8m² voor iedereen! Maar niet voor creatieve ondernemers?
De “Retouche Express” van Habiba aan de «5 blocs» (Papenvest) © Ines Vandermeersch
De publieke ruimte kan op een sociaal maar ook economisch meer verantwoorde manier gebruikt worden dan alleen voor het parkeren van auto’s. Met deze overtuiging lanceerde Bral dit jaar voor de derde keer op rij de projectoproep ‘8m² voor iedereen’. Maar het werd een speciale editie, waarin we onder meer een antwoord vonden op de vraag: waarom treedt het beleid in Brussel strenger op tegen jonge ondernemers die de publieke ruimte willen gebruiken dan tegen wildparkeerders?
Met deze speciale editie werkte Bral voor het eerst samen met het Dreamstart-project van Microstart, een organisatie die micro-ondernemers ondersteunt die buiten het klassieke banksysteem vallen. Microstart en Bral wilden jonge starters de kans geven om hun micro-onderneming te testen op 8m² parkeerplaats. We vertrekken daarbij vanuit de vaststelling dat een aantrekkelijke publieke ruimte en de nabijheid van een levendig handelsaanbod essentieel zijn voor de leefbaarheid van de stad. Bovendien is nabijheid de beste mobiliteit: als een winkel of handelszaak dichtbij gelegen is, is het ook aantrekkelijk om verplaatsingen te voet of met de fiets te doen.
Foute argumenten
Toch wordt het belang van de voetgangers nog altijd onderschat, terwijl handelaars dikwijls overschatten hoeveel klanten met de auto naar hun winkel komen. Uit een onderzoek in opdracht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uit 2010 bleek dat handelaars schatten dat 48% van hun klanten met de auto kwamen. Navraag bij de klanten leert dat slechts 18% van de klanten de auto nam. Handelaars gingen er van uit dat 62% van hun klanten parkeren een probleem vonden en 52% de tarieven te duur vonden. In werkelijkheid vond slechts 9% van hun klanten parkeren een probleem, en 6,5% vond de tarieven te duur.
Een ander voorbeeld: in 2012 telde Atrium op de Anspachlaan 29.300 voetgangers per dag. “De voetpaden van de Anspachlaan zijn op een aantal plaatsen compleet verzadigd”, stelde de studie, en men maakte de analyse dat “vooral de terrassen en plantenbakken de voetpaden doen dichtslibben”. Het is sprekend dat men niet de analyse (durfde) te maken dat de 29.300 voetgangers met méér zijn dan de 27.000 auto’s. De logische conclusie is dat de auto plaats moet maken voor de voetgangers, en dat de parkeerplaatsen moeten worden omgevormd tot terras of bloembak.
Volgens Bral is het een vergissing om de plaatselijke middenstand te laten concurreren met perifere winkelcentra met parkeerplaatsen als verkoopargument. Het is net de stedelijke omgeving en nabijheid die een troef vormen van de lokale handel. De realiteit is namelijk ook dat die perifere winkelcentra steeds meer een (autovrije!) stedelijke omgeving proberen na te bootsen. Of hoe moeten we de woorden van de architect van het winkelcentrum Docks Bruxsel anders opvatten: “Docks Bruxsel n'est cependant que la première étape de la construction d'un nouveau quartier. Par moments, le promeneur se sentira dans le quartier parisien du Marais et à d'autres, il retrouvera l'ambiance des halles Saint-Géry ou du Chatelain" (promofilmpje van Docks; equilis.net).
- Street vendors are an integral component of urban economies around the world. As distributors of affordable goods and services, they offer consumers convenient and accessible retail options that the formal economy cannot provide. Street trade generates employment opportunities, brings sociability to public space, and provides a locally authentic atmosphere reflecting unique historical and cultural traditions. Intimately linked to their urban environment, informal street vendors form a vital part of the social and economic life of a city. Policy challenges centre on the competing demands for public space in growing cities. City planners must balance the need for sustained investments in infrastructure to support industry and commerce with the need to provide decent work and housing to its residents. But these two imperatives must not be seen as contradictory; rather, urban environments thrive on an appropriate mix of formal and informal businesses. An important role of city government is to provide incentives for complementary kinds of businesses to co-exist and interact. Cities that have adopted more inclusive forms of urban planning have been able to help informal businesses mitigate risks and also make positive contributions to local economic development. Bron: www.inclusivecities.org
De projectoproep van dit jaar bood ook de kans aan Daniel, Erik en Wim om op verschillende plaatsen in Vorst en Sint-Gillis fietsen te herstellen op een parkeerplaats. Een winkelpand huren om het activiteiten te ontrollen is voor hen moeilijk tot onmogelijk. © Daniel Kilmnik
Te hoge huurprijzen
Uit de meest recente barometer van het handelsagentschap Atrium komt naar voren dat klanten erg gevoelig zijn voor de kwaliteit en de gezelligheid van de stedelijke omgeving. “De verbetering van de leefomgeving in de handelswijken is dus meer dan ooit een prioriteit” lezen we daarover op de website van Brussels Minister voor Economie Céline Frémault (CDH).
Klanten ervaren een autovrije winkelomgeving dikwijls als meer aangenaam, maar bij kleinere handelaars bestaat de terechte vrees dat hun winkel dan weg geconcurreerd zal worden. Onder meer door het profiel van hun winkel, maar ook door de stijging van de winkelprijzen.
De hoge prijzen per vierkante meter van winkelpanden leggen een zware druk op de rentabiliteit van de middenstand in Brussel, en zeker voor startende ondernemers kan dit een onoverkomelijk obstakel vormen. In schril contrast daarmee staan de bodemprijzen van de vierkante meters publieke ruimte die worden opgeofferd aan het parkeren van auto’s. Aan het tarief van een bewonerskaart kan je 8m² een jaar lang huren voor maar 5 euro. Voor diezelfde oppervlakte winkelpand betaal je gemiddeld 1.600 euro per jaar.
Parkeren ≠ ondernemen
De overheid kan de lokale handel ondersteunen door de prijzen van commerciële oppervlaktes betaalbaar te houden met een ambitieus grondbeleid.
Vierkante meters publieke ruimte gebruiken voor lokale handelaars en ondernemers (in plaats van voor auto’s) kan volgens Bral bijdragen aan het verminderen van het autoverkeer en het aantrekkelijker maken van de stad. Lokale handel maakt voor een groot deel de identiteit van een stad, en lokale handel op straat maakt integraal deel uit van stedelijke cultuur en economieën over de hele wereld.
Wat zou de Vijfhoek zijn zonder instituten zoals Chez Jef “Caricole” & Fils? Sint-Gillis zonder de wafels en het ijs van “Lanni Giovanni”? Ook de aandacht voor nieuwkomers als de ijsverkoper van het Leopoldpark “Le Petit Nuage”, de “New Yorkse Hotdogs” van Arduino aan Simonis, de fietsherstellingen aan huis van de Velofixer… toont de mogelijkheden van de publieke ruimte voor zelfstandigen. Door de mogelijkheid om te starten met weinig investeringen, kan de publieke ruimte een laboratorium zijn om op een toegankelijke manier allerhande innovatieve handel te creëren.
Een andere wereld
De strenge regelgeving voor ambulante handel staat in sterk contrast met het laissez faire voor (wild)parkeren in Brussel. Het gemeentebestuur van Elsene gaf geen warm onthaal aan de “New Yorkse Hotdogs” van Arduino, en de Brusselse schepenen tolereren de hotdogs niet in de vijfhoek, omdat die afbreuk zouden doen aan de architectuur van de stad. We leven in een andere wereld de dag dat de toelating om te parkeren binnen de Vijfhoek afhangt van de esthetische kwaliteiten van een auto. We merken trouwens op dat elke gemeente zijn eigen specifieke reglement heeft voor ambulante handel terwijl het parkeerbeleid wel geharmoniseerd is.
De strenge regelgeving voor ambulante handel is ingegeven door de vrees voor concurrentie met de bestaande vaste handel. Een vrees die blijkbaar plots geen rol meer speelt bij jaarlijkse mega-evenementen zoals “Winterpret”, die door de gevestigde lokale handel nochtans als concurrentie wordt ervaren, en als bron van mobiliteitsproblemen.
De projectoproep van dit jaar bood de kans aan o.a. Habiba om 8m² parkeerplaats te gebruiken om met haar “Retouche Express” kleren te herstellen in de wijk van de Papenvest. Of aan Daniel, Eric en Wim om op verschillende plaatsen in Vorst en Sint-Gillis fietsen te herstellen op een parkeerplaats. Aan Dounia om haar artisanaal ijs te laten proeven in Elsene. Of aan Bram en Thomas om met hun "Two Guys, one waffle: l'union fait la gauffre" hun echte “Brusselse Wafels” met een bakfiets te verkopen. Gaan de politici hun creatief ondernemerschap ondersteunen of blijven ze het verder dwarsbomen met onduidelijke regelgeving?
Jeroen Verhoeven