Artikels

Thema

Professor Marc Martens was onze lector en gids. Hij was en is onder verschillende hoedanigheden betrokken bij alle fases van het project en kan ons dus een unieke inkijk geven in het hele proces.

We stonden stil bij zowel de ‘projectregie’ in de planfase als bij de uitvoering. Inclusief de publiek/private samenwerking die daarmee gepaard gaat. Waar liggen de vlakuilen? Wat zijn de succesfactoren?

Eenduidige oplossingen en passe partout-antwoorden zijn er niet. Maar bij deze alvast de conclusies van de dag.

Wat hebben we geleerd?

  1. Wees voorbereid en flexibel. Er zullen zich (vele) onverwachte wendingen voordoen en het zal langer duren dan gepland. In 2004 schoot het stadsvernieuwingsproject Brepols uit de startblokken en het einde van de werken is voorzien voor 2018. Ter zijde: tegen dan zal de site meer dan 40 jaar hebben leeg gestaan. Een goede aanpak is dus niet altijd een garantie dat het snel zal gaan.
  2. Overleg en communiceer met het brede publiek. Valoriseer bewonersengagement en beschouw de burger van bij de start als partner. Dit zorgt voor draagkracht en toe-eigening en verlaagt het risico om aan het einde van de rit opnieuw te moeten beginnen omwille van procedure-slagen.
  1. Maak een sterke visie die je voortdurend vergezelt. Verlies je daarbij niet in details. Deze visie moet steunen op debatten en workshops waar ook de privé-ontwikkelaar bij betrokken is. Zo wordt er samen kennis opgebouwd. De goedgekeurde visie is algemeen maar zet de krijtlijnen uit. Je kan er telkens op terugvallen in een lang en turbulent proces.
  1. Zet een systematisch proces op met stapsgewijze afspraken die volgen op groeiende inzichten.
  1. Zorg voor een permanente begeleiding die zorgt voor continuïteit en het ‘geheugen’ vormt van het project. Voor de Brepols-site werd deze begeleiding verzekert door een trio: een externe stedenbouwkundige, de verantwoordelijke voor de dienst planning binnen de administratie van de stad en een advocaat. Dit helpt om het project over de verkiezingen te tillen. Én het zorgt ook voor samenhang tussen plannen & uitvoeren.
  1. Maak een goed masterplan dat je als spiegel hanteert. Wat niet wil zeggen dat het te nemen of te laten is. Dit masterplan bepaalt de grote principes van de inrichting van het gebied: de verhouding tussen de verschillende functies (handel, woningen, werk …), mobiliteit, publieke ruimte etc.  
  1. Het samengaan tussen publiek en privaat moet transparant en open zijn. Stadsvernieuwing en -ontwikkeling is een publieke zaak. Ze gaat iedereen aan.
  1. De overheid hoeft niet zo nodig eigenaar te zijn van de gronden die ze wil ontwikkelen. Maar het is wel heel handig om enkele cruciale kavels in handen te hebben. Een goede onderhandelingspositie met private actoren moet je immers afdwingen en dan is grondbezit een interessant middel. Langs de andere kant heb je ook een ontwikkelaar nodig die bereid is te investeren, en liefst eentje voor wie een project meer is dan een Excel-file.
  1. Wees creatief. Bedenk nieuwe instrumenten of zet bestaande instrumenten naar de hand.
  1. Kwaliteit is niet gelijk aan snelheid. Dit hoeft geen nadeel te zijn. De tijd laat ons toe om het kwaliteitsveld te verkennen en ze vertelt ons welke inrichting of programma van lange duur en van korte duur is, wat structuur en wat invulling is. Tijd kan dus voor een kwaliteitssprong zorgen en het kaf van het koren scheiden.
  2. Blijf verwonderd
  3. Engagez-vous!

 

Complex wat?
Een complex stadsproject is een project met heel wat verschillende actoren (zowel privé als publiek), uitdagingen, belangen en deelprojecten. De voornaamste risico’s zijn het moeilijke beheer en daling van sociaal-ruimtelijke kwaliteit. Elk stadsproject is daarom de facto een complex project. Die complexiteit schuilt in drie hoeken: het programma (welke functies willen we hier en waarom?), de actoren en hun onderlinge relaties (beslissers, sleutelactoren en belanghebbenden), en de instrumenten (bv. lastenboek, ontwerpwedstrijd,  masterplan, bestemmingsplan, ruimtelijk uitvoeringsplan, vergunning, impactstudie, participatieproces, publiek debat, workshops, communicatiestrategieën, pers, …).

BRAL werd in haar geschiedenis vaak geconfronteerd met het moeizame verloop of de stilstand van verschillende projecten. Concurrentie tussen administraties, gewest, gemeenten, gemeenschappen en andere gewesten waren daar niet vreemd aan. Maar dossiers reden zich ook domweg vast in hun eigen complexiteit.

NOOT: je vindt de Nederlandse en Franse versie van de artikels ofwel op onze website ofwel in de ISSUU-publicatie hieronder. 

Ruimtelijke planning en stedenbouw zijn nu eenmaal volop in beweging. De oude statische bestemmingsplannen voldoen niet meer om de ontwikkeling van complexe stadsprojecten in goede banen te leiden. (Lees: Overleg als proces.)

Om te vermijden dat plannen die goed zijn voor deze stad en haar inwoners zich blijven vast rijden, schuiven we in onze meerjarenplanning 2014-2018 een nieuw speerpunt naar voor: een efficiëntere en betere organisatie van stedenbouwkundige projecten. We bouwen hiervoor verder op onze ervaring in verschillende Brusselse projecten en kijken ook naar voorbeelden buiten Brussel. Zo gingen we op stap naar Turnhout en kwamen terug met dit artikel: Complexe stadsprojecten, valkuilen en succesfactoren

Deze publicatie komt er niet toevallig nu, zowel organisatorisch als wettelijk staat Brussel op een kantelpunt wat betreft plannen maken en plannen uitvoeren: een pak diensten werden samengebracht in het Brussels Planningsbureau en met de maatschappij voor Stedelijke Inrichting geeft het Brussels gewest zich extra slagkracht om zelf plannen uit te voeren. Wij voelden de kersverse directeurs aan de tand in het interview:  la planification à Bruxelles, nouvelle approche

Om te kijken of en hoe die nieuwe aanpak in praktijk wordt gebracht, nemen we twee planprocessen onder loep die nu aan de gang zijn: het kanaalplan (Quel plan canal?) en de opmaak van een bijzonder bestemmingsplan in de EU-wijk (Business as usual in de EU-wijk). Jawel, soms geeft de titel het weg.

Deze twee dossiers tonen de spagaat waarin de Brusselse stedenbouw nu zit: enerzijds zijn er stappen in de goede richting, bv. de kwaliteitskamers, en mag er op het terrein al eens geëxperimenteerd worden, door bv in te zetten op ontwerpend onderzoek. Anderzijds blijft de realiteit vaak nog heel old school.

Ook de huidige institutionele hervormingen zitten ergens op die wip: kunnen ze de omslag naar een nieuwe manier om deze stad vorm te geven waarmaken of is het hem te doen om meer van hetzelfde maar dan efficiënter georganiseerd? Beide opties liggen nog open.

Bij wijze van knuppel in het hoenderhok sluiten we deze publicatie af met een bespiegelend artikel (Les ministres: patrons d’entreprise ou partenaires?) over de valse profeten van efficiëntie en goed bestuur en de mogelijke nieuwe rol van de overheid in deze snel evoluerende maatschappij.

Kortom, Bral legt haar gewicht in de strijd opdat Brussel écht een omslag maakt naar een nieuwe manier van stad maken.

Veel leesgenot,.

Brussel, zomer 2016

[persreactie]

Het is nog wachten op aangepaste plannen, maar stadsbeweging BRAL wenst toch al te reageren op het nieuws dat de Brusselse voetgangerszone opnieuw wordt ingeperkt:

“De politiek is aan het bezwijken onder de druk van de sterke conservatieve krachten in Brussel, voor wie de stad liefst zo weinig mogelijk verandert, voor wie de stad nog altijd bedacht wordt in het teken van autobereikbaarheid. Een gebrek aan degelijke inspraak en dialoog heeft geleid tot een zeer negatief klimaat rond een project dat nochtans de leefkwaliteit van Brussel voorop wil zetten. Deze belangrijke en volgens velen broodnodige heraanleg is het jammerlijk schouwtoneel geworden van een politiek steekspel. Stadsactoren met uiteenlopende belangen hebben hier handig gebruik van gemaakt. De politiek heeft het debat nooit in handen genomen, nooit duidelijk gecommuniceerd. We wachten de definitieve plannen af, maar zijn nu al erg ontgoocheld over dit nieuws. De voetgangerszone was een eerste en ambitieuze stap richting een autoluwe binnenstad. Die droom is nu opnieuw verder weg. Onze strijd voor een duurzame en solidaire stad, met kwalitatieve publieke ruimte voor iédereen, is duidelijk nog niet gestreden”, aldus BRAL.  

 

Avec la création du Bureau Bruxellois de la Planification et de la Société d’Aménagement Urbain, le gouvernement entame une réforme radicale des services publics chargés de concevoir ou de réaliser des plans. Interview avec leurs directeurs. 

Avec la récente constitution du Bureau Bruxellois de la Planification (BBP) et de la Société d’Aménagement Urbain (SAU), le gouvernement entame une réforme radicale des services publics chargés de concevoir ou de réaliser des plans. S’agit-il d’une véritable révolution dans la manière dont nous bâtissons l’avenir de Bruxelles ou en restons-nous au business as usual, seul l’emballage ayant changé ? Bral a interviewé les directeurs respectifs de ces organismes, Christophe Soil et Gilles Delforge.

Messieurs, en quoi consistent donc ce Bureau Bruxellois de la Planification et cette Société d’aménagement urbain ?

Christophe Soil : Le Bureau Bruxellois de la Planification (BBP) est un organisme tout à fait hybride qui se compose grosso modo de deux grandes entités. La première collecte des chiffres et des connaissances sur Bruxelles. La deuxième englobe ce que nous entendons classiquement par planification. Mais à vaste échelle. Par exemple, le Plan Régional de Développement Durable (PRDD), qui concerne l’ensemble de la Région, ou les schémas de développement, qui s’appliquent à des zones relativement vastes comme Schaerbeek-Formation ou la Gare de l’Ouest.

L’intégration des divers services qui s’occupaient de ces domaines (voir infographie) doit aboutir à un meilleur diagnostic et à une planification plus efficace.

Gilles Delforge : De son côté, la Société d’Aménagement Urbain (SAU) est chargée de veiller à ce que ces plans soient effectivement réalisés. Elle constitue la version résolument actualisée de l’ancienne Société d’Acquisition Foncière, la SAF. Celle-ci avait été créée pour servir d’instrument à l’achat de terrains qui avaient soudainement été mis en vente par la SNCB, entre autres le site Josaphat à Schaerbeek/Evere ou le site Delta à Auderghem. Cette fonction immobilière subsiste mais la nouvelle SAU va beaucoup plus loin dans sa mission de bras exécutif du Bureau de Planification. Elle est donc aussi en mesure de s’atteler au développement effectif des sites.

Il y a d’autres opérateurs publics à Bruxelles, notamment citydev.brussels, qui bâtit des logements et aménage des zones industrielles. Quels sont les rapports entre la SAU et ces organismes ?

Gilles Delforge : Nous nous occupons d’abord et avant tout du contexte dans lequel se déroule la construction. Nous coordonnons et cherchons des partenaires et des budgets. Notre objectif premier est que les travaux se fassent. Si d’autres comme citydev.brussels ou des sociétés de logement social s’en chargent, tant mieux ! Nous mettons la main à la pâte uniquement en l’absence de partenaires. Nous gérons également l’assainissement des terrains pollués.

Ce qui frappe, c’est que pendant des années, la demande pour des logements n’a fait que croître et que maintenant, tout le monde craint le départ de l’industrie.

Le plus offrant

Quand le terrain vous appartient, tout est relativement simple. Mais dans le cas contraire, comment convainquez-vous les propriétaires privés ?

Gilles Delforge : La marge de négociation est naturellement plus étroite lorsque le terrain appartient à un tiers, mais la dynamique reste la même quand il s’agit de réaliser un projet. Au fond, toute la question revient dans un cas comme dans l’autre à coordonner le tout. La SAU se positionne alors en point de contact, conserve une vue d’ensemble et surveille le cadre : espace public, énergie, biodiversité, etc. Et puis il y a le maître architecte, car son équipe fait aussi partie du Bureau de Planification. Ils participent au contrôle de la qualité des projets dans les zones stratégiques. Notre champ d’action se limite d’ailleurs à ces zones stratégiques. Et nous avons la chance qu’un pourcentage significatif d’entre elles correspondent à des terrains publics.

Ces terrains publics sont-ils vendus au promoteur immobilier qui en offre le plus ?

Gilles Delforge : Non. Nous entendons préserver autant que faire se peut le caractère public de ces terrains. Des partenaires peuvent alors être impliqués dans leur développement par le biais d’autres droits réels (un bail emphytéotique par exemple).

Compris !

Autre point important : quelle forme prendra la collaboration entre le BBP et la SAU ? La continuité entre la planification et la mise en œuvre se révèle indispensable pour qu’un plan correct ne se dilue pas à cause d’une réalisation médiocre, voire mauvaise. Trop souvent, l’« opérateur » est un organisme de grande taille qui mène sa propre vie et modifie les projets à son goût.

 

Christophe Soil : Le simple fait d’occuper le même bâtiment nous empêche en partie de travailler chacun de notre côté ou de faire du travail en double. Parallèlement, nous impliquons la SAU dès le début de la planification d’un projet. Histoire de faire des plans un tant soit peu réalistes afin qu’ils puissent ensuite être concrétisés, y compris financièrement. Et inversement : le Bureau fait aussi partie de l’équipe opérationnelle dès que la planification s’achève.

Gilles Delforge : Et en tant qu’exécutants, nous n’allons pas mettre sur pied un service propre à la SAU qui repasserait derrière le Bureau de Planification. Quoi qu’il en soit, des plans doivent régulièrement être adaptés en cours de route. En réalité, la distinction entre « planification » et « mise en œuvre » est très floue. La ville évolue en permanence, ce qui nous impose parfois de modifier nos choix. Les deux services devront en tout cas collaborer en continu.

Avoir de nobles objectifs mais pas d’argent pour les mettre en œuvre, voilà une situation qui ne devrait plus se produire aujourd’hui.

Collaboration obligée

Comment allez-vous travailler, concrètement ? Y aura-t-il par exemple des équipes pour chaque projet ?

Gilles Delforge : Du côté de la SAU, nous devons encore tout mettre en place, mais sous notre casquette de SAF, nous avons déjà acquis pas mal d’expertise dans le cadre du Plan Canal. Pour concrétiser ce plan, nous avons constitué une équipe pour chaque zone, avec un référent et une personne de contact pour le développement de la zone concernée.

Christophe Soil : Je ne suis pas en mesure de vous donner une réponse claire parce que nous devons encore définir notre méthode de travail. N’oubliez pas que notre Bureau vient d’être créé. Mais il me semble logique de penser que nous allons également constituer des équipes de projet.

Le Bureau de Planification regroupe plusieurs autres services. Il possède donc une expertise non négligeable pour monter des équipes de ce genre. Par contre, une véritable équipe de projet ne peut travailler efficacement que si elle intègre aussi des personnes venues d’autres administrations et institutions, entre autres Bruxelles Mobilité ou Bruxelles Environnement. Des accords dans ce sens ont-ils déjà été passés ?

Christophe Soil : Une telle collaboration revêt en effet beaucoup d’importance. Elle est également prévue dans le cadre du Comité́ Régional de Développement Territorial qui doit donner son avis sur les différents projets de planification. Mais il s’agit d’une démarche plutôt formelle qui se déroule au niveau des directeurs de ces administrations. Il vaut mieux en effet que la collaboration soit plus intensive, notamment en associant à l'équipe la personne la plus compétente de chez Bruxelles Mobilité ou Bruxelles Environnement.

La collaboration doit donc aller au-delà de ce qui se fait à l’heure actuelle. Nous voulons dépasser le saucissonnage (le morcellement des compétences, N.D.R.).

Il faut que les différents sous-projets devant être mis à exécution par d’autres services soient budgétés dans les délais afin d’éviter toute pierre d’achoppement, il s’agit d’un point essentiel dans cette démarche. Avoir de nobles objectifs mais pas d’argent pour les mettre en œuvre, voilà une situation qui ne devrait plus se produire aujourd’hui.

Gilles Delforge : Nous devons de toute façon coopérer avec ces organismes pour pouvoir appliquer une politique cohérente. Nous avons aussi intérêt à faire concorder les budgets. Tout le monde gagne à collaborer. Nous créons des occasions pour Bruxelles Environnement comme pour citydev.brussels par exemple. Il faudra instaurer la confiance en adoptant une bonne méthode de travail et en agissant correctement.

Et la participation des riverains ? zie algemene opmerking tussentitels

Reste-t-il de la place pour les remarques des Bruxellois ? Qu’en est-il de la cellule Participation comme celle qui devrait être mise sur pied au sein de l’Agence de Développement Territorial ?[1]

Christophe Soil : Nous sommes d’accord que le citoyen, le Bruxellois, doit être impliqué le plus tôt possible. Ce faisant, nous nous donnons aussi les moyens de mettre à profit des idées ou diagnostics. Mais nous ne savons pas encore si nous allons reprendre l’idée d’un service de participation ni, le cas échéant, comment il fonctionnera au sein de l’organisation. Nous pouvons également travailler avec des spécialistes externes.

 Réserver une partie de l’espace urbain aux activités industrielles constitue une fois encore un objectif important à nos yeux. Notre but n’est absolument pas de bâtir des logements partout et à tout prix. Les deux fonctions sont nécessaires. Mais les mentalités ont évolué. 

Gilles Delforge : Nous voulons aussi miser davantage sur l’utilisation temporaire de nos sites. Nous espérons tirer des leçons de cette occupation provisoire. Il est intéressant d’observer de quelle manière les personnes exploitent les espaces.

Bonne résolution. Mais nous ne la retrouvons pas dans le projet de réforme de la législation. Et il n’est question de participation ni dans l’élaboration des schémas directeurs ni dans les nouveaux contrats de rénovation urbaine. Il s’agit pourtant des outils que vous allez typiquement utiliser pour la planification des zones prioritaires.

Christophe Soil : Tout ne doit pas nécessairement être légiféré. Je comprends que des garanties soient préférables mais ce n’est pas parce que certains éléments ne sont pas couchés par écrit qu’ils n’existeront pas.

Concentration du pouvoir (idem dito andere tussentitels)

Ce regroupement n’entraîne-t-il pas une trop grande concentration du pouvoir ? Le Bureau de Planification et la SAU ont déjà été qualifiés de bulldozers du ministre-président.

Christophe Soil : Non, il s’agit de deux choses différentes. C’est la volonté de travailler efficacement qui domine. Sans compter que nous sommes soumis à un contrôle démocratique. Chaque plan, schéma directeur ou autre doit être validé par le gouvernement. Toute la réorganisation actuellement en cours est d’ailleurs un projet du gouvernement dans son ensemble.

Gilles Delforge : De notre côté, nous mettons à exécution le plan approuvé par le gouvernement. Celui-ci est par ailleurs représenté au sein de notre Conseil d’Administration pluraliste. L’opposition n’en fait pas partie, mais il en va de même dans les autres organismes régionaux. Le gouvernement doit quant à lui se justifier devant le Parlement.

Une dernière critique fréquemment entendue : Le Plan Canal, l’un des chevaux de bataille de Rudi Vervoort, aurait chassé les entreprises de cette partie de la ville en autorisant l’aménagement de logements dans d’anciennes zones industrielles. Habitat et industrie ne sont pas toujours faciles à concilier. Tandis que la valeur des terrains augmente dès que des logements peuvent y être construits.

Gilles Delforge : Réserver une partie de l’espace urbain aux activités industrielles constitue une fois encore un objectif important à nos yeux. Notre but n’est absolument pas de bâtir des logements partout et à tout prix. Les deux fonctions sont nécessaires. Mais les mentalités ont évolué. Nous constatons par exemple qu’une mixité verticale (superposer industrie et logements, N.D.R.) constitue généralement une mauvaise idée. Par contre, établir un zonage intelligent est probablement possible. Ce point est actuellement à l’étude.

Christophe Soil : Il convient de souligner que ces dernières années, il y a eu beaucoup de pression (notamment de la part de la société civile), il fallait une solution à la crise du logement. Aujourd’hui, c’est la crainte de voir l’industrie s’en aller qui domine. Il s’agit d’une discussion nuancée, mais il est évident que toutes les entreprises ne sont plus souhaitables sur leur lieu actuel d’implantation. Sans compter que certaines créent très peu d’emplois.

Gilles Delforge : Nous sommes conscients du défi posé par le maintien d’activités de production au sein de la ville. Créer ou préserver des emplois — souvent occupés par des personnes peu qualifiées — constitue bel et bien un objectif de première importance.

Messieurs, merci pour cette interview.

http://www.saf-mvv.be/nl

http://www.adt-ato.brussels/

[1] Cette agence a été scindée pour intégrer tant le BBP que la SAU. http://www.adt-ato.brussels  

De ordonnantie Stedelijke Herwaardering, beter gekend als de ordonnantie over de wijkcontracten, wordt geheel herzien. En er zit heel wat nieuws in: er komen nu ook stadsvernieuwingscontracten en er is een volledig nieuw hoofdstuk: stadsbeleid. De ordonnantie wordt momenteel besproken in het Brussels Parlement.

De stadsvernieuwingscontracten (svc’s) zijn geïnspireerd op de wijkcontracten, maar toch heel verschillend. De perimeter is veel groter en kan gemeentegrenzen overschrijden, het accent ligt op publieke ruimte en het programma wordt niet door de gemeente maar door het Brussels Planningsbureau opgesteld.

In het hoofdstuk stadsbeleid gaat het vooral over de middelen die overgeheveld zijn van het federale grootstedenbeleid.

Bral heeft vooral vragen bij de stadsvernieuwingscontracten en vraagt zich af waarom stadsbeleid niet geïntegreerd werd in de wijk- en stadsvernieuwingscontracten.

Wijkcontracten

De wijkcontracten zijn gebaseerd op een goed principe: in een welbepaalde perimeter, gedurende een beperkte periode (een kleine zes jaar) geconcentreerd middelen investeren in een globaal programma. En dit met als globale doelstelling de levensomstandigheden en levensstandaard van de bewoners te verbeteren. In 2010 werden de wijkcontracten omgevormd tot ‘Duurzame’ Wijkcontracten, met een groter accent op duurzame ontwikkeling en burgerparticipatie. Dat laatste kan zeker beter, maar de intentie is er alvast.

Deze ontwerpordonnantie verandert weinig of niets aan de grote lijnen van de ‘duurzame’ wijkcontracten. Er is vooral gesleuteld aan de administratieve procedures.

We hadden graag een grondige evaluatie van de wijkcontracten gezien. Het aantal gerenoveerde en nieuwe woningen is wel geteld, maar wat de contracten betekenen inzake sociale cohesie, socio-professionele inschakeling of bewustwording inzake energiebesparing is minder duidelijk.

Bral zag graag een duidelijkere keuze voor betaalbaar wonen.

Er hadden best wel wat meer zaken mogen veranderen, zoals een duidelijker keuze voor betaalbaar wonen. Wijkcontracten voorzien zowel middenklasse woningen als sociale woningen. De wachtlijsten voor sociale woningen zijn echter enorm, het publiek geld moet dan ook prioritair daarin worden geïnvesteerd. Ook het systeem van de Community Land Trust creëert woningen voor  lage inkomens. Bral zag ze dan ook dan ook graag als  volwaardige speler in de wijkcontracten.

We hoopten ook op meer aandacht voor maatregelen die levensstandaard van de bewoners verbeteren en een optimalisatie van het participatief proces. Maar daarover niets in deze ordonnantie.

Stadsvernieuwingscontracten

Nieuw zijn de stadsvernieuwingscontracten. Het gaat ook om programma’s van bepaalde duur binnen een bepaalde perimeter die gefinancierd worden door de overheid. Terwijl de wijkcontracten vooral het accent leggen op huisvesting en voorzieningen, ligt de prioriteit van de stadsvernieuwingscontracten op de publieke ruimte en de infrastructuur van het stadsnetwerk. Daarmee bedoelen ze diverse infrastructuren die een structuur geven aan de Stad, zoals loopbruggen of het groene netwerk. 

In 2016 start de regering met 5 stadsvernieuwingscontracten (zie pdf in bijlage).  Tegelijk zal het aantal ‘klassieke’ wijkcontracten per legislatuur gehalveerd worden van 20 naar 10, want het totale budget blijft hetzelfde. De keuze van de SVC-perimeters maakt niet altijd duidelijk wat dit nieuwe instrument beoogt. Bijvoorbeeld bij SVC 1: Havenlaan / Citroën / Groendreef / T&T, daar hebben we toch al o.a. het richtschema T&T en een Bijzonder Bestemmingsplan dat op het einde van de vakantie in openbaar onderzoek gaat? Voor de Havenlaan is de planning en financiering toch ook rond? SVC 3 Beekkant – Weststation – Ninove en SVC 5 Roro-Poincaré grenzen aan elkaar, overlappen gedeeltelijk met wijkcontracten en met het ‘Plan Canal’. De praktijk zal tonen in welke mate het gaat om dubbel planningswerk.

Gezien de vele bestaande plannen, kan het er ook op uitdraaien dat de stadsvernieuwingscontracten niets meer zullen zijn dan een doorgeefluik voor subsidies.

Duidelijk is helaas wel dit: stadsvernieuwingscontracten scoren ondermaats op bewonersbetrokkenheid. Er is niets meer voorzien dan een algemene vergadering die bedoeld is om informatie top down door te geven. Uiteraard is het minder evident om participatie te organiseren wanneer de perimeter groter is, maar dat mag geen excuus zijn om niets te doen. Herinrichting van openbare ruimte is trouwens een thema dat concreet kan gemaakt worden en veel mensen aanspreekt.

Participatie ?

De raad van state heeft trouwens enkele opmerkingen bij de voorbereiding van deze ordonnantie. Zij stelt dat bij het vastleggen van de definitieve perimeter van zowel de wijkcontracten als van de stadsvernieuwingscontracten een effectenbeoordeling en openbaar onderzoek  hoort. De ordonnantie voorziet dat alleen wanneer het volledig programma uitgewerkt is. Maar volgens de raad van state moet dat vroeger gebeuren, wanneer de perimeter definitief wordt.

Dat is ook zoals wij dat zien: bij de start van stadsvernieuwingsprogramma hoort een publiek debat, over de afbakening en over de doelstellingen en prioriteiten. Wanneer daarover een consensus bestaat kunnen de concrete programma’s uitgewerkt worden. Het draagvlak voor die programma’s zal er alleen maar door vergroten.

Het lijkt logisch deze programma’s te integreren in het systeem van de wijk- en stadsvernieuwingscontracten. Hierdoor kunnen deze écht instrumenten worden die kunnen werken aan een hogere levensstandaard.. 

Levensstandaard?

De globale doelstelling van de ordonnantie is dus de levenskwaliteit en de levensstandaard van bewoners te verbeteren.  Maar de subsidies gaan toch vooral naar stenen: woningen, buurtvoorzieningen en publieke ruimte. Noodzakelijke investeringen, maar er zijn ook andere maatregelen nodig, om ervoor te zorgen dat de bewoners volwaardig aan het maatschappelijk leven kunnen deelnemen. In de eerste plaats moet de regering erover waken dat de mensen niet verplicht zijn te vertrekken wanneer de woningprijzen stijgen omdat de buurt aangenamer werd om in te wonen. Maar ook vorming, onderwijs, jobs, gezondheidszorg en sociale cohesie moeten dan grote aandachtspunten zijn.  Deze thema’s kunnen wel aan bod komen bij ‘activiteiten ter bevordering van de maatschappelijke cohesie en het gemeenschapsleven’, maar niet systematisch, niet meetbaar.

Stadsbeleid

In het derde gedeelte van de ordonnantie werden onder de noemer Stadsbeleid diverse zaken samen gebracht:  o.a. subsidies aan gemeenten of OCMW’s voor hun strijd tegen leegstand, voor de renovatie van alleenstaande gebouwen of voor een snelle interventie tegen de achteruitgang van openbare ruimtes. Hier gaat het dus om geïsoleerde ingrepen. Vroeger bestond daarvoor een afzonderlijke wetgeving. Op vraag van de Raad van State is dit in dit ontwerp geïntegreerd.

Het gaat echter vooral om programma’s voor ‘de ontwikkeling van de wijken’, een erfenis van het federale grootstedenbeleid. Dit grootstedenbeleid werd bij de laatste staatshervorming naar de gewesten is overgeheveld.

Toen het nog Belgisch was, werden in het kader van het grootstedenbeleid vooral gemeentelijke programma’s gesubsidieerd, bijvoorbeeld rond sociale cohesie en armoedebestrijding. De uiteindelijke doelstellingen en zelfs ook de omschrijving van de strategische programma’s sluiten nauw aan bij die van de wijkcontracten. 

De Brusselse regering rolt verder de rode loper uit voor een groot shoppingcentrum op de Heizelvlakte. Nog tot 30 juli is het ontwerp van gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan Heizel namelijk in openbaar onderzoek Liever geen extra shoppingcenter? Reageer dan nog deze maand. 

Korte historiek:         

  • In 2013 toverde de Brusselse regering het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP) om tot het Demografisch Gewestelijk Bestemmingsplan (D-GBP). Die wijziging bracht een nieuw Gebied van Gewestelijk Belang (GGB) met zich mee: Heizel. En zo’n gebied krijgt altijd een speciaal programma. In dit geval ééntje dat voorziet in o.a. 72.000 m² handelszaken. Dat is het shoppingcenter zoals de Stad Brussel die tekent in haar NEO-plannen (video).
    Gevolg van deze wijziging van het bestemmingsplan: er kan een vergunning voor een winkelcentrum worden afgeleverd zónder dat er eerst een bijzonder bestemmingsplan (BBP) voor heel het gebied is opgemaakt. Er kan dus sneller  een vergunning worden afgeleverd. Althans, dat was toch de bedoeling.
  • Enkele buurtbewoners en onder andere Inter-Environnement Bruxelles (IEB) gaan in 2014 in beroep tegen deze beslissing.
  • De Raad van State volgt dit beroep (december 2015) en vernietigt de wijziging. Voornaamste reden: “De keuze voor de Heizelsite om een aantal grote voorzieningen te ontwikkelen …..is a priori gemaakt, voorafgaand aan het milieueffectenrapport, dat niet voorziet in een analyse van mogelijke redelijke alternatieven.” En ook: “het biedt geen rechtzekere oplossing voor de effecten op de mobiliteit…”.  
  • Mei 2016: er komt een nieuwe effectenstudie die (onder meer) moet aantonen dat de Heizel toch dé locatie is voor NEO. Met andere woorden: 3 jaar na de goedkeuring komt men op de proppen met de onderbouw die noodzakelijk was voor de wijziging van het GBP en meer specifiek het programma voor de Heizel. Nu die onderbouw er is, komt de voorgestelde wijziging van het bestemmingsplan opnieuw in openbaar onderzoek. Vandaag dus.

 

Verandert er iets?

Neen. De voorgestelde bestemmingswijziging anno 2016 is exact dezelfde als die anno 2013. Verassend? Niet echt. Het gevraagde programma - winkel en- congrescentrum,  evenementenhal, cinema, woningen, sportvoorzieningen, …. - was op maat van de Heizel gesneden. Het zou dan ook verassend geweest zijn, mocht uit deze studie blijken dat een andere plek beter geschikt zou zijn. Als oplossing voor de mobiliteit wordt verwezen naar geplande werken in het kader van het voetbalstadion (ondergrondse parking met aansluiting op de R0) en de al gevraagde verbindingsweg tussen parking C en de Congreshallen. Ter herinnering: op een weekdag verwacht men ruim 45.000 autoverplaatsingen en op zaterdagen zelfs meer dan 65.000. En dan spreken we nog niet over de dagen dat er wél een voetbalmatch gepland.

Opvallend

De makers van de effectenstudie zijn niet wereldvreemd en hielden rekening met de twee andere geplande shoppingcentra in de buurt, Dockx en Uplace. Mochten ze er ooit alle drie komen, zou Dockx – in fase van finalisering ondertussen - de pineut zijn. De markt is nu eenmaal niet eeuwig rekbaar en de gewenste kapitaalkrachtige klanten uit de Rand zouden vooral aan NEO en Uplace blijven plakken. Dockx zal het dan in de eerste plaats van Brusselse klanten moeten hebben. En laat dat nu net niét hun opzet zijn. De concurrentie met bijvoorbeeld de Nieuwstraat – en de voetgangerszone als nieuw ‘commercieel centrum’? - zal dan ook nóg scherper worden. Ondertussen lijkt Uplace hoe langer minder kans te maken om de race te gaan winnen. Maar daarover later meer.

Tijdverlies?

Ja. Wij vragen ons af waarom men al deze moeite deed en doet. De bestemmingswijziging is namelijk niet eens nodig om NEO te ontwikkelen. In 2013 hoopte men hier tijdswinst mee te boeken omdat men dan geen BBP zou moeten opstellen. Ondertussen is de Stad Brussel al een hele tijd aan dat BBP aan het werken.. Dat zou dus een dezer klaar moeten zijn. Er wordt dus op twee paarden gewed om er zeker van te zijn dat het gewenste shoppingcenter er wettelijk gezien zeker mag komen.

Conclusie:

Wie het niet zo begrepen heeft op de komst is van een nieuw megawinkelcentrum kruipt dan ook best even in zijn pen om dat te laten weten aan de bevoegde diensten. Ook BRAL gaat dit doen, in overleg met onze vrienden van het Interregionaal Platform voor een Duurzame Economie.

Hoe doe je dat? Je kunt alle nodige documenten downloaden op de website van het Brussels Gewest. En als je argumenten nodig hebt, check dan dit artikel: Shoppingcentra nefast voor werknemers en zelfstandigen of contacteer zeker onze medewerker Steyn Van Assche, die je op weg kan zetten. Deadline: 30 juli.

Lees ook het persbericht van het Interregionaal Platform voor een Duurzame Economie.

Het Brussels Gewest probeert voor de tweede keer het Gewestelijk Bestemmingsplan te wijzigen om zo van de Heizel een Gebied van Gewestelijk Belang te maken. Doel: de rode loper uitrollen voor het verhoopte shoppingcenter, de mall of Europe. Het Interregionaal Platform voor een Duurzame Economie spreekt zich dan ook uit tegen de gevraagde bestemmingswijziging.

De Heizel heeft deze bestemmingswijziging niet nodig heeft om zich klaar te stomen voor de toekomst. Integendeel, die is er daarvoor een gevaar. De noodzakelijke upgrade van de Heizel kan perfect binnen de huidige bestemming (collectief belang) en met de uitwerking van een Bijzonder Bestemmingsplan. De bestemmingswijziging is enkel echt nodig voor de mall van 72.000 m2. Dat bleek al uit het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie bij de eerste poging om het GBP te wijzingen.

Nu de wijziging opnieuw op tafel ligt, wijst het Platform erop dat àlle officiële Brusselse advies-organen er zich ernstige vragen bij stellen. De meesten adviseren simpelweg de wijziging niet door te voeren.
We roepen de Brusselse regering dan ook op haar adviesorganen te volgen.                                      

Kritiek van de Raad van State onvoldoende weerlegd

Ter herinnering: De Raad van State vernietigt de wijziging in december 2015. Voornaamste reden: “De keuze voor de Heizelsite om een aantal grote voorzieningen te ontwikkelen …..is a priori gemaakt, voorafgaand aan het milieueffectenrapport, dat niet voorziet in een analyse van mogelijke redelijke alternatieven.” En ook: “het biedt geen rechtzekere oplossing voor de effecten op de mobiliteit…”. 

Gevolg: in mei 2016 verschijnt er een nieuwe effectenstudie die (onder meer) zou moeten aantonen dat de Heizel toch dé locatie is voor NEO en dat er oplossingen zijn voor het mobiliteitsprobleem. De voorgestelde wijziging van het bestemmingsplan komt nu opnieuw en onveranderd in openbaar onderzoek (tot 30 juli) en de verschillende adviesraden moeten er zich opnieuw over uitspreken. En die adviesraden vinden in de studie weinig dat hun ongerustheid kan sussen.

De Raad voor het Leefmilieu    

Zo stelt de de Raad voor het Leefmilieu: “ il est difficile d’estimer les impacts réels que cette modification aura sur la zone sur base du rapport d’incidences environnementales qui a été présenté, notamment quant aux effets cumulés des différents projets envisagé dans la future ZIR (projet Néo, stade, etc.)”.  Daarnaast wijst de raad o.a. ook op het extra gevaar voor wateroverlast: “ Le Conseil souligne également que  la réduction des espaces perméables aura un impact en termes de perméabilité du sol et risque d’aggraver les phénomènes d’inondations dans cette zone. Dans le même temps, le RIE ne propose que très peu de solutions à ce problème.”

Voor deze raad is de conclusie dan ook kort maar krachtig :
“ le Conseil recommande que :
-   la zone soit maintenue en zone d’équipements d’intérêt collectif ;
-   l’impact des projets en cours sur la mobilité, la biodiversité, la qualité de l'air et la gestion de l’eau soient correctement appréhendés.”

De Economische en Sociale Raad 

Zaterdag 7 juli bracht ook de Economische en Sociale Raad zijn advies uit. De sector mag dan verdeeld zijn over de economische relevantie van de geplande mall, ook deze raad wijst op het feit dat er te weinig antwoorden worden gegeven op de pertinente vragen van de Raad van State: “L’arrêt du Conseil d’Etat ne demande pas que la recherche de site alternatif puisse accueillir l’ensemble du programme envisagé par le Gouvernement. (…) En omettant des alternatives décentralisées, il semble donc que le RIE ne réponde que partiellement à l’arrêt du Conseil d’Etat.”

Betreffende mobiliteit dringen ze er op aan dat “ les questions de mobilité soient prises en compte avec tout le sérieux requis et que soient sûres, sur le plan juridique, comme demandé par le Conseil d’Etat, les solutions apportées aux incidences en termes de mobilité. Compte tenu des objectifs d’IRIS 2 de réduire la pression automobile de 20% d’ici 2020, le Conseil souligne le défi d’un projet générant jusqu’à 6.700 déplacements en voiture complémentaires par heure aux heures de pointe. (…) Le Conseil est conscient que des projets de développement existent à cet égard (ex : réseau Brabantnet). Toutefois, il craint que ceux-ci soient insuffisants, au regard des objectifs poursuivis et des impacts attendus.”

De Adviesraad voor Huisvesting

Ook de Adviesraad voor Huisvesting werd gevraagd zich over de wijziging van het Gewestelijk Bestemmingsplan voor de Heizel uit te spreken. Zij zijn er dan weer niet over te spreken  “que cette modification de la ZIR 15 intervienne avant l'adoption du nouveau Plan régional de développement durable (PRDD) actuellement en préparation. Cette inversion dans le processus n'est pas sans poser quelques questionnements en termes de hiérarchie de plans et de processus décisionnel démocratique.”

De Gewestelijke Ontwikkelingscommissie

Het advies van deze adviesraden ligt in het verlengde van het advies dat de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie (GOC) al gaf toen de wijziging van het bestemmingsplan voor het eerst werd voorgesteld in 2012. Het advies[1] was unaniem en vernietigend. Zo was ze van mening dat  “de inrichting van een nieuw GGB voor de Heizel-site geen enkele meerwaarde biedt voor de toekomstige ontwikkelingen van het Gewest.” De GOC herinnerde er ook aan dat een BBP de mogelijkheid geeft om op deze site de voorschriften voor sterk gemengde gebieden toe te passen, dat het een totaalbeeld geeft van de toekomstige evolutie.”

Ze verzette zich ook  tegen de oprichting van een winkelcentrum. En dit aangezien “er in de buurt al twee projecten voor winkelcentra bestaan Dockx en Uplace in Machelen; dat een winkelcentrum de internationale aantrekkingskracht van Brussel niet zal verhogen en het ongepast is om, met het oog op de versterking van de economische productieactiviteit en de ontwikkeling van huisvesting, een groot deel van de grond te besteden aan een winkelcentrum.” Ze geeft ook aan dat vier handelskernen in het Brussels Gewest (in de boven- en benedenstad, Westland en Woluwe) kunnen lijden onder de aanwezigheid van een nieuw grootschalig winkelcentrum.)

Conclusie: Brussel, luister naar je adviesraden

Het interregionaal platform voor een duurzame economie trok al vaak aan de alarmbel betreffende de shoppingcentra-gekte die er heerst in Vlaanderen en Brussel. Zo stonden we onder meer stil bij de nefaste impact voor werknemers en zelfstandigen en de mobiliteit.

We hopen dan ook dat Brussel én Vlaanderen (Uplace is nog niet van de baan) oor hebben naar deze verzuchtingen over de grenzen heen. In dit specifieke geval roepen we de Brusselse overheid op niet blind te zijn voor de massale weersstand die er ook in Brussel leeft tegen de komst van de mall of Europe en te luisteren naar haar eigen adviesorganen.

De Heizel, haar buurtbewoners, de Brusselaar en de bezoeker verdienen beter dan de  mik-mak die het nu is. Maar daarvoor is deze bestemmingswijziging dus nièt nodig.

Contacten :

UNIZO Vlaams-Brabant & Brussel : Anton Van Assche – 0478 44 41 19
UCM : Antoine Bertrand – 0494 25 44 78
IEB: Claire Scohier – 0473 66 75 05
BBL: Erik Grietens – 0474 40 63 94
BRAL: Steyn Van Assche – 0498 13 25 86 
ACV-CSC Brussel: Benoît Dassy – 0498 51 89 15
ACV Halle-Vilvoorde: Ben Debognies – 0475 84 13 48

 

[1] Je vindt het advies over de Heizel vanaf pagina 230.

Het langverwachte BBP van Thurn & Taxis is er !

Dit bijzonder bestemmingsplan legt vast hoeveel woningen, hoeveel ha park, kantoren, sportvoorzieningen … er moeten komen op de site van T&T. Met z’n 45 ha naast de Maritiemwijk, Laken en vlakbij het Noordstation, zal de ontwikkeling van de site een grote impact hebben op de stad en omliggende wijken.
Het BBP is het wettelijk kader dat door zowel overheid als privé-eigenaar gevolgd moet worden. Dit belangrijk plan is in openbaar onderzoek van 18 augustus tot 16 september.

Op 25 augustus organiseerde Bral samen met het platform T&T een voorstelling en debat over het BBP. Het plan werd er oorgesteld door de Stad Brussel, het studiebureau en het Agentschap Territoriale Ontwikkeling. Voor vragen over het verloop van deze avond, contacteer An Descheemaeker.

Er staan weer veel openbare onderzoeken in onze BRALSELECTIE. Te veel? Openbare onderzoeken mogen nooit voor meer dan de helft tijdens de zomervakantie lopen. Dat staat zo in de wet. Dus openbare onderzoeken die een maand duren, mogen ten vroegste op 15 augustus starten, de andere ten vroegste op 23 augustus.

Wanneer je vandaag kijkt naar onze BRALSELECTIE (onze tweewekelijkse selectie van belangrijke openbare onderzoeken), dan lijkt het wel of de gemeenten speciaal een aantal grote dossiers hebben opgespaard voor deze periode.

Het gaat om dossiers waaraan maanden en zelfs jaren voorbereiding aan vooraf is gegaan. Het Bijzonder Bestemmingsplan Thurn & Taxis bijvoorbeeld, is het meest frappante voorbeeld. Maar opvallend zijn ook de vele dossiers voor herinrichting van straten in Elsene, Jette, Schaarbeek, Sint-Joost en Sint-Lambrechts-Woluwe.

Zijn onze gemeentebesturen zo wereldvreemd dat ze niet beseffen dat mensen daar gefrustreerd op zullen reageren? Of is het toch een kleingeestige poging om weinig reacties te ontvangen.? Alsof de urgentie plots zo groot is en die twee weken dan ineens het verschil zullen maken! Wanneer we boos zijn, dan zeggen we het ook!

Bral geeft een gezicht aan de Brusselaars die zich verenigen in comités om zich op die manier zo efficiënt mogelijk in te zetten voor de stad. Dit doen we aan de hand van een nieuwe tweetalige Bral-brochure. De brochure bevat heel wat praktische informatie voor Brusselaars die zich willen engageren en misschien plannen hebben om een buurt- of bewonerscomité op te richten.

Als bewoner kun je lijdzaam toekijken hoe de stad zich ontwikkelt. Of je kunt deelnemen aan de stad en met je buren ageren. In Brussel zijn iedere dag tientallen buurtcomités en actiegroepen in de weer voor een leefbare buurt. Ze hebben ervoor gekozen om niet bij de pakken te blijven zitten, hun buren op te zoeken en zich te organiseren om samen naar oplossingen te zoeken.

Maar de kleurrijke brochure is evengoed bedoeld voor mensen die met vragen zitten over hoe ze hun bestaande comité nieuw leven kunnen inblazen. De brochure telt 10 interviews met 10 comités en heeft een overzichtelijke lay-out. Elk interview wordt doorspekt met telkens 3 geïllustreerde actiemiddelen en 3 tips om Brussel beter te maken.

De wijkcomités zijn dikbezaaid in Brussel, maar we moesten natuurlijk een (weldoordachte) keuze maken. Bij de ‘geselecteerden’: Comité Alhambra, Comité Vies BrusselComité ZuidwijkComité Dupré & Co, Platform Laarbeekbos,Project HippodromeSave The City GardensWijkcomité Sint-LambertusstraatBuurtcomité Centrum-Nieuwland enNeerpede Blijft!

Interesse in een papieren versie van de brochure “Ook jij maakt de stad!”? Contacteer ons: 02/217.56.33.

>> Notre brochure existe aussi en français. Cliquez ici.

De toekomstplannen voor Tour & Taxis zijn momenteel in openbaar onderzoek. De details van het plan vind je hier.

Het platform TouTPubliek, dat bewoners en verenigingen uit de wijken rond Tour en Taxis verzamelt, heeft dit plan geanalyseerd en vindt dat dit onvoldoende beantwoordt aan de basisnoden van de omliggende wijken en het gewest.
Daarom doen we een aantal constructieve aanbevelingen die meer garantie bieden op een bredere en betere verankering van de zone in haar omgeving. De ontwikkeling van T&T biedt een uitzonderlijke gelegenheid om een antwoord te bieden op de huidige uitdagingen op sociaal, economisch en ecologisch vlak. Laat ons deze kans niet verspelen !

Wat kan je doen?

1) Stuur ten laatste vrijdag 16/09 een mail naar overlegcommissie.stedenbouw@brucity.be met de vraag om gehoord te worden tijdens de overlegcommissie van 28 september. (zie voorbeeldbrief in bijlage)
Deze zal hoogstwaarschijnlijk tijdens de kantooruren zijn, maar vraag toch om gehoord te worden, en geef aan indien u dit liefst ‘s avonds heeft. Hoe meer aanvragen, hoe sterker we staan!

2) Voeg uw opmerkingen toe aan bovenstaande mail of stuur ze apart naar overlegcommissie.stedenbouw@brucity.be. Vraag expliciet dat uw opmerkingen aan het dossier worden toegevoegd. U kan uw eigen opmerkingen formuleren en vragen stellen, of zich baseren op onderstaande tekst van het Platform. Hoe meer bezwaarschriften, hoe sterker we staan!

3) Kom naar de overlegcommissie op 28 september. Opnieuw, hoe meer mensen en organisaties effectief aanwezig zijn, hoe sterker onze stem zal klinken.

4) Onderteken de petitietekst van het platform TouTPubliek.

5) Mobiliseer je vrienden, buren, kennissen en collega’s, ….

Vergeet niet om ons in kopie te zetten van uw mail naar de overlegcommissie!
We rekenen op uw massale steun,

Het platform TouTpubliek

De mening van het platform omtrent het Bijzonder BetemmingsPlan van Tour en Taxis

1) T&T VOOR IEDEREEN
De openbare weg, het park, het maritiem station en de vishal moeten onteigend worden, om de publieke toegang op elk moment te kunnen garanderen.

2) EEN ECHT PARK VAN 9HA
De beloftes zijn verbroken. Het beloofde park van 9ha blijkt slechts 6ha 'groot'. Door de net gebouwde kantoren is het park nu 68m breed ipv de beloofde 90m. We vragen dat dit gecompenseerd worden, onder andere door het schrappen van Y2 en X2 uit de plannen, om het park een echt park te laten zijn.

3) MINDER NIEUWBOUW
De site wordt heel dicht bebouwd. We vragen minder nieuwbouw en dat daarbovenop de nog te bouwen kantoren en de helft van de handelszaken geschrapt worden, en dit ten voordele van publieke faciliteiten, werkateliers en woningen.

4) MEER SOCIALE WONINGEN
Wij vragen 30% sociale woningen en 20% geconventioneerde woningen, die bovendien gespreid zijn over de hele site en zich niet in 1 enkele toren bevinden.

5) VOLDOENDE PUBLIEKE VOORZIENINGEN
Wij vragen minimum 37.000m2 publieke voorzieningen voor de buurtbewoners in de zones A,B, C, D en Douanegebouw: brede scholen, opleidingscentra, 1 of meerdere kinderdagverblijven, vrijetijdsvoorzieningen en het behoud of de herhuisvesting van de bestaande culturele activiteiten in de perimeter van het BBP op de site.

6) OPLOSSING VOOR DE MOBILITEIT
Wij vragen een politiek besluit aangaande het traject van de tram, en een bijhorend investeringsplan. En dit nog voor de goedkeuring van het BBP en dat dit traject geïntegreerd wordt in het BBP.

7) WERKKANSEN VOOR DE WIJK MORGEN EN VANDAAG
Wij vragen werkgelegenheid voor de buurt. Het maritiem station is ideaal om een opleidingscentrum, werkateliers en sociale economie te huisvesten
50% van de gecreëerde jobs in de toekomst zouden moeten ten goede komen van de mensen uit de omliggende wijken. Ook vandaag vragen we dat een maximale opleidings- en werkgelegenheid voor de wijk gecreëerd worden bij de bouw- en renovatiewerken.

8) PUBLIEKE INFRASTRUCTUUR ALS MOTOR VOOR STEDELIJKE ONTWIKKELING
De werken moeten gefaseerd worden: eerst het park en de openbare wegen en toegangen, vervolgens de publieke voorzieningen en het maritiem station en, tenslotte, de woningen parallel met de aanleg van de tramverbinding. De tram moet operationeel zijn zodra 50% van de ontwikkeling gerealiseerd is.

We hopen op uw massale steun!
Het Platform TouTPubliek

Het park aan Thurn en Taxis zal bijna helemaal volgebouwd worden en weinig groene ruimte overlaten, zo blijkt uit het Bijzonder Bestemmingsplan voor de site. Platform ToutPubliek wil dat het eigendom van het park wordt overgedragen aan de overheid en dat het beheer overgedragen wordt aan Leefmilieu Brussel. “Anders kan de toegang voor het publiek niet gegarandeerd worden en zal het park er enkel zijn voor een exclusieve gesloten gemeenschap.” Een reportage van BRUZZ (28/9/2016)