Opinie | "Voetgangers in Brussel, eindelijk de wind mee?" (Trage Wegen)

29/08/2013

De Brusselse voetganger heeft lang in de kou gestaan. Stilaan lijkt de politieke wind uit de juiste hoek te waaien. “We moeten de voetganger verwennen”, zegt het onlangs goedgekeurde Strategisch Voetgangersplan van het Brussels Gewest. Vanwaar deze veelbelovende woorden? Wat kunnen we ermee aanvangen?

De Brusselse buurtcomités en actiegroepen ijveren al jaren voor een betere omgevingskwaliteit en mobiliteitssituatie. De laatste tijd eist vooral de voetganger de aandacht op, culminerend in de bezettingsacties van het Beursplein, de Elsensesteenweg en de Ninoofsepoort. De voetganger heeft dus zowel de schijnwerpers van de politiek als het maatschappelijke middenveld op hem gericht. Hoe krijgt hij dat voor elkaar?

De voordelen van stappen in de stad zijn legio en behoeven nauwelijks betoog. Stappen is goed voor mensen én hun omgeving. Voor de gezondheid, sociale cohesie en de lokale economie – al zijn handelaars daarvan soms moeilijk te overtuigen. Stappen, iedereen kan het, iedereen doet het.

Omwegen

Maar helaas. Ondanks het enorme potentieel kun je Brussel vandaag nog geen voetgangersstad noemen. Een groot deel van de openbare ruimte is exclusief gereserveerd voor auto’s en ontoegankelijk voor voetgangers. De stad wordt ook in stukken gehakt door de ene na de andere barrière: het Kanaal, spoorlijnen, stadssnelwegen als de Kleine Ring. Voeg daar nog de omwegen aan toe rond monotone kantoor- of industriegebieden, ontoegankelijke zones als het Koninklijk Domein of het VRT/RTBF-terrein en voilà, een voetganger stapt in de auto of op de bus.

Zelfs de mooie parken, voetgangersgebied bij uitstek zou je zeggen, vormen soms een hindernis. Dankzij poorten en hekken allerhande, loopt de kortste weg er vaak niet eens doorheen. Bovendien zijn ze ’s avonds meestal niet toegankelijk.

In Brussel is het verschil tussen de werkelijke wandelafstand en de afstand in vogelvlucht groot. Leesbaarheid van voetgangersroutes is vaak een probleem. De kortste weg om een boulevard over te steken is vaak lastig te vinden, waardoor de psychologische afstand nog groter wordt. Aangrenzende wijken liggen in de hoofden van mensen soms mijlenver uit elkaar.

Korte afstanden

Toch heeft Brussel alles om voetgangersstad te worden. De stad is compact en dichtbebouwd. (Laten we Parijs intra-muros voor één keer niet als vergelijking nemen). De multipolaire stadsstructuur is een schitterende troef. De oude dorpskernen buiten de Vijfhoek kunnen knooppunten worden in een gewestelijk voetgangersnetwerk. Daardoor hoeft het centrum van Brussel geen voetgangerseiland te zijn, zoals in andere steden. Voorzieningen bevinden zich op loopafstand. De ‘stad van de korte afstanden’ geldt bovendien als ruimtelijke ontwikkelingsmodel in het GPDO. De typische vooroorlogse stedenbouw met zijn geringe kavelbreedte en blokgrootte zorgt voor een visuele complexiteit die aangenaam is voor voetgangers. En de Brusselse hellingen zijn voor voetgangers minder een probleem dan voor fietsers.

De voornemens van het Voetgangersplan

De straatpicknicks en andere happenings richten zich tot nu toe op straten en pleinen die onder gemeentelijk beheer vallen. Het zijn dus acties tegen het gemeentelijk voetgangersbeleid, of het ontbreken daaraan. Maar wat doet het Gewest?

De goede voornemens in het Voetgangersplan scheppen verwachtingen: tegen 2040 moet Brussel een voorbeeldige voetgangersstad zijn, met een percentage verplaatsingen te voet vergelijkbaar aan Barcelona, Lyon en Zürich. Om daar toe te komen gaat het plan uit van tien principes, de zogenaamde GO10: fijnmazig netwerk, rechtstreekse en continue routes, vlotte intermodaliteit, beleving, meer ruimte, fysiek comfort, universeel, magneten, gegarandeerde veiligheid en rustig verkeer.

Die principes zijn vertaald naar behoorlijk concrete beleidsaanbevelingen: waar mogelijk komt er tenminste elke 100 meter een voetgangersdoorsteek door bouwblokken. Elk zebrapad langer dan twee meter krijgt een eilandje. Stoplichten worden zo afgesteld dat er een “groene golf” ontstaat voor voetgangers.

Maar, het plan is niet of nauwelijks plaats-specifiek. Het geeft niet aan waar de overheid moet ingrijpen. Veel gehoorde kritiek: het Voetgangersplan is een catalogus van goede intenties, zonder ruimtelijke uitvoeringsvoorstellen. Maar laten we niet vergeten dat het een strategisch plan is, geen actieplan. Andere beleidsinstrumenten als het GPDO en de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) moeten de goede intenties dus hard maken. Ook de gemeenten zullen zich hier aan moeten aan houden.

Langzaam maar zeker

Het Gewest heeft de deur dus opengezet voor voetgangers. Het is nu aan het middenveld om de handen ineen te slaan en hiervan te profiteren.

Een eerste concretisering is alvast het project Stapas. Trage Wegen vzw  onderzoekt op initiatief van de Brusselse staatssecretaris van mobiliteit en Mobiel Brussel de actuele staat van alle autoluwe wegen van het Gewest. Dat is nodig voor het maken van een voetgangerskaart, een routeplanner én om concrete verbeteringsvoorstellen aan het voetgangersnetwerk te doen. Een hele klus, waarvoor een flink aantal vrijwilligers geronseld worden. Trage wegen maakt zoveel mogelijk gebruik van de kennis van plaatselijke bewoners, die op hun beurt het meest gebaat zijn bij een degelijke voetgangersinfrastructuur. Het project gebruikt het contact met bewoners als hefboom om het stappen in Brussel te promoten.

Trage Wegen vzw heeft een tiental jaren ervaring met dergelijke projecten in Vlaanderen en richt zich behalve op de mobiliteitswaarde ook op het recreatieve, ecologische en cultuurhistorische aspect van trage wegen. Een stedelijke omgeving als Brussel biedt kansen, doordat er relatief veel meer voetgangers zijn dan op het platteland, maar ook vanwege de mogelijkheid om de modal share van verplaatsingen te voet flink te vergroten. Omdat trage wegen de afstand voor voetgangers verkorten vergeleken met die voor automobilisten.

Cultuurverandering

Het voetgangersplan is een strategisch plan en geeft de richting aan voor toekomstige beleidskeuzes. “Eerst de voetgangers, daarna de gebouwen”, staat er. De voetganger als uitgangspunt voor elk stedenbouwkundig project. Dit moet doordringen tot alle betrokken beleidsniveaus en –sectoren. Niet alleen mobiliteit, maar ook leefmilieu, stedenbouw en ruimtelijke ordening. Niet alleen het Gewest, maar zeker ook de gemeenten. Een lange weg te gaan. Actiegroepen en buurtcomités pleiten sinds lang voor een goed voetgangersbeleid. Nu zouden ze beleidsmakers een duwtje in de rug moeten geven door gebruik te maken van het platform dat het Gewest biedt.

Een “hefboom en inspiratiebron om een cultuurverandering teweeg te brengen”, noemt het Voetgangersplan zich. Tot de Gewestregering begint deze cultuurverandering dus door te dringen. Alvast een stap in de goede richting.


Geert te Boveldt

Projectcoördinator/Coordinateur de projet STAPAS - Trage Wegen vzw.

www.tragewegen.be

geert.teboveldt@tragewegen.be

Lees ook