helpen. Al van bij het begin van het project was de nood aan die verbindingen zichtbaar: een groep zoekt een lokaal en de werknemer brengt hem in contact met een vereniging, of een collectief heeft een project met bloembakken en de werknemer kent iemand die goed is in houtbewerking. Mettertijd doken ook andere, ‘complexere’ verbindingen op: de werknemers nodigen personen uit die ze ontmoet en ‘geïnventariseerd’ hebben voor brainstormsessies over de gemeenschappelijke doelen en dromen. In Matonge vinden drie grote brainstormsessies plaats, over de valorisatie van het Afrikaanse karakter van de wijk, over het milieu en de openbare ruimte en ten slotte over artistieke activiteiten over de troeven van de wijk. Dat zijn telkens verbindingsmomenten.

De verbindingen maken dus volwaardig deel uit van het proces. Het zijn niet enkel de werknemers die die taak uitvoeren. Een ‘verbinder’ is een persoon die personen, groepen en plaatsen verbindt (die als de middelen van een wijk of een gemeenschap beschouwd worden). De verbinders worden zelf samengebracht rond een ‘Tafel van verbinders’ of ‘Table des Connecteurs’, een soort stuurgroep. Daarmee hebben we uiteraard het warm water niet uitgevonden; we hebben de rol van verbinder van bepaalde personen versterkt en aangemoedigd om een dynamiek van verbindingen, een cultuur van wederzijdse hulp en samenwerkingen in een wijk of gemeenschap, in de hand te werken.

“Communicatie via flyers, dat werkt niet in Matonge. Ik woon er al 28 jaar en wij praten met elkaar, ontmoeten elkaar, drinken samen iets. Zo verloopt de communicatie hier. We zijn hier nu met 20, het volstaat dat we ons verspreiden, gaan aanbellen …” (een handelaar uit de wijk, die het collectief Connect Matonge oprichtte)

In het living lab Brabant zijn de personen die het meest aanwezig zijn in het Wijklokaal echte ‘verbinders’. Ze zijn elk op hun beurt een ‘referentiepunt’ voor bepaalde buurtbewoners. Die komen dan langs wanneer ze weten dat de persoon met wie ze een sterke band hebben, aanwezig is. Ze verbinden, bouwen relaties op, brengen mensen samen rond formele en informele activiteiten. Zo ontstaat stilaan een netwerk van kleine solidariteit tussen de personen die het Lokaal regelmatig bezoeken, dat de meest actieve personen en personen uit een tweede cirkel omvat. Ze helpen elkaar. Wanneer iemand ziek is, vragen de anderen hoe het gaat, wisselen ze elkaar af om eten te brengen, zoals soep die hij/zij graag lust, een van zijn/haar specialiteiten … Ze houden rekening met elkaars verplichtingen, vervangen elkaar indien nodig …

Naast de verbinders zijn er nog tal van personen die zich op uiteenlopende manieren en niveaus inzetten. De burgers die deelnemen aan het CitizenDev-project, hetzij leden van een vereniging zoals de CLTB, hetzij leden van een culturele gemeenschap in Matonge, hetzij bewoners van de Brabantwijk, zijn niet allemaal op dezelfde manier betrokken. Er zijn bewoners die zich inzetten voor de volledige dynamiek van het living lab of zelfs voor het actieonderzoek. Zij zijn de verbinders, de drijvende krachten achter het project. Hun acties vormen de basis voor de collectieven. Andere personen geven zich 200% voor hun burgerinitiatief, zonder deel te nemen aan de andere ontwikkelingen binnen CitizenDev. Een andere groep neemt slechts af en toe deel of is er alleen bij tijdens specifieke events. Ten slotte zijn er ook de begunstigden van de initiatieven: de kinderen van de huiswerkschool, de personen die leren fietsen, de gasten van de gastentafels. We proberen desondanks om ze telkens te stimuleren om niet enkel begunstigden te zijn, maar ook actoren.

Een juister beeld om de netwerken te omschrijven die ontstaan in onze living labs in plaats van het concept van ‘collectieven’, zou een spreeuwenwolk in volle vlucht kunnen zijn. Het begrip ‘collectief’ verwijst namelijk meestal naar een vaste, onveranderlijke groep, terwijl onze groepen eerder continu evolueren, in wisselwerking staan en samenkomen en uiteengaan … net als een vlucht spreeuwen. Vanop een afstand zou je kunnen denken dat het een ongeordend allegaartje is, maar het werkt en levert iets op. Naar het voorbeeld van die spreeuwenwolken zijn onze netwerken landschappen van personen die komen en gaan, die elkaar kennen of elkaar voor het eerst ontmoeten tijdens de activiteiten van CitizenDev en die her en der proberen te helpen. Tijdens de renovatie van het Wijklokaal was Yves het aanspreekpunt, maar vele personen zijn langsgekomen, staken een handje toe of brachten iets mee, en gingen verder. In Matonge nemen sommige projectdragers deel aan de ontmoetingen en dynamieken van andere collectieven.

Uiteraard is elke categorisering of omschrijving beperkend. Ze gelden niet continu, noch voor alle initiatieven of de drie living labs tegelijk. Maar het beeld van de wolk geeft weer dat de intensiteit van het engagement kan variëren naargelang de activiteiten en de groepen die ze ondersteunen. Soms wordt de specialisatie ondersteund door alle teamleden over alle ‘collectieven’ heen (Brabant). Soms echter geeft de initiatiefnemer het uitgeput op door een gebrek aan opvolging. Meerdere activiteiten worden zo na een tijdje stopgezet. Op een bepaald ogenblik lijkt ook de kookworkshop, die later de Green Canteen is geworden, niet toekomstbestendig te zijn. De initiatiefneemster vertelt:

“We hebben werk gemaakt van de kookworkshop in een lokaal in de Graystraat. We waren echt enthousiast in het begin, maakten heerlijke Marokkaanse couscous. Maar dan opeens bleef ik alleen over! Nu is er toch hoop dat het opnieuw op gang komt.”

Het engagement van de eerste cirkel kan qua intensiteit ook variëren naargelang de collectieve dynamiek die ontstaat. Sommige collectieven draaien vierkant omdat de initiatiefnemer geen rekening houdt met het collectief of de spelregels voor het collectieve overlegproces niet naleeft. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een van de projecten in Matonge, ook al is het doel ervan culturele erkenning.

De verbinders bezitten allemaal uiteenlopende en complementaire vaardigheden die ze ten dienste stellen van het collectief. Tijdens de renovatie van het Wijklokaal zet een deel zich in voor het opknapwerk, terwijl anderen liever deelnemen aan de vergaderingen. Iedereen kiest naargelang zijn eigen voorkeuren. De vaardigheden moeten verschillend zijn opdat de collectieven werken en kunnen overleven. Het Team (Brabant) is divers, polyvalent, meertalig en ieder heeft zijn specialiteiten. Zo kan het Team een beroep doen op manuele, organisatorische, administratieve, taalkundige en intellectuele vaardigheden en stap voor stap het beheer van het Wijklokaal met verschillende activiteiten garanderen. Bij de Green Canteen wordt de initiatiefneemster nu bijgestaan door andere vrouwen die verschillende vaardigheden bezitten: boekhouding, administratie, FAVV-normen … De organisatorische vaardigheden worden ten dienste gesteld van de technische vaardigheden. Iedereen doet wat hij kan en omdat het om vrijwilligerswerk gaat, wordt ieders bijdrage gewaardeerd. Naast die vaardigheden is het kennen van de wijk en er geleefd hebben een essentiële praktische vaardigheid.

De onderlinge steun tussen de verbinders is bovendien belangrijk om de motivatie op peil te houden. De initiatieven blijven voortbestaan dankzij enkele sterke persoonlijkheden in de eerste cirkel die heel wat verantwoordelijkheden op zich nemen. De vraag die velen verontrust is wat er zal gebeuren wanneer een verbinder het project zal verlaten.

De rol van de professionele begeleider van de verbinders is vaak bepalend, zowel om hen te vinden, samen te brengen en te motiveren, als om ze langzamerhand los te laten. In dat geval treedt de begeleider op als facilitator voor het oprichten en versterken van de burgercollectieven, als startpunt en centrale spil. Hij moet zijn gedrag aanpassen in functie van de gemeenschap en de buurt. Het is een broos evenwicht: de werknemer moet zich kunnen binden, maar de initiatieven ook kunnen loslaten wanneer ze zonder hem kunnen voortbestaan. Begeleider zijn is een vak. Wij vinden dat de aanpassing van het maatschappelijk gemeenschapswerk, in de sterke zin van het woord, bevorderd moet worden door de troeven van mensen en ‘les centralités populaires’[4] te valoriseren en zelfbestuur te stimuleren.

Bouwsteen 6 - Zelfbeheer

Een van de sleutelelementen van de ABCD-aanpak is zelfbestuur. De ABCD-filosofie is volledig gebaseerd op de hypothese dat de gemeenschappen zelf de actoren en producenten moeten zijn van hun eigen welzijn en geen consumenten van diensten die worden aangeboden door de overheid of externe experts.

De ABCD-literatuur vermeldt in werkelijkheid amper de overheid. Die visie wordt bovendien soms afgedaan als neoliberaal en een pleidooi voor de onttrekking van verantwoordelijkheid van de staat, die dan vervangen zou worden door zelfbestuur. Wij delen die Angelsaksische visie niet; met het laatste Metalab en het bezoek/de rondetafel pleiten we voor een cocreatie van de lokale ontwikkeling tussen de overheid, de verenigingen en de burgers. Om burgerinitiatieven te kunnen stimuleren, is zelfbestuur voor bepaalde activiteiten volgens ons wel essentieel. Voor de drie living labs is het duidelijk dat het vermogen binnen een gemeenschap om oplossingen uit te werken die beantwoorden aan hun eigen uitdagingen samengaat met de toe-eigening van de instrumenten door de burgers om zelf hun leefomgeving of de beslissingsprocessen die ermee samenhangen mee vorm te geven.

Onverwachte omstandigheden kunnen die autonomie versnellen. In de Brabantwijk is er bijvoorbeeld nog steeds meer autonomie dan oorspronkelijk gepland door de langdurige afwezigheid om gezondheidsredenen van de werknemers. De verbinders mobiliseren zich en stellen alles in het werk om de activiteiten verder te zetten, permanenties te voorzien, en de bewoners aan te trekken. Ze doen veel, soms te veel, en offeren hun vrije tijd op.

“In het begin waren we te ijverig. We waren de hele dag in het Lokaal. En ja, dat gaat niet … We mogen ons eigen leven niet uit het oog verliezen, dus we hebben gezegd: dit kan niet meer.” (lid van het Team)

We moeten gaandeweg experimenteren met zelfbestuur, wanneer we bepaalde thema’s behandelen of activiteiten organiseren, in bepaalde omstandigheden.

In de Brabantwijk leren ze al doende, in de praktijk, en door te experimenteren hoe zelfbestuur werkt. Het is niet altijd eenvoudig om een de middenweg te vinden tussen ondersteuning en autonomie, noch voor de werknemers, noch voor het team vrijwilligers. Wanneer de eerste werkneemster in september terugkeert na een lange afwezigheid, moet ze opnieuw een plaats krijgen en moet zij opnieuw haar draai vinden. Het team vrijwilligers verwacht van haar dat ze opnieuw de formele vergaderingen organiseert, die tot dan toe georganiseerd werden door de werknemers. Maar die verwachting is impliciet. Iedereen tast af, wil niets opleggen en durft bepaalde dingen soms niet te vragen. Dan volgt een overgangsperiode. De verbinders waren een tijdje autonoom, maar hangen nu op bepaalde vlakken opnieuw af van EVA Bxl. Ze verwachten van de werknemers dat ze vergaderingen organiseren, en wachten bijgevolg ook op die vergaderingen om gezamenlijke beslissingen te kunnen nemen over die activiteiten (jaarlijks feest, doortocht van studenten in de wijk, schappen voor de kledingbeurs, enz.). Ze beslisten om samen de kwestie van de autonomie aan te pakken, en zo verdwenen bepaalde spanningen en kwam er een nieuw evenwicht. Het feit dat de coördinatrice van EVA Bxl zelf de eerste werkvergaderingen over dat onderwerp heeft begeleid, wordt positief onthaald, ook al blijven sommige dingen vaag. Langzamerhand en vooral op het einde van het project bereidt het Team zich voor om het initiatief met zijn eigen middelen verder te zetten.

De begeleider van de Green Canteen (CLTB) wordt voor een korte termijn aangenomen met als voornaamste doel de groep te consolideren. Hij zegt vaak tegen de vrouwen: “Dat is het soort zaken dat jullie zelf moeten doen. Wat gaan jullie doen wanneer ik er niet meer ben?”. Het gaat dan om het contacteren van organisaties die over een uitgeruste keuken beschikken, het formuleren van een eerste voorstel voor een flyer om bekender te worden, of het inschatten van hoeveel personen een gastentafel moet tellen om rendabel te zijn. Voor dergelijke zaken zet de begeleider de groep aan om zelf oplossingen te zoeken. Hij ondersteunt hen, helpt hen met de administratie en boekhouding, maar is er niet per se om al hun vragen te beantwoorden of het project in hun plaats op poten te zetten.

In Matonge beginnen de werknemers, met het oog op zelfstandigheid, de taken voor het beheer van de Tafel van Verbinders al snel te delen met de verbinders. Tijdens het eerste jaar zorgden de werknemers voor de agenda, zaten zij de vergadering voor, gaven ze informatie en stelden ze het verslag op. Later nemen de verbinders die rol echter over: ze modereren de vergaderingen, noteren de conclusies op grote papieren, beheren de tijd … In de zomer van 2018 nam de Tafel van Verbinders ook zijn rol op van stuurgroep van het living lab door een voorstel te doen voor het reglement voor het participatieve budget (PB) van het Wijkcontract dat de financiering van de burgerinitiatieven zou bepalen.

Helaas konden we die toe-eigening niet verderzetten. Onze partner, verantwoordelijk voor het PDCA-project van het Duurzaam Wijkcontract Atheneum, geeft na de opstart aan dat voor hen het ‘professionele beheer’ van het project de overhand heeft op de toe-eigening van het proces door de burgers en de valorisatie van ieders talent. Bijgevolg nemen de professionals de coördinatie van de vergaderingen opnieuw over na enkele pogingen om de taken te verdelen tussen de werknemers en de verbinders. Als beheerders van het participatieve budget willen zij ook de eindbeslissing houden over het reglement.

Hoewel we geen oorzakelijk verband willen bevestigen, merken we op dat de deelname van ‘onze’ verbinders aan de vergaderingen van de Tafel snel slinkt in de herfst en winter van 2018. Het oorspronkelijke ritme kan ook niet worden aangehouden. We stellen dus hetzelfde fenomeen vast als bij de participatieve processen van de meeste andere Wijkcontracten: aanvankelijk is er een goede deelname van de burgers, die na een tijd snel vermindert, onder andere omdat de inrichtende macht de controle niet laat vieren en de inwoners het gevoel hebben dat ze overbodig zijn in het proces.

Na lang en moeizaam overleg met de partner, wordt de Tafel opnieuw opgestart onder een andere vorm. In plaats van een stuurgroep voor het hele project, inclusief voor het participatiebudget van het Wijkcontract, wordt de Tafel in februari 2020 een burgercollectief zoals alle andere. De Tafel 2.0 heeft vanaf dan als enige missies om de inventaris van de troeven te maken, verbindingen op te bouwen en de cultuur van burgerinitiatieven in de wijk te stimuleren. Door die wijziging kunnen de verbinders volledig autonoom hun groep besturen. De verbinders zijn enthousiast!

Bouwstenen 7 en 8 –‘Groepsanalyse en politieke interpellatie’[5]

De methode van de groepsanalyse bestaat uit een collectieve analyse van de beleefde ervaringen en hun interpretatie. Tijdens het laatste jaar van CitizenDev zorgen we tijdens 6 sessies, genaamd ‘Metalabs,’ voor een groepsanalyse. Verbinders, werknemers en onderzoekers van de 3 living labs nemen deel, dus een vijftiental personen die aanwezig zijn tijdens de 6 sessies. Tijdens het Metalab analyseren deze vertegenwoordigers van de drie polen van het participatieve actieonderzoek, de sterke en zwakke punten van de drie projecten. Iedere deelnemer bereidt een ‘verhaal’ voor, waarin hij een concrete ervaring uiteenzet. De deelnemers kiezen samen twee verhalen die obstakels bevatten en omschrijven die we in de drie living labs zijn tegengekomen. Die twee verhalen, één over het Lokaal en één over de vergoeding, worden collectief geanalyseerd.

Om deze fase af te ronden, nodigen we voor het laatste Metalab en het bezoek/de rondetafel aan het einde van het project externe personen uit, die door de groep geïdentificeerd werden als sleutelpersonen die zouden kunnen helpen om de obstakels te overwinnen die ons pad kruisten. Onder hen zijn er werknemers van verenigingen en vertegenwoordigers van besturen. In die zin dient het Metalab als laatste schakel in de keten, waarbij we met de ambtenaren op zoek gaan naar een nieuwe samenwerkingsvorm tussen de burgernetwerken van onze living labs en de overheid.

We denken dat iedere groep versterkt kan worden door de ervaringen collectief te analyseren. We stellen bovendien voor om de schakel van de politieke interpellatie systematisch toe te passen om een leemte op te vullen die typisch Angelsaksisch is en deel uitmaakt van de ABCD-aanpak, namelijk de afwezigheid van de overheid.

De methode van de groepsanalyse en de politieke interpellatie maken het mogelijk om microprojecten in iedere wijk te verbinden met een ruimer herverdelings- en solidariteitsbeleid. Dit punt wordt in ons laatste hoofdstuk uiteengezet.

Bouwsteen 9 - Vergoeding

Het blijkt al snel dat het delicaat is om initiatieven te organiseren of voor een toe-eigening te zorgen als de burgers zich kosteloos moeten inzetten voor acties op dezelfde manier dat professionals dat doen, die wel betaald worden. Tijdens de CitizenDev-projecten nemen de burgers vaak verantwoordelijkheden op zich die gelijkaardig zijn aan die van professionals. Een vergadering in het Wijklokaal illustreert dit duidelijk wanneer een werkneemster voorstelt dat de aanwezige personen om beurten nota’s nemen. Een bewoner antwoordt daarop geïrriteerd: “Jullie worden betaald, het is aan jullie om de pv’s op te maken”.

Het CitizenDev-project is bovendien verankerd in de volkswijken, waar veel bewoners dagelijks het hoofd moeten bieden aan tal van problemen. Zich volledig vrijwillig inzetten is dan ook vaak ondenkbaar. De werknemers van de verschillende living labs geven ook aan dat hun tijdens de eerste ontmoetingen met nieuwe bewoners al snel gevraagd wordt: “Hoeveel worden we betaald?”, “Zit er ook een job in voor mij?”.

“Als ik echt helemaal vrij zou kunnen leven, zou ik het altijd doen, het vrijwilligerswerk, tot het einde … Maar je kunt niet leven van dat werk, je kunt er geen huur of eten mee betalen.” (CLTB-werkneemster, oud-vrijwilligster)

Een verbinder uit Matonge merkt op dat veel Afrikanen zich vrijwillig inzetten voor verenigingen van hun gemeenschap(pen). Als er echter geld is voor een publiek of verenigingsproject, dan is er duidelijk minder enthousiasme om gratis te werken. Een lid van het Team in Brabant waarschuwt voor de instrumentalisering van vrijwilligers.

“Wanneer we samen vrijwilligerswerk doen, dan weten we dat er geen geld is, maar we doen het samen. Maar dan komt er een project aan, en zouden we vrijwillig moeten meewerken?” (Verbinder Matonge)

“Het idee om te verbinden, is geweldig, maar de verbinders vragen om gratis te werken, dat gaat niet! Het is een echte job! Het is ongehoord om hen te vragen vrijwillig te werken. (Lid van het Team, living lab Brabant)

Burgers vergoeden, een paradox?

Door die tweeledige vaststelling worden we gedwongen om af te wijken van ons oorspronkelijk idee om burgers niet te vergoeden. Mettertijd denken we na over hoe we een economische waarde kunnen geven aan het maatschappelijk engagement van de burgers.

Ook al is het voor ons vanzelfsprekend geworden om die burgers die zich ten volle inzetten te vergoeden, is deze houding nog steeds vrij uitzonderlijk in onze maatschappij. Het is normaal dat personen zich inzetten zonder op zoek te zijn naar financieel belang (betaald worden), noch erkenning (gefeliciteerd worden), maar dat ze dat doen uit vrije wil, zonder iets in ruil te verwachten. De twee soorten belangen (individueel en altruïstisch) zouden onverzoenbaar zijn. Tijdens de CitizenDev-ervaring merken we echter het tegenovergestelde: die twee motivaties zijn niet wederzijds exclusief. De bewoners zetten zich inderdaad niet alleen in voor het welzijn van hun naasten, maar zijn ook op zoek naar waardevolle ervaringen voor op hun cv, waardering van hun artistieke vaardigheden, een nuttige bezigheid …

Koste wat het kost vergoeden?

CitizenDev ging de uitdaging aan om het taboe rond de vergoeding van burgerparticipatie te doorbreken. De vraag werd ook gesteld of er in iedere situatie een financiële vergoeding moet komen. Sommige activiteiten zouden namelijk hun eigenheid kunnen verliezen als er een betaling voorzien wordt. Er bestaan in de volkswijken talloze gratis activiteiten. Bij CitizenDev zijn er bovendien veel geëngageerde burgers die niet vergoed worden voor de activiteiten die ze mee organiseren. De bewoners van de Brabantwijk worden enkel vergoed voor specifieke en duidelijk afgebakende projecten (vb. de schoolondersteuning), maar niet voor al hun activiteiten (permanentie van het Lokaal, andere diensten …).

De financiële vergoeding dient dus als een soort erkenning en waardering van de burgerparticipatie, zoals een verbindster van de CLTB benadrukt:

“Erkenning is belangrijk en zorgt voor een waardering van de uitgevoerde taken. De vergoeding dient als een soort van erkenning. Het geld is belangrijk om de activiteiten te waarderen.”

Een financiële vergoeding is echter niet in alle situaties onontbeerlijk en gepast. We onderscheiden enerzijds de solidaire acties van onderlinge hulp die volledig gratis moeten blijven, en anderzijds de burgers die als deskundige of projectbeheerder een bijdrage leveren. Ze nemen taken van professionals op zich en kunnen dan ook rechtmatig vergoed worden.

“Door onze Afrikaanse roots doen ze een beroep op onze ervaring. (…) Ik wil wel burger zijn, verbinder, maar als ik deskundige ben, word ik betaald. (…) Het is stom, maar symbolisch.” (verbinder Matonge)

Een onbuigzaam wetgevingskader

Naast het taboe doorbreken van het belangeloze engagement, kregen we te maken met een andere heikele kwestie: onder welk statuut vergoeden we de burgers? De enige mogelijkheid was het wetgevingskader rond vrijwilligerswerk, waarmee we vrijwilligers forfaitair kunnen vergoeden, maar dat voldoet niet aan onze behoeften.

Allereerst moeten personen die ingeschreven zijn als werkloze en die willen beginnen met vrijwilligerswerk eerst de VDAB inlichten. Dat zorgt vaak voor problemen met instellingen of verenigingen die, uit vrees voor problemen met de VDAB[6], niet willen samenwerken met vrijwilligers.

Vervolgens is de mogelijkheid om onze vrijwilligers forfaitair te vergoeden, zoals voorzien in de wetgeving, geen vorm van betaling. Volgens de wetgever gaat het om een forfaitaire onkostenvergoeding: een terugbetaling van de uitgaven van de vrijwilligers, zonder dat ze daar een bewijs van moeten hebben. In de praktijk gebruiken verenigingen dit vaak om hun vrijwilligers een extraatje te bieden. Wij hebben hier ook gebruik van gemaakt omdat er geen andere regelgevingskaders zijn. Er ontbreekt dus een intermediair statuut tussen het vrijwilligerswerk en loonarbeid, die voor deze inwoners een springplank zou kunnen zijn naar een betaalde job.

De wetgeving begrenst de ontvangen bedragen bovendien op € 34,71 per dag en € 1.388,40 per jaar. Dat statuut remt de oorspronkelijke motivatie van de bewoners dus zoals we eerder al aangaven. Een lid van de CLTB benadrukt dit nogmaals:

“Vrijwilligerswerk remt de motivatie van de burgers, die erg gemotiveerd en gedreven zijn, maar die ontmoedigd worden door de begrensde vergoeding. Die mensen bezitten vaardigheden die ze ten dienste willen stellen van de gemeenschap, maar door het vrijwilligerswerk bekoelt hun interesse. We willen niet verdergaan omdat we niet juist vergoed worden.”

Bovendien kun je niet leven van die bedragen:

“De mensen zouden graag een loon krijgen, (…) ze vragen er niet per se om om vrijwilliger te zijn. Dat brengt € 34/dag op, maar ze zouden graag meer verdienen. (…) Iemand die een rondleiding organiseerde in de wijk, wilde niet dat ‘vrijwilligerswerk’ op zijn factuur stond, maar wilde betaald worden.” (een werknemer in Matonge)

Lees hier de volledige publicatie.

[1] Zie https://vimeo.com/7295214 voor meer informatie.
[2] Zie https://www.citizendev.be/lactualiteacute8203/connect-matonge-un-reveillon-de-noel-solidaire
[3] https://kuumba.be/
[4] http://www.cairn.info/revue-espaces-et-societes-2014-1-page-125.htm
[5] Hoewel het twee verschillende methodologische bouwstenen betreft, die los van elkaar gebruikt kunnen worden, hebben we beslist om ze samen te behandelen omdat ze bij CitizenDev samen toegepast werden via de Metalabs.
[6] Zie Marée M. , Hustinx L., Xhauflair V., De Keyser L., Verhaeghe L., Le volontariat en Belgique, chiffres-clés, Fondation Roi Baudouin, 2015/10, p.1-94

Maryem: “Dit project betekent veel voor mij. Het is mijn leven, mijn trots.”

6.000 km scheidt België van Senegal, symbolisch voor het ellenlange parcours dat Maryem aflegde, een energieke vrouw die ondanks haar moeilijke levensloop besliste om zich in te zetten, van Senegal tot in België, in Brussel, bij de CLTB …

Maryem is een vrouw met een ijzeren wil, geboren in Senegal en in 2012 alleen aangekomen in België. Ze vroeg asiel aan en heeft gestreden om de status van vluchteling te verkrijgen. Daar slaagde ze in 2014 in, nadat ze twee jaar in een centrum van het Rode Kruis verbleef. In 2016 kon ze ook haar zoon naar België halen. Dankzij haar vluchtelingenstatus kon Maryem als keukenhulp aan de slag en kon ze twee beroepsopleidingen volgen. Zo ontdekt ze via een kennis het CLTB-project. Eind 2014-begin 2015 stelt Maryem zich kandidaat voor een woning. Ze is op dat ogenblik werkloos en het is ondenkbaar dat ze via een traditionele bank een lening zou verkrijgen.

Maryem geeft toe dat ze aanvankelijk deelnam aan de CLT om een woning te kunnen vinden. Vandaag biedt de organisatie haar veel meer, onder meer dankzij het CitizenDev-project. Zo zijn er bijvoorbeeld Gérardo en Albert, allebei maatschappelijk werkers bij CitizenDev en verbonden aan de CLTB, die haar helpen met de administratieve rompslomp voor de lancering van de Green Canteen maar haar ook bijstaan in het dagelijks leven. “Momenteel hebben wij ook een project: de Green Canteen. We beginnen nog maar net, maar willen veel verder gaan.”

Maryem heeft dankzij de Green Canteen niet alleen haar professionele kwaliteiten ontdekt als kokkin en manager, ze heeft ook haar plaatsje gevonden binnen de CLT en de Brusselse samenleving als vrouw en persoon met buitenlandse roots. Maryem is autonomer geworden en heeft meer zelfvertrouwen. De positieve gevolgen van de Green Canteen zijn niet alleen merkbaar bij de vrouwen die haar beheren doordat zij hun plek vinden en meer macht krijgen over hun eigen leven; ze versterkt bovendien de band tussen de personen met erg uiteenlopende achtergronden die er samenkomen. Haar getuigenis illustreert de rijkdom van het Green Canteen-project: “Ik ben meer dan een kandidate op zoek naar een woning. We organiseren activiteiten en gastentafels, zorgen voor de catering en levendigheid in de wijk. Bejaarden en alleenstaande personen worden uitgenodigd voor de events, net als kinderen. Dat gaat dus allemaal veel verder dan een woning.”

Maryems verhaal vertelt niet alleen het parcours van een vrouw die haar plaats zoekt en vindt, maar ook van een project dat horizontale solidariteit aanmoedigt en zo ook een gemeenschapsgevoel creëert. En Maryem bevestigt dat: “Dit project betekent veel voor mij. Het is mijn leven, mijn trots.”

Portret door Garance Roberti de Winghe, Céline Peeters en Victoria Uyttenhove, studenten van Université Saint-Louis-Bruxelles

Lees hier de volledige publicatie

Léonor, kokkin met beide voeten op de grond

Léonor is een toegewijde vrijwilligster bij de Green Canteen van de Community Land Trust Brussel (CLTB) in de Brusselse Louisawijk. Ze is energiek en extravert en neemt sinds eind 2019 deel aan dit project. Dankzij haar kooktalent en haar zin voor engagement doet ze vandaag wat ze graag doet: samen met vrouwen uit verschillende Afrikaanse landen werken aan een kookproject.

“Ik beschrijf mijn loopbaan als een grote reis die bestaat uit ontmoetingen en kansen.” Léonor haalde geen volledige voldoening uit haar studies aan het Ichec, maar had ook geen spijt van haar studiekeuze. “Koken is altijd een passie geweest van mij”. Maar ze legt uit dat ze het moeilijk vond om dat te aanvaarden en de culinaire weg in te slaan. Van het freelancestatuut, tot haar job bij Delhaize en een koksopleiding in de Verenigde Staten en Engeland: Léonor heeft heel wat aspecten van de voedingssector kunnen ontdekken. Ze had twaalf jaar werkervaring toen ze als vrijwilligster begon bij het project Green Canteen via een kennis die haar voorstelde aan Dado, de begeleider van het project.

Green Canteen is een gastentafel van de CLTB en wordt door een groep vrouwen gerund die Afro-Belgische specialiteiten serveren. Léonor liep al snel warm voor het project, aangetrokken door de sociale dimensie. Bij haar vorige werkervaringen was die er namelijk niet: “Ik voelde een drang om iets te veranderen en voeding te gebruiken om inclusie te bevorderen en banden te scheppen. Die enkele keren dat ik met dat sociale aspect werkte, gaf dat me echt voldoening.” Bovenop de sociale banden die ontstaan, doet ze via het project nieuwe ervaringen op: “Voor mij is het een manier om te begrijpen welke benadering nodig is om voor de vrouwen van Green Canteen tot inclusie en persoonlijke en professionele ontplooiing te komen.”

Voor het project is de aanwezigheid van een ervaren kokkin erg waardevol: het project draaide al goed voor ze kwam, maar Léonor heeft voor wat realisme gezorgd. Haar professionele ervaring heeft een aantal groepsleden doen inzien wat de realiteit is: de tijd die nodig is voor zo’n project, de levensstijl van de Brusselaars en de haalbaarheid van sommige voorgestelde recepten. “Ik herinner hen eraan dat ze moeten dromen, want dat is wat ons motiveert. Maar daarna moeten ze opnieuw met beide voeten op de grond staan en stap per stap werken. Ze moeten niets overhaasten en oog hebben voor de moeilijkheden. Het eindresultaat moet professioneel ogen.”

Tussen Léonor en de vrouwen van Green Canteen geldt het principe van geven en nemen: zij heeft professionele ervaring en in ruil kan ze haar culinaire horizon verruimen. Voor dit project was ze namelijk helemaal niet vertrouwd met de Afrikaanse keuken. “Het is voortdurend een ontdekking” zegt ze enthousiast. “Het mooie aan die vrouwen die kunnen koken vertrekt van het idee om iets kleurrijks aan te bieden, ook voor België. We kunnen veel leren van hen en hun boodschap is duidelijk: ‘Dit is onze keuken, dit is waar we van houden, dit is wie we zijn, we wonen in België en dit is de inspanning die we voor jullie leveren’.”

Portret door Garance Roberti de Winghe, Céline Peeters en Victoria Uyttenhove, studenten van Université Saint-Louis-Bruxelles

Lees hier de volledige publicatie.

Marianne, honderd per uur voor het Lokaal

Marianne, geboren in Nederland, is een vrouw van overtuiging die weet wat ze wil. Ze is een gepassioneerde gepensioneerde die zowel haar hoofd als handen graag aan het werk zet voor haar projecten. Daarnaast wandelt ze graag in het bos, onderhoudt ze haar tuin en droomt ze ervan te leren naaien met een naaimachine. Sinds het prille begin zet ze zich in voor haar woonplaats, waardoor ze van dichtbij de veranderingen in haar wijk heeft meegemaakt.

“Ik woon sinds 1979 in deze wijk, al veertig jaar in hetzelfde huis. Eén ding is er op al die tijd veranderd: ik ben van de eerste verdieping naar het gelijkvloers verhuisd.” De Brabantwijk heeft voor Marianne dus geen geheimen: ze woont er, zet zich in voor de buurt en heeft al jarenlang een heleboel contacten. Haar engagement voor de wijk is mettertijd wel veranderd: “Toen ik hier in het begin kwam wonen, vertrok ik ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Ik wist toen niet goed wat er gaande was.”

Marianne heeft echter niet gewacht tot ze haar kwamen halen om zich in te zetten. Tijdens haar loopbaan was ze al erg actief en vrijwilligerswerk is dan ook niet nieuw voor haar. Voor het Wijklokaal concreet werd, vonden er in de buurt van de Groenstraat al meerdere activiteiten plaats: de telefoonlijn, de gastentafels, animaties rond de mobiele broodoven. “Die broodoven dient om pizza’s te bakken: hij wordt in de straat gebruikt voor feesten, enz.” Het Wijklokaal maakt dus deel uit van haar langdurige inzet voor de buurt.

Er zijn soms momenten op de dag waarop je iets moet doen en ergens moet zijn.”Hoewel ze de uren niet telt die ze in het Lokaal doorbrengt, is Marianne er niet om haar vrije tijd op te vullen. Ze is betrokken bij het Lokaal omdat ze een missie heeft, ze doet het niet voor zichzelf: “Ik zie het Lokaal niet als een louter tijdverdrijf of uit gebrek aan contact. Ik ben goed omringd. Dat is volgens mij zelfs een voorwaarde sine qua non: je kunt niet veel doen voor anderen als je zelf niet goed in je vel zit.” Het mag duidelijk zijn: haar dagen zijn goed gevuld met permanenties, ontmoetingen en zelfs de voorbereiding van de gastentafels die ze één keer per maand organiseert. Ook al is het voor haar geen doel op zich, Marianne ontmoet via het Wijklokaal wel nieuwe mensen: “Het gebeurt niet zo vaak, maar soms leer ik mensen kennen die in dezelfde straat wonen als ik. Mensen die ik daarvoor niet kende en met wie ik dingen gemeen heb. Op een zekere manier ontmoet je mensen zonder ze zelf op te zoeken.”

Ze hoopt vooral dat ze het vroegere klimaat van onderlinge hulp nieuw leven kan inblazen: “Ik heb zelf de tijd nog meegemaakt waarin mensen elkaar veel meer hielpen. Ik wil dat soort banden weer creëren en me tegelijkertijd nuttig maken.” Dankzij het Lokaal werden de wijkactiviteiten ook samengebracht en gepromoot. “Het is bovendien een plek waar je beseft dat personen die je als anders beschouwt, vaak veel dichter bij ons staan dan we denken.”

Portret door Montaine Kayaert, Romane Marchal en Lucie Roba, studenten van Université Saint-Louis-Bruxelles

Lees hier de volledige publicatie.

Serigne, cultuurverspreider in Matonge

Serigne is cultureel manager, gepassioneerd door traditionele Afrikaanse spelen, vechtsporten en voetbal, maar vooral ook een man met dromen, die mensen kan verenigen. Hij praat graag tot ’s avonds laat met vrienden over zijn leven, zijn projecten en zijn ideeën.

In 2013 ontvlucht hij zijn geboorteland Senegal om politieke redenen nadat hij tv-films maakte over homoseksualiteit, die bij wet verboden is in het land. Hij komt naar België, waar hij een opleiding volgt als intercultureel bemiddelaar. Dat helpt hem om het collectief JOUWAii op te richten, ondersteund door CitizenDev en het Wijkcontract, om traditionele Afrikaanse spelen bekend te maken in Elsene.

Serigne werd door heel wat mensen bijgestaan, waaronder Piet en Kinch, die zijn deelname aan de ‘Table des Connecteurs’ vergemakkelijkten. Zo vervoegde hij ook het project CitizenDev dat “inwoners en bevolkingen massaal de kans biedt om deel te nemen aan een burgerproject. Met CitizenDev wordt er van onderuit gewerkt.”

Het motto van zijn collectief JOUWAii is om eenzaamheid en teruggetrokkenheid tegen te gaan via spelen. De banden in de wijk versterken via verschillende Afrikaanse spelen zoals awalé, yoté, yakabatiya, woure en vele andere traditionele bord-, kracht- en gezelschapspelen met figuurtjes, dans en zang staat dus centraal in het project.

Serigne houdt bovendien van die samenhorigheid die ontstaat door de spelen tussen de Afrikaanse gemeenschappen en de Brusselaars, waardoor ze gezellig samenkomen en praten. Hij heeft aandacht voor gettovorming en de gentrificatie van gemeenschappen en zegt dat “de spelen mensen de kans geven om banden te creëren, de samenhorigheid te bevorderen, te praten en van gedachten te wisselen en elkaar te ontmoeten.Het collectief JOUWAii geeft niet alleen pedagogische uitleg over de Afrikaanse spelen die “gaan over democratie, bewegingsvrijheid, solidariteit, delen …” maar helpt ook om de spelen te beschermen, want zelfs in Afrika dreigen ze te verdwijnen. Serigne aarzelt niet om de smartphone als voornaamste oorzaak aan te wijzen.

Hij stelt de spelen voor in scholen, zoals in Saint-Boniface, en in cultuurhuizen zoals Kuumba, maar voornamelijk ook tijdens het African Traditional Games Festival. Dat vond gespreid over drie dagen plaats begin mei 2019. Er was een parcours uitgestippeld met 17 stands, een per land. Voor hem was het een groot succes, een ware smeltkroes van nationaliteiten die van gedachten wisselen: “Bulgaren, Belgen, Fransen, Congolezen, Senegalezen, Rwandezen.” Hij heeft zelfs positieve reacties gekregen van de Senegalese overheid, die aan de zijde van Belgische “verkozenen, burgemeesters en schepenen” aanwezig waren. Zoete wraak … Het was fascinerend zegt hij, hopend dat hij het avontuur kan verderzetten in Afrika.

Portret door Céline Mathijsen, Eléonore Offermans en Leeloo Saweryniuk, studenten van Université Saint-Louis-Bruxelles

Lees hier de volledige publicatie.

Papa Victor: aanspreekpunt voor de kappers in Matonge

Het verrassende project van Victor was een van de burgerinitiatieven die CitizenDev in 2019 ondersteunde. Socioprofessionele integratie, erkenning van de talenten van kappers uit Matonge, promotie van de Afrikaanse eigenheid: het zijn allemaal aspecten die deel uitmaken van het project ‘Dynamique Matonge’.

“Papa” Victor is 67 en kent Matonge en zijn inwoners door en door. Hij woonde eerst in Congo en was er leerkracht en schooldirecteur. Later kwam hij naar Brussel waar hij lange tijd gewerkt heeft rond maatschappelijke integratie met het OCMW van Brussel in Laken, een alfabetiseringscentrum en de FOD Justitie als begeleider van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.  Hij wil zich op maatschappelijk vlak nog meer inzetten door zich aan meerdere organisaties te verbinden. Zo was hij op Europees niveau bijvoorbeeld lid van de raad van bestuur van meerdere Afrikaanse organisaties. Wanneer het project in 2017 van start gaat, staat Victor in de wijk dan ook bekend als aanspreekpunt en zelfs raadgever. Aangezien hij al jaren naar de kapper gaat in de wijk, kent hij de galerij van Matonge goed en is hij bevriend met de oudere kappers.

Omdat Victor zich inzet als sociale partner en hij de kappers zo goed kent, wordt hij door BRAL uitgenodigd voor de ‘Table des Connecteurs’ en de Metalabs van CitizenDev. Zo leert hij de problemen kennen die de kappers ervaren bij het uitoefenen van hun beroep in de galerij: de meeste kappers werken illegaal onder het statuut van een vzw, terwijl ze zich in een winkelgalerij bevinden. “De mensen maken zich niet druk om hun socioprofessionele integratie, ze werken in het zwart. Maar kappers hebben wel een beschermd beroep. Je moet er de kwalificaties voor hebben en een opleiding voltooid hebben.” De meeste onder hen zijn werkloos of aangesloten bij het OCMW. Hun activiteit wordt onterecht beschouwd als een activiteit in bijberoep. Daarom werken ze in de illegaliteit in plaats van hun carrière uit te bouwen. “Het is toch niet logisch dat iemand die hier al 32 jaar als kapper werkt, geen kapperstitel heeft?”

Daar treedt het project ‘Dynamic Matonge’ op de voorgrond. In 2017 vraagt de gemeente om zwartwerk aan te geven. Om de twee weken worden er controles uitgevoerd. In die periode begeleidt Victor de oude kappers die hij kent voor een halve dag naar een centrum voor de validering van vaardigheden: het EFP in Ukkel. Ze verschijnen daar voor een jury om de officiële titel van kapper te ontvangen. Victor beseft dat de jury echter geen aangepast referentiesysteem heeft om over de vaardigheden van de kappers te oordelen. Ze beschikken namelijk enkel over een catalogus voor Europees haar.

Victor krijgt daardoor het idee om een specifieke vaardighedencatalogus voor Brussel te ontwerpen met Afrikaans haar, zodat de kappers hun titel kunnen verkrijgen bij het centrum voor validering. Wanneer het referentiesysteem goedgekeurd zal worden door de Fédération Wallonie-Bruxelles, meent hij dat hij zijn laatste project voor de gemeenschap voltooid zal hebben. Afrokapsels zullen dan een keuzevak zijn dat de toekomstige kappers uit Matonge kunnen aanleren. Zo kunnen ze zich meteen laten erkennen.

Voor de anderen hoopt hij dat de gemeente verder zal blijven controleren om de validering van vaardigheden bij het centrum te promoten. “Maar daar is wat reclame voor nodig en dat vereist financiering. Gelukkig zijn er nog CitizenDev en het Wijkcontract.” Dankzij CitizenDev kon hij bovendien zijn methodes en kennis delen met de connectoren van de CLT. “Het is belangrijk om je frustraties over en ervaringen met vrijwilligerswerk te kunnen delen.” Maar ook je blijdschap! Dankzij het project en dankzij hem zijn er heel wat kappers die kunnen pronken met hun professionele erkenning.

Portret door Céline Mathijsen, Eléonore Offermans en Leeloo Saweryniuk, studenten van Université Saint-Louis-Bruxelles

Lees hier de volledige publicatie.

HET LOKAAL

Wat gebeurt er in de Groenstraat 97 in Schaarbeek?

In het centrum van Brussel, in een wijk die getekend wordt door de vervallen staat van vele woningen en een hoge werkloosheidsgraad, leven tal van culturen samen die elkaar niet kennen. Belgen, Marokkanen, Turken, Bulgaren, Roma, Congolezen, Syriërs… trekken liever op met mensen van hun eigen groep.

Behalve in het Lokaal. Daar komen die gemeenschappen sinds kort samen en ontmoeten ze elkaar. “Het is geweldig om te zien wat er allemaal op zo’n korte tijd is verwezenlijkt in het Lokaal. Mensen komen samen, praten, lachen, doen samen dingen!” vertelt een buurtbewoner tevreden.

Tijd en talenten delen smeedt een band

Het Lokaal ligt op het kruispunt van twee drukke straten in Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node. Met zijn grote ruiten nodigt het tot ontmoetingen en uitwisselingen. De deur staat er altijd open en slechts weinigen laten het Lokaal links liggen, zo veel animatie is er dankzij de bedrijvige vrijwilligers, de nieuwsgierigen en habitués.

Overdag is het een komen en gaan van mensen. Voorbijgangers springen binnen, aangetrokken door de uitgestalde boeken en kledingrekken, en vertrekken even later opnieuw met een tevreden blik in hun ogen.

Vandaag is Mama in de weer met de kledingbeurs. Iedereen kan kleren afgeven die hij niet meer nodig heeft en meenemen wat hij kan gebruiken. Een jonge vrouw bekijkt aandachtig de kinderkleding, vouwt ze open en neemt ze ten slotte mee.

Ondertussen houdt Marianne zich achteraan bezig met de telefoonlijn. Ze neemt contact op met de senioren uit de buurt om te horen hoe het gaat, te controleren of alles in orde is en het isolement te doorbreken.

Agnes en M’Feddal bieden dan weer een luisterend oor aan een moeder met een groot gezin die uitlegt hoe opgelucht ze is dankzij de schoolondersteuning die elke woensdagnamiddag aan de leerlingen van de lagere en middelbare school wordt geboden in het Lokaal. Een geschenk uit de hemel voor veel gezinnen uit de buurt.

Tot slot staat Yves met enkele kennissen te praten in de deuropening. Hij vermeldt trots het indrukwekkende aantal stofzuigers dat hij nieuw leven heeft kunnen inblazen sinds de oprichting van het Lokaal. Dankzij deze handige harry wordt er iedere eerste zaterdag van de maand een Repair Café georganiseerd. In plaats van hun defecte toestellen of kapotte kledij weg te doen, laten de bewoners ze nu in het Lokaal maken door andere buurtbewoners.

Naast die wederzijdse hulp houden de vrijwilligers van het Lokaal iedere tweede donderdag van de maand een intergenerationeel gastentafel. De gasten eten samen en delen ondertussen hun behoeftes, hun zorgen, hun dromen … Iedere keer is het een ware uitwisseling van ervaringen en culturen.

De energie en creativiteit van de burgers als motor

Er staan verschillende projecten in de steigers die binnenkort het buurtleven zullen verrijken en de bewoners in het bijzonder zullen ondersteunen in hun dagelijks leven: lessen Darija en Turks, naailessen, maar ook culturele en artistieke events.

De bewoners hebben in het Lokaal volledig de touwtjes in handen en dus zal het project evolueren naargelang de talenten van de personen die er langskomen en er projecten opzetten.

De motor zal wel altijd dezelfde blijven: de gedrevenheid en creativiteit van de bewoners, die vooroordelen en isolatie uit de weg gaan om het buurtleven in stand te houden. Dat doen ze aan de hand van wederzijdse hulp, individuele vooruitgang en collectief succes. Het ultieme doel is om de bewoners die voorheen geen plek hadden om samen te komen met elkaar in contact te brengen.

Portret door Catherine Degryse

Lees hier de volledige publicatie.

De Green Canteen, waar passie voor koken en het lot van vrouwen samenkomen.

Het is eind februari 2020 en de sneeuw dwarrelt onophoudelijk neer over Brussel terwijl vier vrouwen druk in de weer zijn in een keuken onder de bureaus van de BGHM[1]. Er staan een paar grote kookpotten, roestvrijstalen bakken en Tupperwares boordevol groenten in allerlei kleuren.

Binnen een uur komt een groep van een vijftigtal personen toe om te genieten van de warme maaltijd die zij bereid hebben. Deze klanten komen hier tijdens hun studiedag lunchen. De tijd dringt dus en we mogen hen niet ophouden in hun strakke planning!

Caroline, Laurence, Mariam en Hélène hebben zich uiteraard al voorbereid. De boodschappen zijn reeds gedaan, net als het snijden en voorkoken van de ingrediënten. Vandaag leggen ze de laatste hand aan de maaltijd, maken ze het buffet klaar en zorgen ze voor de bediening.

Ze zijn het al gewend om koude maaltijden of soep klaar te maken of zelfs warme maaltijden voor kleinere groepen. Vandaag is het echter de eerste keer dat zo voor zoveel mensen eten bereiden. En hoewel de keuken die ze kunnen gebruiken ooit een professionele en goed uitgeruste keuken was, is ze nu eerder verouderd. Maar daardoor laten de vrouwen van de Green Canteen zich niet uit hun lood slaan.

Ze hebben wel andere, grotere obstakels moeten overwinnen in hun leven. Het zijn bovendien die moeilijke ervaringen die hen samenbrachten in dit hoopgevende project.

Stiekem dromen ze wel van een gerenoveerde, functionele keuken, maar onze heldinnen van de dag kunnen zich behelpen, zoals ze dat steeds gedaan hebben. Hun voorbereidingen moeten om twaalf uur klaar zijn, daar zorgen ze wel voor!

Producten van hier, smaken van elders

Lachend en met een guitige blik in de ogen kondigen ze het menu aan voor vandaag: Pondutouille, Yassatouille en zoetigheden als dessert. Ze lachen bij de verbaasde blikken als mensen die namen horen.

Pondu en Yassa zijn traditionele Congolese en Senegalese recepten, waar ze een Bel-gi-sche toets (zeggen ze duidelijk articulerend) aan hebben toegevoegd. Vandaar het achtervoegsel ‘-touille’, zoals in ratatouille. Ze wilden namelijk zorgen voor een mix tussen de smaken van daar en de producten van hier, om een link te leggen tussen hun land van oorsprong en hun gastland.

Caroline, Laurence, Mariam, Hélène en de andere vrouwen van de Green Canteen kwamen in België toe in moeilijke omstandigheden. Ze hebben beslist om hun krachten te bundelen rond hun gemeenschappelijke passie: koken. Zo vinden ze steun, houvast, maar verdienen ze ook een beetje geld.

Ze hopen dat ze het project geleidelijk aan professioneler kunnen aanpakken om er hun beroep van te maken. Zij werken in ieder geval heel hard om dat te bereiken.

Vandaag werpt hun werk zijn vruchten af; de trots en tevredenheid is op hun gezicht te lezen. De gasten staan versteld van de lokale en seizoensgebonden lekker gekruide groenten, de gouden kippenbouten en de culinaire ontdekkingen zoals maniokbladeren en kokosnotentaart.

Het is zo klaar als een klontje: de borden zijn leeg en iedereen is ontspannen, dankbaar en enthousiast. De Green Canteen heeft met haar exotische recepten op basis van lokale producten de gasten voor zich gewonnen.

Portret door Catherine Degryse

Lees hier de volledige publicatie.

[1] De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij

Hoofdstuk 5: Vooruitzichten: ABCD in onze samenleving

CitizenDev heeft heel wat dingen getest, en de manier van denken van de betrokken personen bevestigd, gewijzigd en soms zelfs volledig door elkaar gegooid. Hoe kunnen die conclusies van nut zijn voor andere personen en instanties? Hoe kunnen onze experimenten het beleid en de acties rond stadsontwikkeling verrijken? En kunnen die methodes zorgen voor solidariteit tussen naasten?

ABCD in het sociaal-cultureel werk

In de afgelopen decennia evolueerde het sociaal-cultureel werk tot een begeleiding van individuen in plaats van gemeenschappen. Het begrip ‘empowerment’ of ‘vermogen tot zelfbeschikking’, centraal in het sociaal-cultureel werk, is steeds meer synoniem geworden van een functionele activering via het verwerven van competenties[1]. Het was geen ambitie van CitizenDev om het sociaal-cultureel werk opnieuw uit te vinden, maar we stellen wel vast dat de ABCD-aanpak waar CitizenDev mee experimenteert gepaard gaat met een terugkeer van de politiserende aanpak[2], een terugkeer naar de oorspronkelijke dubbele structuur van het begrip ‘empowerment’, met het psychologische aspect (zich gewaardeerd voelen) EN het socio-politieke aspect (een verandering van structuur die leidt tot een herverdeling van de macht[3]).

Er is ook een andere tendens merkbaar: de opkomst van een nieuw soort burgerinitiatieven. Het gaat hier duidelijk om burgercollectieven waarbij burgers de leiding hebben. Soms stuiten de maatschappelijk werkers door hun aanwezigheid op onbekende situaties en moeten ze leren en op zoek gaan naar een nieuwe relatie en houding. De ABCD-aanpak die CitizenDev ontwikkelde onderzoekt hoe ze zich kunnen opstellen tegenover die initiatieven zonder het voortouw te nemen, door onder andere onze techniek van de ‘verbindingen’ te gebruiken. De opzet is om de werknemers afstand te laten nemen van de groep zodat die zichzelf kan besturen. Dat lijkt eenvoudig en niet vernieuwend, maar onze experimenten bewijzen dat die houding nog niet alomtegenwoordig is binnen de Brusselse verenigingen.

Toe-eigening door de burgers van de collectieve infrastructuur

De nieuwe generatie burgerinitiatieven is niet onopgemerkt gebleven. Onder meer beheerders en werknemers van openbare, culturele en verenigingsvoorzieningen voelen zich massaal geroepen om deze nieuwe trend te volgen en proberen zich meer open te stellen voor de initiatieven van hun doelgroep. Ze vragen zich af hoe ze een professioneel beheer, een kwaliteitsvol programma en de veiligheid van hun gebouwen kunnen verzoenen met een toe-eigening door de burgers van hun infrastructuur. Voor die uitdaging moeten ze in het potentieel van de mensen geloven en hen vertrouwen. Dat is momenteel (nog) niet altijd het geval.

De ervaringen van het Team in het Wijklokaal tonen evenwel aan dat zelfbestuur van een infrastructuur een sterke dynamiek kan teweegbrengen op voorwaarde dat er vertrouwen is in het potentieel van de mensen. Als we de buurt niet willen controleren, maar dat overlaten aan de mensen, zijn er geen 1.000 manieren. Zoals een verbindster en lid van het Team het zei:

“Het Lokaal is een plek van ons, en als we op zondag willen openen, dan doen we dat. Als we de lokalen van iemand anders gebruiken, zou dat niet werken. Het Lokaal wordt door de inwoners beheerd, die voor de permanenties en activiteiten zorgen. Ze bezitten een sleutel, er is geen opzichter van het Lokaal.”

Een nieuwe ‘proactieve’ aanpak om de burgerinitiatieven te stimuleren – begeleiden in plaats van afwachten

Waar wij vooral mee wilden experimenteren, was het vernieuwen van bepaalde overheidsprogramma’s, en niet per se het vernieuwen van het sociaal-cultureel werk. Neem bijvoorbeeld de projectoproepen die veel overheden veelvuldig gebruiken om verenigings- of burgerinitiatieven te stimuleren. Zo zijn er de oproep ‘Vooruit met de wijk/Inspirons le Quartier’ van Leefmilieu Brussel, de ‘participatiebudgetten’ in de Duurzame Wijkcontracten en de oproepen van de Koning Boudewijnstichting (KBS).

Met projectoproepen bestaat het risico dat er concurrentie ontstaat voor schaarse middelen, zodat een groot deel van de sociale energie verloren gaat. Gelukkig verloopt het bij ‘Vooruit met de wijk’ vrij goed, want volgens Leefmilieu Brussel krijgt ongeveer 90% van de projecten groen licht. Afwijzingen hebben er vaak mee te maken dat projecten eerder thuishoren in een andere context. De voorstellen worden dus voornamelijk doorgestuurd en niet opgegeven.

Maar er is een tweede veel voorkomend obstakel: bij een oproep wacht de overheid passief tot de voorstellen binnenstromen. Een groot deel van de Brusselse bevolking kan je op die manier niet bereiken. De ervaringen van CitizenDev tonen aan dat bepaalde mensen het niet gewoon zijn om zichzelf te beschouwen als actor die de opbouw van de stad kan veranderen. Ze zijn gefocust op overlevingsmechanismen, wat weinig ruimte laat voor hun dromen, en zijn het weinig of niet gewend om hun troeven naar voren te schuiven. Om hen zo veel mogelijk aan te moedigen om lokale initiatieven voor te stellen, te geloven in hun eigen vaardigheden en hun belang voor de wijk, moeten we de situatie rechttrekken. We moeten proactief optreden en niet passief afwachten tot de ideeën komen. We moeten die personen opzoeken, op straat, in cafés, een sociaal restaurant, aan de schoolpoort … We moeten hun vertrouwen winnen. Onze bouwsteen ‘verbindingen’ kan als model dienen voor een methode waarbij personen meer gestimuleerd worden om initiatief te nemen. Dankzij die aanpak ontstaan samenwerkingen, omdat personen met gelijkaardige of compatibele ideeën meteen met elkaar in contact kunnen komen. Dat vergt tijd en terreinwerkers die niet in hun bureau blijven zitten maar mensen opzoeken.

Een andere kritische kanttekening bij projectoproepen is dat ze vaak rond slechts één thema draaien. Tijdens ons Metalab op 27/11/2019 stelt Arnaud Bilande van Periferia het ‘shoppen van de projectoproepen’ in vraag, aangezien het moeilijk is om alles in het ‘juiste vakje’ te plaatsen en dat mat mensen af.

Na onze ervaringen met CitizenDev deden we een voorstel om de zaken te veranderen en meerdere projectoproepen te bundelen. Laten we één ‘Groot fonds’ oprichten, met het geld van meerdere gewestelijke en gemeentelijke administraties en het Koning Boudewijnfonds. Zo komen alle burgercollectieven via dezelfde ingang binnen. Laten we, liefst in alle buurten, maatschappelijk werkers inzetten om op zoek te gaan naar die personen die nog een duwtje in de rug nodig hebben om een initiatief op te starten, wat het thema ook is.

De CitizenDev-aanpak opschalen: naar een volledige bottom-up wijkontwikkeling

We streefden er voornamelijk naar om veerkrachtige netwerken van wederzijdse hulp, solidariteit en buurtinitiatieven te creëren of te versterken. Die netwerken worden opgebouwd via banden die ontstaan tussen de projectdragers onderling of met de verenigingen of de overheid. Via die netwerken probeerden we het vermogen tot zelfbeschikking te stimuleren.

Wij vinden dat burgers die ideeën, acties en solidariteit uitdragen, voortaan deel kunnen en moeten uitmaken van de ontwikkelingsactoren van hun eigen buurt, als onderdeel van een evolutieve stadsplanning. De overheid kan, in plaats van een ‘top-down-aanpak’ te kiezen voor lokale ontwikkeling en een beroep te doen op externe experts, beter lokale actoren stimuleren die hun lot in eigen handen kunnen nemen.

In plaats van alles vast te leggen in ‘Masterplannen’ die onherroepelijk en vastomlijnd zijn, kunnen we opteren voor ‘bottom-up’ dynamieken die evolueren. In plaats van overheidsopdrachten te plaatsen waarbij gezocht wordt naar privébedrijven om ontwikkelingsplannen uit te voeren, kunnen en moeten we de buurtbewoners aanzetten om deel te nemen aan de initiatieven die zij zelf nodig vinden. Waarom wordt slechts een klein deel van de Duurzame Wijkcontracten ‘bottom-up’ gefinancierd en gestimuleerd en bevindt het overgrote deel zich in handen van de overheid of deskundigen? Binnen CitizenDev zijn heel wat initiatieven opgezet, vaak van dezelfde aard als normaal gefinancierd worden door de Duurzame Wijkcontracten of het Programma ‘Cohésion Sociale’. Nu denken we dat het tijd is om die meer valoriserende aanpak uitgebreider te testen in de gemeentelijke ontwikkelingsprogramma’s. Tijdens de laatste rondetafel van CitizenDev vroegen een aantal deelnemers of het niet tijd wordt om een specifiek overheidsprogramma te lanceren om ‘de troeven en dromen in kaart te brengen’. Dat gebeurt dan voor de Duurzame Wijkcontracten worden opgestart, zodat bewoners, lokale ngo’s en de lokale besturen tijd hebben om samen de projecten van de Wijkcontracten uit te werken, van beneden af.

Zoals Thomas Lemaigre, journalist en deskundige, aangaf tijdens ons laatste Metalab: “De gemeente is wat we gemeenschappelijk hebben”. Laten we dus de expertise van de leden van onze gemeenschap erkennen en laten we samen zorgen voor wat de gemeente beslist en uitvoert.

Uiteraard zijn er grenzen aan burgerinitiatieven, enerzijds omdat welzijn niet alleen kan voortkomen uit  vrijwilligerswerk en onderlinge hulp, en anderzijds omdat er voor bepaalde interventies uiteraard veel middelen en expertise nodig zijn. Maar acties zoals de ‘Rue du Conseil’[4] of de renovatie van het Wijklokaal bewijzen dat sommige kleine interventies in de infrastructuur van beneden af kunnen komen en door de burgers opgestart en uitgevoerd kunnen worden.

We pleiten er niet voor dat de overheid zich zou terugtrekken. Onze experimenten tonen net aan dat het belangrijk is dat overheid en burgerinitiatieven samenwerken. Maar dat is niet eenvoudig: onze living labs tonen aan dat er nog veel wantrouwen is tegenover de geïnstitutionaliseerde politiek. In Matonge heerst al lang het gevoel van teleurstelling, ontgoocheling, verwaarlozing of stigma’s door de politiek.

De CitizenDev-ervaring brengt verder naar voren hoe moeilijk het is om te werken met de overheid en haar strikte bureaucratie. Meerdere collectieven gingen de dialoog aan met de overheid en vroegen om ondersteuning, met soms weinig overtuigende resultaten. Het collectief ‘Rue du Conseil’ voelt zich bijvoorbeeld niet gehoord; dat was een van de motivaties om hun actie op touw te zetten. Het is hoog tijd om elkaar de hand te reiken en samen te werken.

Het werkgelegenheidsbeleid: burgerinitiatieven vergoeden

Het terreinwerk van CitizenDev heeft een enorm potentieel blootgelegd aan alternatieve en solidaire economie. De deelnemers aan de activiteiten koesteren verwachtingen rond vergoedingen, in grotere mate dan wij geanticipeerd hadden. Die verwachtingen ontstaan door de socio-economische situatie van de personen uit de volkswijken, maar ook doordat het soms om een echte job gaat, een uitwisseling tussen een persoon en de maatschappij als geheel. Dat vereist een maatschappelijke erkenning die, om echt voelbaar te zijn, niet altijd bestaat uit iets symbolisch of sociale banden: soms moet er een formele vergoeding tegenover staan en liefst een vergoedingssysteem dat niet beladen is met stigma’s (wegens te lage bedragen, wegens voorbehouden voor de ‘armen’, omdat ze voor onzekerheid zorgen, enz.).

Het is in werkelijkheid niet eenvoudig om die activiteiten te kaderen in de bestaande tools op de arbeidsmarkt en het werkgelegenheidsbeleid. We identificeren twee potentieel interessante nieuwigheden om de lokale dynamieken te vereenvoudigen en te verstevigen en om ze toegankelijker te maken voor personen die geïnteresseerd waren, maar niet hebben deelgenomen.

Actiris wil in 2020 van start gaan met het testen van het Franse concept Territoires zéro chômeurs de longue durée (TZCLD - grondgebied zonder langdurig werklozen). De bedrijven die in die context opgericht worden, zogenaamd met ‘werkgelegenheidsoogmerk’, worden participatief beheerd en streven ernaar individuele en collectieve noden op te lossen. Het gaat dan van financieel onvervulbare behoeften tot commerciëlere aanbiedingen en zelfs B2B. Die twee bijzonderheden maken het concept alvast interessant om te bestuderen. Maar er werden ook enkele kwesties geïdentificeerd die een obstakel zouden kunnen vormen. De TZCLD zijn gericht op een zeer specifieke subcategorie van de bevolking (langdurig werklozen) en hun voornaamste doel is om zoveel mogelijk arbeidscontracten van onbepaalde duur tot stand te brengen. Bij CitizenDev (en bij andere gelijkaardige dynamieken) is de ambitie echter om horizontaal te werken met alle buurtbewoners. De vraag naar erkenning betrof ook grotendeels een vergoeding voor het werk en niet per se een job. Een deel van de projecten is te tijdelijk of te klein om een van de dragers een contract van onbepaalde duur te kunnen aanbieden. Sommige projecten zouden hun betekenis ook verliezen als ze te groot zouden worden. Voor andere projecten zou het op middellange termijn echter interessant kunnen zijn om samen te werken met een TZCLD of er deel van uit te maken.

Voor de TZCLD zou de ABCD-methode ten slotte waardevol kunnen zijn als collectief, participatief, inclusief en bottom-up-middel om lokale oplossingen te vinden voor de bestaande noden. Er werd zelfs voorgesteld om hun teams te vormen, om ze te laten coachen door ervaren verbinders, enz.

Een andere piste zou de creatie van een coöperatieve met sociaal oogmerk kunnen zijn, om de wijkprojecten economisch in onder te brengen en de dragers te vergoeden. In tegenstelling tot de bedrijven met werkgelegenheidsoogmerk, de activiteitencoöperaties en de “coopératives d’emploi” (werkgelegenheidscoöperaties), die al beschikken over een kostbaar ondersteuningsmechanisme en met wie we een samenwerking kunnen overwegen, zou deze nieuwe tussenvorm een grote verscheidenheid aan vergoedingssystemen aanbieden bovenop de klassieke arbeidscontracten. Die systemen zouden dichter aanleunen bij ieders noden en verwachtingen: arbeidscontracten van korte duur, prestaties als zelfstandige in bijberoep, vergoeding van vrijwilligerswerk, studentenjobs, betaling van uitzonderlijke prestaties, enz. De coöperatieve zou de dragers vergoeden op basis van de spaarpot die ze heeft opgebouwd via de projectinkomsten. Door een gespecialiseerde tussenvorm te gebruiken kan een veilig sociaal en fiscaal kader gecreëerd worden en moet er niet voor elk project een vzw opgericht worden, een bankrekening geopend worden, rekening gehouden met de verplichtingen, enz. Deze ondersteuningsdienst zou aangeboden worden door de grote gewestelijke middenveldorganisaties aan de lokale projecten die ze ondersteunen.

We weten goed dat de burgerinitiatieven in Brussel net als hun publiek enorm divers zijn. De trajecten om ze op touw te zetten zijn dat dus ook. Slechts één concept zal niet volstaan om die verschillende trajecten te ondersteunen. Maar we kunnen veronderstellen dat ze geholpen zullen zijn met de ondersteuningsmiddelen die voorzien kunnen/zullen worden voor hen. Ieder project zal zelf de voor hem geschikte oplossing of een combinatie van oplossingen kunnen kiezen in functie van zijn wensen en moeilijkheden. Op die manier zijn hun trajecten voornamelijk gebaseerd op hun lokale ambities en situaties en niet op de bestaande moeilijkheden. De sociale erkenning van hun bijdragen aan de stad zullen zo tastbaar en verrijkend zijn.

De georganiseerde solidariteit

Onze experimenten hebben betrekking op kwesties die eigen zijn aan tal van publieke acties: de inrichting en het onderhoud van groene ruimtes, het afvalbeleid, cultuur en zelfs sociale zekerheid. Dat brengt ook een andere kwestie met zich mee: de financiering van dat beleid. We openen hiermee misschien de doos van Pandora, maar we denken dat dat soort kwesties onvermijdelijk is.

Het staat vast dat indien de burgers zich bepaalde publieke acties toe-eigenen, er kosten bespaard kunnen worden, wat kan helpen om de overheidsbegroting in evenwicht te brengen. Arnaud Bilande van Periferia wist ons te vertellen op onze Metalab op 27/11/2019 dat de ‘Duurzame participatieve wijken’ gemiddeld € 7.000 ontvangen van Leefmilieu Brussel, maar dat ze € 50.000 opbrengen wat de werktijd van de bewoners betreft, dus zowat een voltijdse job voor de e-mails, het beheer, enz. De voorzieningen van de groene ruimtes naast Thurn & Taxis, gestimuleerd door het project Parc Farm, kosten de gemeenschap volgens Leefmilieu Brussel duidelijk minder dan parken ingericht door professionals. Dus de vraag rijst – opnieuw – of die arbeidstijd vergoed moet worden of niet. Is het juist en rechtvaardig om kosten te besparen door een beroep te doen op vrijwilligers? We moeten bovendien toegeven dat eventuele experimenten met een nieuw statuut, dat tussen vrijwilligerswerk en loonarbeid ligt, risico’s met zich meedraagt voor de financiering van de sociale zekerheid. En naast de financiering is er ook nog de kwestie van de rechten van de werknemers.

Daarbovenop komt ook het vraagstuk van de kwaliteit van de dienst. We betwisten niet dat die experimenten een alternatieve manier kunnen opleveren om welzijn te creëren. Wanneer iemand zich losmaakt van zijn positie als gebruiker van een dienst en een hulpverlener wordt, door een vorm van wederzijdse hulp dankzij de dynamiek van het Wijklokaal, en als zijn bijdrage door iemand anders gewaardeerd wordt, is de impact voor beiden positief, misschien zelfs meer dan wanneer ze een professionele dienst zouden genieten. Professionele diensten kunnen niet tippen aan de onderlinge hulp en nabijheid. Het voordeel kan bovendien dubbel zijn dankzij het transversale karakter van de bijdragen. Tijdens het Repair Café is de hersteller niet alleen een belangrijke hulpverlener voor de wijk; hij doet ook aan afvalpreventie.

We moeten dit debat in zijn totaliteit aangaan: de risico’s of mogelijkheden niet ontkennen, zowel op financieel vlak, als wat betreft de uitwerking op de mensen en gemeenschappen. Als maatschappelijk werkers of academici bekommerd om de mensenrechten en duurzame ontwikkeling denken we dat we dit debat op gang moeten brengen zonder te wachten op de voorstellen van de herauten van bezuiniging en Big Society, Small Government.

Lees hier de volledige publicatie.

[1] Peeters, 2010
[2] Zoals ook vastgesteld door De Rynck en Steyaert, 2019. Dat blijkt ook uit de 4 succesvolle seminaries over sociaal-cultureel werk en ABCD die we in 2018 organiseerden en het initiatief van de ’Ecole de Transformation sociale’ opgestart in 2019.
[3] Peeters, 2010
[4] https://www.citizendev.be/uploads/1/0/8/2/108215725/20190326_portrait_rue_du_conseil.pdf

BRAL deelt haar ervaring in het implementeren van een schoolstraat in een artikelenreeks. Tips, essentiële stappen en timing: we geven je alle elementen in handen om dit project in je buurt op te zetten. Deze planning is specifiek voor een schoolstraatproject, maar het kan uiteraard een inspiratiebron zijn voor elk ander cocreatief project dat je in je wijk wilt opzetten!

Wat is een schoolstraat?

Nu het schooljaar weer van start gaat, kan je overwegen om een schoolstraat aan te vragen bij je gemeente. Een schoolstraat kan de verkeersveiligheid en de luchtkwaliteit aan de schoolpoort verbeteren. Het kan ook zorgen voor een gezelligere start en einde van de schooldag. Een schoolstraat is afgesloten voor gemotoriseerd verkeer op het moment dat de klassen beginnen en eindigen. Je mag enkel fietsen of wandelen in een schoolstraat. De bewoners van de straat en de hulpdiensten zijn wel toegelaten met de wagen.  

Voor het aanvragen van een schoolstraat kunnen ouders, de school zelf of beide een vraag indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen, ter attentie van de Schepen van Mobiliteit. Brussels Mobiliteit geeft meer informatie, evenals een lijst met alle bestaande schoolstraten van de Brusselse scholen. In ieder geval maakt een testfase deel uit van het proces van het opzetten van een schoolstraat.

Alvorens je te smijten in een mobiliteitsproject is het een goed idee om gegevens te verzamelen om de verkeersstromen en reisgewoonten van zoveel mogelijk betrokkenen beter te begrijpen. Dit kan op een cocreatieve manier om zoveel mogelijk mensen van het begin af aan bij het project te betrekken en het sociale weefsel rond de school te versterken.

Analyse van de verkeersstromen

Wanneer een straat (tijdelijk) wordt afgesloten, klinkt vaak dezelfde angst: het verkeer zal zich verplaatsen naar de omliggende straten en het zijn de bewoners van deze straten die eronder zullen lijden. Veel studies hebben echter kunnen aantonen dat dit niet het geval is, dankzij het principe van de zogenaamde "verkeersverdamping". Maar ook al is dit fenomeen keer op keer bewezen, het blijft voor velen van ons vaak onduidelijk en contra-intuïtief.

Dit is een van de redenen waarom een analyse van de verkeersstromen interessant kan zijn. Door het verzamelen van gegevens voor en tijdens de schoolstraat kun je de impact van de straatafsluiting laten zien. Bovendien kunnen deze gegevens je helpen om beter te begrijpen wat voor soort verkeer er op elk moment van de dag circuleert. Het zal je toelaten om je project aan te passen aan de specifieke kenmerken van je buurt.

  • Om deze gegevens te verzamelen kan je gebruik maken van een Telraam: een kleine sensor die je installeert op je raam en het aantal auto's, fietsen en voetgangers telt. De gegevens zijn dan beschikbaar op het Telraam.net-platform en voor iedereen toegankelijk. (Zonder de privacy van voorbijgangers te schenden.) Er zijn al verschillende Telramen in Brussel geïnstalleerd. Als je een Telraam wil installeren bij je thuis, kan je online een sensor bestellen of eentje lenen bij BRAL.
  • Je kan ook handmatige tellingen organiseren met leden van je groep. Om het tellen te vergemakkelijken, kunt u de app van CounterPoint gebruiken. Als je liever papier gebruikt, kun je het onderstaande formulier downloaden.
  • Als je project een groter budget heeft, kun je je ook aanmelden bij VIAS, het verkeersveiligheidsinstituut. Zij komen vaste meters installeren en kunnen een datarapport voor je opstellen.

Reisgewoonten

Om te begrijpen of en hoe een schoolstraat het reispatroon beïnvloedt, kan het interessant zijn om een korte enquête af te nemen bij de buurtbewoners, leerlingen en leerkrachten.

Als je deze enquête voor en tijdens de uitvoering van de schoolstraat organiseert, kun je niet alleen analyseren of de schoolstraat het verplaatsingsgedrag veranderde, maar ook of de mening van de betrokkenen is veranderd als gevolg van de test. Het is ook een gelegenheid om gegevens te verzamelen met betrekking tot de mobiliteit van de wijk in het algemeen.

Dit is een lijst met mogelijke vragen voor de enquête:

  • Wat is je belangrijkste manier van reizen: wandelen, fietsen, openbaar vervoer, auto, …?
  • Ben je voorstander van het testen van een schoolstraat?
  • Waar moeten de organisatoren van een schoolstraat mee rekening houden:
    • Verkeersveiligheid
    • Luchtkwaliteit
    • Geluidshinder
    • Toegankelijkheid
    • Sociale interactie
  • Hoeveel belang hecht je aan (op een schaal bijvoorbeeld):
    • Verkeersveiligheid
    • Toegang tot de buurt met de belangrijkste vervoerswijze van de respondent
    • Een vlotte circulatie

We raden je aan om deze enquête aan zoveel mogelijk mensen te bezorgen enkele weken voor de start van het project, en om de enquête opnieuw af te nemen enkele weken voor het einde van het project.  

Andere gegevens om te verzamelen

Naast gegevens over mobiliteit, kan je je ook vastbijten in andere thematieken, zoals luchtkwaliteit, geluidsoverlast of verkeersveiligheid. Hier is een lijst van andere gegevens en hoe je ze kan verzamelen:

    • Luchtkwaliteit: Je kan een Airbeam lenen bij BRAL om tendensen vast te stellen, of je kan in zee stappen met burgerinitiatieven zoals Chercheurs d’air, InfluencAir of Luchtpijp.
    • Geluidsoverlast: de Airbeam meet ook het geluidsniveau. Je kan ook Brussel Leefmilieu vragen om steun.
    • Snelheid: om een idee te krijgen van de snelheid van het verkeer kan je een mobiele radar lenen bij No Need For Speed.
    • Verkeersveiligheid: als je enkele mensen interviewt in de straat op verschillende momenten van de dag, krijg je een idee van hoe veilig de weggebruikers zich voelen en kan je hun ideeën inzamelen om je project te verbeteren.

Gegevens verzamelen is teamwerk

Zoals je ziet, kan je best heel wat gegevens verzamelen wanneer je met een mobiliteitsproject van start wil gaan. Dus waarom niet de handen in elkaar slaan en er een gezellig moment van maken? Voor het project LOOPER organiseerden we bijvoorbeeld leuke namiddagen en avonden met drie ateliers: 20 minuten over de resultaten van de verkeerstellingen, 20 minuten over de gesprekken met voorbijgangers en 20 minuten over de snelheidsmetingen.

Tot slot deelde elk zijn ervaringen bij een koffie (met of zonder koekje) en hadden we het over de mogelijke verbeteringen aan het project. Het fijnste moment van de dag!

Geeft dit artikel je zin om aan de slag te gaan? Heb je toch nog vragen? Bij BRAL staan we klaar om je op weg te helpen. Aarzel niet om ons te contacteren!

Florence Lepoudre

Exact een jaar geleden maakte het Brussels regeerakkoord melding van de zonale heffing. Goed nieuws volgens ons, want de zonale heffing is dé hefboom om de verkeersdruk naar beneden te halen. We moedigden toen de Brusselse regering aan om het voortouw te nemen inzake slim rekeningrijden in ons land. Graag in overleg met de andere gewesten. Dat doen we dit jaar opnieuw, in het kader van de eerste International Day for Clean Air and Blue Skies. Een woordje uitleg over de zonale heffing zoals wij die zien.

Waarom een zonale heffing?

Elk jaar sterven er 10.000 Belgen te vroeg door luchtvervuiling. Kinderen ontwikkelen astma, ouderen krijgen dementie door oa. vervuilde lucht. Blootstelling aan continue luchtvervuiling heeft levenslange gevolgen voor de gezondheid en levensverwachting bij foetussen en kinderen. De leefbaarheid van de stad wordt sterk aangetast. In 2018 zaten de Brusselaars 195 uur vast in de file.

Minder auto’s in de wijken van Brussel is noodzakelijk om de gezondheid en leefbaarheid van de stad te verbeteren. Een zonale heffing zou een primeur zijn voor België, maar het bestaat al in het buitenland. En met succes. In Stockholm verminderde het autoverkeer met 30% in de jaren na het invoeren van een zonale heffing.

Hoe ziet BRAL de zonale heffing?

PRINCIPE

  • De zonale heffing is een instrument om de werkelijke maatschappelijke kost van autogebruik (luchtvervuiling, geluidsoverlast, gezondheidskosten, files, …) door te rekenen aan de gebruiker. In de stad liggen die 10 maal zo hoog als in een landelijke omgeving (om en bij de 50cent/km). 
    Ze zet mensen aan om na te denken of de auto wel de beste optie is voor hun verplaatsing, en verlaagt op die manier de autodruk. Bij een tarief van 3 euro per dag zou de congestie in Brussel al verminderen met 11%. (Bron: STRATEC, 2012[1])
  • De automobilist betaalt een vast bedrag voor elke rit door een bepaalde zone.
  • Dit zowel voor inkomende en uitgaande verplaatsing als voor verplaatsingen binnen de zone
  • Er kan één zone bepaald worden, of verschillende zones met verschillende tarieven (in Brussel zou er bijvoorbeeld een zone ‘stadscentrum’ en een zone ‘rest van het Gewest’ kunnen zijn.) Automobilisten betalen maar een keer per zone, welke afstand ze ook afleggen.

DOEL

  • Minder verkeer in een bepaalde zone, en daardoor minder files
  • Betere leefomgeving, betere luchtkwaliteit, minder geluidsoverlast, betere gezondheid

BENODIGD MATERIAAL

  • ANPR-camera’s op verschillende plaatsen
  • Databases van de auto’s en eigenaars van auto’s
  • Al deze elementen zijn er al dankzij de lage emissiezone

INSTALLATIEKOSTEN

  • Niet buitensporig

VOORDELEN

  • Eenvoudig en duidelijk: één prijs per zone.
  • Het is eventueel mogelijk om op basis van dag en tijdstip, of bijvoorbeeld in functie van inkomen, het tarief te moduleren.
  • Het Gewest is autonoom om de maatregel uit te voeren, de impact te meten en de inkomsten te innen. Dat vereenvoudigt het administratief beheer.

NADELEN

  • Er wordt geen rekening gehouden met de afstand. 50 km lang rondjes rijden in één zone kost hetzelfde als een zware vracht gaan afleveren bij je vrienden twee straten verder.
  • Net als met de LEZ is het op dit moment nog niet altijd mogelijk om de heffing voor auto’s met buitenlandse nummerplaten te innen. Een akkoord hieromtrent op het Europees niveau is in de maak, maar is nog niet voor morgen.

VOORBEELDEN

  • Londen sinds 2005
  • Milaan is overgestapt van een stadstol naar een zonale heffing.
  • Stockholm: van start gegaan in 2007, ondanks 52% tegenstemmen bij referendum en geniet vandaag grote steun.

NIET TE VERWARREN MET

  • Stadstol rond Brussel, die alleen van toepassing zou zijn op auto’s die Brussel inrijden
  • Kilometerheffing, die veel omslachtiger is om in te voeren.

In het kort

Een kleine heffing op elke verplaatsing met de auto binnen Brussel kan mensen ontraden onnodig de auto te nemen. Een zonale heffing invoeren is niet zo moeilijk, en onze leefomgeving, luchtkwaliteit en gezondheid zullen er wel bij varen. Avanti!

Lees meer 

Je kan onze visie op de zonale heffing en andere voorstellen lezen in de poster van de Myst’AIR-publicatie. Een uitgebreide afweging van rekeningrijden vind je in deze publicatie.

International Day for Clean Air and Blue Skies

Op 7 september organiseert de Verenigde Naties de eerste International Day for Clean Air and Blue Skies. De Health and Environment Alliance (HEAL), waar BRAL lid van is, vraagt op die dag aandacht voor gezonde steden voor iedereen met de campagne #CleanAirForAll. Wil je de campagne virtueel steunen? Deel dan dit artikel met de hashtags #CleanAirForAll, #CleanAir4Health #CleanAirEU #HealthyCities en #BXLDemandsCleanAir.

[1] Je kan deze studie bij BRAL komen inkijken.