Artikels

Thema

VERENIGING: Communautique is een organisatie in Quebec die burgers en de maatschappij ertoe aanzet om de informatie- en communicatietechnologieën op te eisen. De vereniging is al twintig jaar actief bezig met onderzoek en ontwikkeling en biedt innoverende diensten en praktijken voor gemeenschappelijke goederen aan. Communautique verankert zich via begrippen zoals emancipatie, ontplooiing en engagement in de Quebecse gemeenschap door samenwerkingen tussen de gebruikers en het delen van kennis aan te moedigen. Ze speelt een voortrekkersrol in de ontwikkeling van Living Labs en het is dankzij Communautique dat het eerste Fab Lab van Canada opende en het netwerk van Fab Labs Québec ontstond.

PROJECT: échoFab omschrijft zichzelf als een ‘digitale gemeenschappelijke modelwerkplaats voor de wijk’. Ze verkent dagelijks de mogelijkheden van digitale productie en experimenteert ermee. Werken met de gemeenschap speelt ook een cruciale rol in de digitale omschakeling: de digitale productie staat op het punt door te breken in onze samenleving. In de toekomst zullen de dorpen voorzien zijn van laboratoria (naar het evenbeeld van de Fab Labs) die een antwoord zullen bieden op de creatieve noden van de bewoners. Het Fab Lab is ook betrokken bij het ecosysteem van Fab Labs, opdat Montreal een Fab City kan worden.

“Hier in het Haut District Central vinden we nog steeds traditionele fabrieken (metaal, plastiek, elektronica of textiel), maar ook nieuwe bedrijven (technologie, design, stedenbouwkunde of productie aangepast aan de vraag). De wijk leeft en we vinden dat alle ingrediënten aanwezig zijn om in de komende jaren te experimenteren met het prototype van Fab City in Montreal.” - Monique Chartrand 

Arnaud Bilande, Periferia

 “We vinden hier de principes terug die volgens ons een leidraad moeten zijn voor de commons: de verankering in een bepaald gebied en de ontmoeting van gemeenschappen om te garanderen dat de toegang tot de bronnen en de beslissingen zo breed mogelijk gedeeld worden om zo democratisch mogelijk te zijn en de ongelijkheden te minimaliseren.”

In Montreal zijn er, net als overal in Europa, talloze actoren die een of andere ‘verwantschap’ met het fenomeen van de commons opeisen. Anarchistische groepen, burgercomités, startups gespecialiseerd in events … Ze hebben allemaal hun eigen kijk op de principes van commons en zetten ze op hun eigen manier om in de praktijk. Zo experimenteren ze met uiteenlopende modellen en werkvormen, zoals het inpalmen van braakliggende terreinen en verlaten gebouwen of het beschikbaar maken van gemeenschappelijke ruimtes. Met dit artikel trachten we een aantal belangrijke zaken op te lijsten over het gemeenschappelijke aan commons. We beseffen goed dat we daarbij nooit helemaal volledig kunnen zijn, maar we wilden enkele ideeën om op verder te borduren …

Een relatief vaag concept

Om commons te identificeren, zijn er drie wezenlijke bouwstenen: een hulpmiddel (al dan niet tastbaar), een gemeenschap en de gewoonte om gezamenlijk iets te doen met regels voor de toegang en verdeling (commoning).[1] Er bestaat een consensus over deze definitie uit het artikel ‘Les communs’ van Daniel Festa, maar ze laat wel veel ruimte voor interpretatie.

We kunnen hier nog aan toevoegen dat “[…] nadenken over commons automatisch gelinkt is aan de pogingen om nieuwe vormen van enclosures op te richten, met vallen en opstaan, die privatiseren wat vroeger van iedereen was”, [2] zoals Hervé Le Crosnier benadrukt in een artikel gewijd aan Elinor Ostrom en de commons.

Hiermee kunnen we de projecten die we in Montreal ontdekten in het licht van de principes van de commons alvast bekijken en analyseren. We merken allereerst op dat er verschillende soorten hulpbronnen zijn, die door gemeenschappen beheerd worden waarin mensen met uiteenlopende achtergronden aanwezig zijn. Ook het collectieve beheer is anders geregeld. We analyseren de projecten, maar willen ze niet noodzakelijk bestempelen als commons. We leggen de nadruk op het analyseren van het gemeenschappelijke.

Gedeelde hulpbronnen en de toegang ertoe

Bij de meeste groepen en verenigingen die we bezochten, bestonden de hulpbronnen voornamelijk uit plaatsen in de openlucht (braakliggende terreinen) of indoorruimtes (gebouwen). We vinden het nuttig om hier een onderscheid te maken tussen twee soorten hulpbronnen: de hulpbronnen die volledig in handen zijn van het collectief en anderzijds de hulpbronnen die door een derde (particulier of overheid) ter beschikking worden gesteld. Zo kunnen we de toegang tot die bronnen beter identificeren.

  • Les Ami.es du Champ des Possibles beheren een braakliggend terrein van ongeveer 9.000 m2 dat eigendom is van de stad Montreal (oorspronkelijk van de Canadese spoorwegmaatschappij) en gratis toegankelijk is.
  • De campus MIL is eigendom van de Universiteit van Montreal en bevindt zich op een oud industrieterrein van 4.000 m2. De plek is ook gratis toegankelijk voor het grote publiek.
  • Aire Commune beheert verschillende sites die in handen zijn van de stad Montreal en gratis toegankelijk zijn.
  • Entremise maakt gebruik van een gebouw van de stad Montreal. De bewoners betalen de lasten.
  • Het Collectif 7 à nous is eigenaar van Bâtiment 7 en beheert het samen met de andere bewoners. De meeste ruimtes zijn gratis toegankelijk, andere zijn betalend.
  • De Ateliers Créatifs bezitten meerdere gebouwen die bestemd zijn voor artiesten. De toegang is betalend op basis van een kandidatuur.
  • Het Centre d’Ecologie Urbaine is gevestigd in een gebouw van een bouwcoöperatie. Niet toegankelijk voor het grote publiek.

Daarnaast kunnen we ook andere, minder tastbare hulpbronnen onderzoeken zoals knowhow, vaardigheden …

Over de gemeenschappen

Welke gemeenschappen beheren en gebruiken de hulpbronnen? Welke doelgroepen maken er gebruik van?

Het is moeilijk die vragen te beantwoorden gezien ons korte tijdsbestek. Toch kunnen we een eerste opdeling maken tussen:

  • de personen die betrokken zijn bij het dagelijks bestuur: meestal zijn dat een tiental personen die verenigd zijn in de raad van bestuur en die bijgestaan worden door een groep vrijwilligers en/of werknemers die de dagelijkse taken uitvoeren.
  • de bezetters van de sites die ter beschikking gesteld worden: buurtverenigingen, artiesten, ambachtslieden, ondernemers …
  • de gebruikers van de sites en de verschillende activiteiten.

Het is vanzelfsprekend dat iedere site meerdere doelgroepen heeft die sterk verschillen naargelang de activiteiten en de buurt waarin de ruimtes zich bevinden. Soms wordt er veel aandacht besteed aan het samenbrengen van verschillende gemeenschappen zodat niemand uitgesloten wordt. Andere plaatsen richten zich uitdrukkelijk tot een bepaald doelpubliek en versterken zo in zekere zin het fenomeen van de gentrificatie. Daarmee zijn we op een cruciaal punt aanbeland: versterken de plaatsen de lokale gemeenschap of sluiten ze bepaalde doelgroepen uit ten nadele van andere bevolkingsgroepen? Die vraag blijft onbeantwoord, maar kwam bij ongeveer elke ontmoeting opnieuw aan bod.

Welke relatie is er met de overheid en de privésector?

Het is naast de gebruikers of ‘bezetters’ van de sites ook interessant om aandacht te besteden aan de relatie die er is met de overheid en de privésector. We kwamen erg uiteenlopende standpunten tegen, gaande van nauwe samenwerking tot hevige weerstand.

Entremise en Aire Commune werken nauw samen met de stad Montreal om haar te helpen leegstaande gebouwen en braaklanden te beheren. Collectif 7 à nous, dat het Bâtiment 7 beheert, heeft daarentegen voor zover wij weten geen enkele rechtstreekse band met de overheid. Dat betekent niet dat bepaalde leden geen contact hebben met verkozenen om (samen) de strijd aan te binden met projectontwikkelaars![3] Le Champ des Possibles is dan weer eigendom van de stad, die de ruimte beheert met het burgercollectief Les Ami.es du Champ des Possibles.

Voor wat de privésector betreft, heeft enkel Aire Commune een duidelijke link met de bedrijven rond de site (waaronder Microsoft). Entremise werd benaderd om te werken op de site van een projectontwikkelaar, maar blijft op dat vlak erg voorzichtig.

Over de praktijken

“Nadat Bâtiment 7 de slogan/droom ‘Fabriek voor collectieve autonomie’ bekendmaakte op zijn website, moet die nu omgezet worden in de dagdagelijkse realiteit. De lopende transformatie heeft geen voorzien einde en wijst op een proces dat aan de gang is. We kunnen onszelf, de anderen en de wereld namelijk nooit perfect beheersen. Dat betekent dat de collectieve organisatievorm en het interne beheer continu gevoed en veranderd worden, zelfs de individuen van het ecosysteem zelf ondergaan veranderingen (collectieve autonomie kan er slechts zijn dankzij autonome individuen verklaarde Castoriadis), net als de band tussen B7 en de lokale gemeenschap (de opbouw van het politieke). Kortom de ontplooiing van het kunnen doen, individueel en collectief of de kunst om zelf iets te doen.” [4]

Dit citaat uit het artikel ‘Autonomie et lutte à l’embourgeoisement au Bâtiment 7’ geeft duidelijk weer hoe moeilijk het is om dag in dag uit de praktijken van de commons om te zetten en te doen leven. Meestal zien we dezelfde, ‘klassieke’ organisatievormen, namelijk een vereniging die bestaat uit een raad van bestuur en betrokkenen, maar op het terrein zelf stelden we vast dat de praktijken erg uiteenlopen.

Soms worden de hulpbron en de gebruikers ingezet om inkomsten te verwerven, waarbij amper sprake is van een gezamenlijk beheer. Andere initiatieven bevinden zich tussenin: ze combineren een bedrijfsaanpak met een participatief beheer. In nog andere gevallen wordt een ruimte speciaal vrijgemaakt om een gezamenlijk beheer te bevorderen, zoals het geval is bij de campus MIL. Een comité bestaande uit twee leden van de universiteit en vijf externe leden zorgt voor de opvolging van het project. Bij Le Champ des Possibles wordt er horizontaal gewerkt met veel vrijwilligers en een organischere aanpak: er wordt indien nodig opgetreden, maar vooral het spontane krijgt vrij spel. Bâtiment 7 tot slot wordt beheerd door een vereniging van werknemers en vrijwilligers die volgens de principes van zelfbeheer werken, namelijk in groepen en zonder hiërarchie.

Welke commons?!

Het is te vroeg om grote conclusies te trekken, maar we werden in grote mate geïnspireerd door de ontmoeting met Action Gardien, een overleggroep uit Pointe Saint-Charles, die actief heeft meegeholpen om Bâtiment 7 te redden. Meerdere elementen droegen bij aan de succesvolle afloop van dit project, zoals het vermogen van een aantal actoren uit eenzelfde wijk om zich te verenigen om een gemeenschappelijke visie voor de wijk te verdedigen en te anticiperen op toekomstige problemen. We vinden hier de principes terug die volgens ons een leidraad moeten zijn voor de commons: de verankering in een bepaald gebied, de ontmoeting van gemeenschappen en de garantie dat de toegang tot de bronnen en de beslissingen over die bronnen zo breed mogelijk gedeeld worden, om zo democratisch mogelijk te zijn en de ongelijkheden te minimaliseren. De commons moeten zich buiten de kapitalistische invloedsfeer kunnen ontwikkelen en echte alternatieven bieden, om een toekomstige ‘commons washing’ koste wat het kost te vermijden.

 

[1] Daniela Festa (met een bijdrage van Mélanie Dulong de Rosnay en Diego Miralles Buil), « Les communs », Géoconfluences, juin 2018. URL: http://geoconfluences.ens-lyon.fr/informations-scientifiques/a-la-une/n…

[2] Le Crosnier Hervé, « Elinor Ostrom. L'inventivité sociale et la logique du partage au cœur des communs », Hermès, La Revue, 2012/3 (n° 64), p. 193-198. URL: https://www.cairn.info/revue-hermes-la-revue-2012-3-page-193.htm

[3] In dat opzicht is volgend boek een echte aanrader: « Bâtiment 7 : Victoire populaire à Pointe-Saint-Charles », La pointe libertaire, Les Editions Ecosociété, 2013.

[4] Passage uit het artikel « Autonomie et lutte à l’embourgeoisement au Bâtiment 7 » door Marchy - 17 september 2018 

Commons Josaphat, de twintigste gemeente van Brussel, West Station Skatepark in Charleroi en Frich Boch in La Louvière … In België bestaan net zoals in Montreal tal van initiatieven om het stadsweefsel te ontwikkelen.

In deze publicatie verkennen we uiteenlopende initiatieven en mogelijkheden die allen vallen onder de noemer van ‘gezamenlijke opbouw van de stad’. Logischerwijs leggen ze ook het omvangrijke en vrij vage aspect van commons bloot, zowel in Brussel als Canada. Zonder een echte typologie uit te werken, reisden we met enkele aandachtspunten van onze eigen beperkte Brusselse en Belgische context in ons achterhoofd naar de andere kant van de Atlantische Oceaan. Daar ontdekten we de meest diverse initiatieven, zoals Bâtiment 7 – een vastberaden groep militanten – of Aire Commune, dat minder radicaal, maar hervormingsgezinder is en ook de groepen die eerder een pragmatisch antwoord zoeken voor een probleem, zoals Ateliers Créatifs, kwamen aan bod. Ieder voorbeeld was een verrijking en voedde ons overleg over de vele vragen die er zijn …

Welke realiteit gaat schuil achter de commons?

De gemeenschap van de ‘commoners’ is per definitie een vrij gesloten groep die in zekere mate openstaat met als doel het gemeenschappelijke goed. Ze maken dus niet allemaal deel uit van de gemeenschap, of toch niet op dezelfde manier. Wie bepaalt dan de toegang? En welke personen worden toegelaten om passief of actief bij te dragen aan de totstandkoming van het gemeenschappelijke? In Brussel moeten we bijvoorbeeld een onderscheid maken tussen de acties van Entrakt, een bedrijf dat met zijn praktijken en plannen wel degelijk gericht is op het maken van winst, en Communa vzw en Woningen123Logements anderzijds, die voornamelijk sociale en culturele doelen voor ogen hebben en helemaal anders te werk gaan.

De rechtsvorm beïnvloedt in grote mate de sociale integratie. Ilôt 84 (Aire Commune) heeft niet lukraak gekozen voor een OSBL ASBL? (vzw) als rechtsvorm om voornamelijk haar culturele invloed te benadrukken. Toch gaat ze gebukt onder de pragmatische nood aan financiering om die invloed ook te kunnen uitoefenen. Het publiek wordt dus niet langer bereikt op basis van de locatie of de omgeving, maar op basis van zijn economisch kapitaal en wat de mensen bereid zijn te betalen voor de verschillende events evenementen. Andere organisaties die nochtans duidelijk gericht zijn op het verkopen van diensten, zoals Entremise, slagen er van hun kant wel in om daar aan te ontsnappen en non- (of minder) profitvooruitzichten te bieden aan klanten en ruimtes die vroeger niet verbonden waren met de betrokken gemeenschappen.

In beide gevallen heeft de keuze voor een bepaalde organisatievorm dus een invloed op de werking van het project. Zo slaagt de OSBL ASBL? Ilôt 84 erin om in wijken met een razendsnelle gentrificatie verwaarloosde ruimtes te esthetiseren en deze samen met basisdiensten (drinkwater, toiletten, rust- en speelplaatsen …) gratis en publiek toegankelijk aan te bieden en dat een hele zomer lang. De initiatieven van Entremise daarentegen moeten eerst en vooral de voorwaarden van een klant/eigenaar naleven, hoewel ze actief de betrokken gemeenschappen willen verbinden door de bezetting van leegstaande gebouwen. Ze stellen een activering en sociale band voor, zonder die te kunnen garanderen.

Tijdelijke bezettingen en integratie … Problemen die ook in Brussel alomtegenwoordig zijn …

Hoe komt die enorme verscheidenheid samen?

Overal (en ook bij ons) zijn die veelbelovende initiatieven uiteraard niet bestand tegen conflicten of spanningen. Dat hebben we zelf ondervonden bij de groepen die we bezochten, die niet noodzakelijk op dezelfde manier werken. Twee onder hen zijn zelfs buren: Champ des Possibles en Aire Commune. Ze geven in dit stuk een dubbelinterview over hun initiatieven, doelen, middelen en methodes, die soms erg uiteenlopen. Zoals blijkt uit het gesprek gaan ze regelmatig met elkaar om, aanvaarden ze elkaars aanwezigheid en communiceren ze, maar zijn er af en toe de nodige spanningen. Die conflicten en spanningen moeten beheerst worden, hetzij in Montreal, hetzij hier in Brussel.

Een ander voorbeeld van strubbelingen bestond tussen Kabane 77[1] en Entremise over de bezetting van een leegstaand gebouw aan de rand van Le Champ des Possibles. Kabane 77 is een experimenteel cinematografisch en sociaal collectief dat de locatie op een informele manier bezette. Entremise werd echter gefinancierd om tijdelijk een officiële bezetting voor het gebouw te zoeken. Kabane 77 liet luid en duidelijk horen dat ze het niet eens was met dat initiatief van het arrondissement, maar dat was maar kortstondig aangezien het gebouw in brand vloog na die officiële aankondiging.

Op welke goederen en hulpbronnen hebben de commons betrekking?

De ervaringen in Montreal toonden ons de potentiële en soms onverwachte mogelijkheden van commons. Om slechts één voorbeeld te noemen, vermelden we hier hun link met het concept ‘Fab City’. Via een deeleconomie, die aanvankelijk startte met het delen van kennis en methodes voor het creëren van voorwerpen (wat in Brussel ook al bestaat), breidde het concept ‘delen’ zich uit naar de winst, vaardigheden, ideeën, werktijd, voordelen en hulpbronnen van een economie die op verschillende plaatsen of zelfs in volledige stadsdelen kan gedijen.

De initiatieven om de stad te ontwikkelen als een gemeenschappelijk goed nemen toe en zijn veelzijdig. In dat opzicht is het moeilijk om er vat op te krijgen. Deze conclusie oppert om lessen te trekken van Montreal, in de vorm van drie vragen die gesteld moeten worden over de initiatieven. Meer nog dan (gedeeltelijke) oplossingen aan te brengen, willen we onze dagelijkse realiteit belichten door onze blik te verruimen, om sterker terug te keren.

[1] https://www.facebook.com/pg/Kabane77/about/?ref=page_internal

Een richtplan van aanleg (RPA of PAD – plan d’aménagement directeur) is een nieuw instrument in het arsenaal van de Brusselse stadsplanning. Na een eerste serie openbare onderzoeken in april van dit jaar (voor Kazerne, Ninoofsepoort, Weststation en Mediapark), waren deze herfst de PAD’s Josapat, Heyvaert, Delta-Herrmann-Debroux en Wet aan de beurt. In een volgende fase is het aan Heizel, Defensie en Maximiliaan-Vergote. Over heel Brussel hebben deze plannen dus een effect ofte impact.

 Een stad bouw je best met visie, en liefst van al een degelijke visie. Daarom geven we om te beginnen onze algemene aanbevelingen over dit instrument. Deze aanbevelingen klinken misschien bekend in de oren voor wie ons beter kent (check onze analyse van het regeeraakkoord en onze eerdere algemene aanbevelingen). Omdat onze boodschap nog steeds staat als een huis, zetten we ze nog eens netjes op een rij.

1.          Evalueer

We vroegen om een PAD-pauze, die kwam er helaas niet. Toch blijven we er stiekem op hopen. Er is nog tijd om even wat gas terug te nemen. Neem een adempauze, evalueer en stuur alsnog bij. Rome is ook niet op één dag gebouwd. Na een eerlijke evaluatie moet men ook het geweer van schouder durven te veranderen. Dit zowel inhoudelijk als procedureel.

2.         Bekijk het ruimer

Per plan blijft men strikt binnen de afgebakende perimeter. Dat de studiebureaus of administraties toch ruimer keken of dachten (gelukkig), blijk niet altijd uit de plannen zelf.

Waarom aan het strategisch luik geen ruimere perimeter voorzien? Zo kunnen de planners de visie op de ruime omgeving verduidelijken. Ze verhelderen dan meteen hoe ze de doelstellingen van het strategisch luik willen halen. Vaak zijn daarvoor ingrepen nodig die buiten de perimeter vallen. Een ruimere perimeter in het strategische luik maakt ook de samenhang (of niet) met vaak al bestaande plannen in de buurt duidelijk.

Geef het strategische luik van het plan een ruimere perimeter

Men lijkt wel bang te zijn van dit (te?) machtige instrument. Dat hoeft niet. Het reglementaire luik kan zich beperken tot de zones waar er een aanpassing van de wet of het gewestelijk bestemmingsplan nodig is.

De ruimere blik is ook nodig bij de effectenstudie. De effectenstudie moet (minstens) de gezamenlijke impact bestuderen van de projecten in de uitgebreide perimeter. En natuurlijk het effect van de PAD zelf op die perimeter.

3.         Plannen en uitvoeren: twee handen op een buik

Coherentie tussen plannen en uitvoeren was het paradepaardje van de vorige regering. En één van de redenen voor de oprichting van Perspective en de Maatschappij voor Stedelijke Inrichting (MSI). En wat zien we? De plannen zijn wel af, maar de operationele visie ontbreekt. Nochtans is een operationele visie belangrijk om het plan beter te begrijpen en om het op zijn merites te beoordelen.

Denk daarbij bijvoorbeeld aan het type huisvesting dat men wil realiseren. Daarover mag het wettelijke luik niets zeggen, maar zelfs in het strategische luik staat er niets over in. Nochtans gaat het in verschillende PAD’s over publieke gronden en zijn er soms – achter de schermen - vergevorderde besprekingen gaande met bijvoorbeeld Citydev of sociale huisvestingsmaatschappijen.

De planners weten dus vaak goed wat ze willen, maar het staat niet in de PAD omdat dit bij het operationele deel zou horen. Wij vinden echter logisch dat een PAD op z’n minst aangeeft welk type huisvesting men wil (laten) realiseren. En idealiter staat er ook bij wie dat gaat realiseren. Wanneer het over een privé-project gaat, dient de bestemming van de stedenbouwkundige lasten transparant deel uit te maken van de PAD.

Ook belangrijk om te weten: wat zijn de engagementen van de MIVB en Mobiel Brussel? Zijn er wel plannen voor die broodnodige tram? En is er een akkoord met Leefmilieu Brussel over de groene zones en hoe ze het gaan aanpakken? Moeten er gronden overgedragen worden, …? Dat zou allemaal ook in de operationele nota moeten komen.

Ons standpunt is: die operationele nota moet gewoon bij de PAD, omdat het een duidelijker beeld geeft van het plan zelf.

4.         Voorzie publieke woningen en meer

We willen graag dat de PAD verduidelijkt welk type woningen er worden gepland. Bij deze alvast een paar algemene vuistregels:

  • Privé-projecten met meer dan 1000 m² woningen moeten 15% sociale woningen bevatten en privé-projecten met meer dan 10.000 m² 25% sociale woningen.

Wanneer het over publieke gronden gaat:

  • La totalité du terrain reste propriété publique ou commune. Des mécanismes soient mis en place pour garantir cette propriété non-spéculative à long terme.
  • Pour tous les logements construits sur le terrain, des droits réels soient utilisés pour séparer la propriété du terrain de la propriété du bâti, quel que soit l’opérateur (public, commun ou privé).
  • Tous les logements construits sur le terrain soient accompagnés de conditions anti-spéculatives, permettant que les logements restent pour toujours accessibles financièrement aux publics cibles initiaux. Ainsi, on évite que la plus-value générée par l’investissement public soit accaparée par les propriétaires privés et que le site devienne inaccessible pour des personnes à revenus modestes.

5.         Geef tijdelijk gebruik een echte kans

Het effect van het tijdelijke gebruik op het effectieve plan of de doorgroei van het tijdelijke naar het permanente is over het algemeen weinig of niet uitgewerkt. Nochtans wordt er in verschillende PAD’s in de praktijk mee geëxperimenteerd. Dit moet beter uitgewerkt worden in de eigenlijke tekst van de PAD’s.

En vooral: die experimentele fase moet meer tijd krijgen. Nu zijn de projecten eigenlijk al beslist van bij de aanvang. Het effect van het tijdelijke gebruik op het project is daardoor bijna onbestaande. In het beste geval ligt het tijdelijk gebruik in het verlengde van het concept van de PAD zoals bij Kazerne. Toekomstige PAD’s zouden minder snel ‘vast’ moeten liggen, zodat er echt transitiegebruik mogelijk is, waaruit alle actoren samen lessen kunnen trekken.

6.         Maak een algemene impactstudie

En we zien die groot deze keer. Maak er eentje van alle PAD’s waar men mee bezig is. Zeker de impact op groen en biodiversiteit verdient extra aandacht. Elke PAD voorziet vaak wel een park of wat groen. Maar wanneer je alle plannen samen bekijkt, ook diegenen die niet in openbaar onderzoek zijn, is de impact op de open/groene ruimte indrukwekkend.

Maak een impactstudie van alle PAD’s samen met extra aandacht voor groen en biodiversiteit

Er wordt nergens expliciet ingezet op groen als belangrijkste functie of overwogen niet te bouwen. Densifiëren via de PAD’s is nu eenmaal de makkelijkste weg om snel veel woningen te realiseren. Wat natuurlijk te maken heeft met de prijs die de overheid betaalt voor de gronden die ze zelf wil ontwikkelen. Een prijs die ze nochtans zelf de hoogte instuurde door ontwikkelingscijfers voor te stellen voor gronden die ze nog niet hadden. Gevolg: alles wordt duur betaald en dan gaan de Excel files rollen en moet er return on investment zijn. En natuur is daarbij de zwakste schakel.

7.          Geef prioriteit aan groene ruimten 

Zoals gesteld in punt 6, stellen we jammer genoeg vast: geen enkele, tot nu toe bestudeerde RPA maakt van natuurbescherming en biodiversiteit een prioriteit. Conform het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO), zou de ruimtelijke structuur van de RPA’s net prioriteit moeten geven aan de versterking van de groene en blauwe netwerken. Dat GPDO is er niet voor niets…

Men moet bij het bouwen meer rekening houden met de impact op de natuurlijke en groene ruimten. De voorgestelde verdichting gebeurt te vaak ten koste van de natuurlijke ruimten.

Wanneer definieert het Gewest een ambitieuze en beschermde groen-blauwstructuur?

PS bij dit lemma: los van de opmaak van de Richtplannen zou het goed zijn dat het Gewest een ambitieuze en beschermde groen/blauwe structuur vast legt.

8.          Stel duurzaamheid centraal

Het RPA moet een voorbeeldfunctie vervullen op vlak van duurzaamheid. Het moet strikter de ambities weerspiegelen van het GPDO. Kortom, ook bij de opmaak van een RPA kunnen (o.a.) de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN als leidraad worden genomen.

Integreer de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN in de PAD’s

De aanbevelingen van het Milieueffectenrapport (MER) zouden beter moeten worden geïntegreerd in zowel in het strategische als het regelgevende luik. Deze hebben onder meer betrekking op ambities op het gebied van energieprestaties, aanpasbaarheid van gebouwen, kringloopeconomie, ontwikkeling van de economische activiteit, sociale dynamiek, vergroening en bescherming van de biodiversiteit, uitvoering van de doelstellingen inzake stadslandbouw, water- en afvalbeheer.

Ook in deze geest zou het goed zijn een PAD te kunnen laten evolueren na een monitoring.

9.          Maak de stad klimaatbestendig dankzij de PAD's

In de context van klimaatverandering moeten de RPA’s bijdragen tot het minimaliseren van de effecten daarvan, onder meer tot het reguleren van de temperatuur in de stad. Dit punt verdient uitdieping.

Gebruik de PAD’s om de strijd aan te binden met de warmte-eilanden

We stellen voor een hoofdstuk toe te voegen over klimaatbestendigheid, wat het mogelijk zou maken maatregelen voor te stellen die gericht zijn op het minimaliseren van de effecten van de klimaatverandering, zoals bijvoorbeeld maatregelen om de strijd aan te binden met de warmte-eilanden (vegetatie, stadsinfrastructuren, zoals materiaalkeuze, regenwaterbeheer, ...).

10.         Rol een systeem van planbaten uit

Een klassieker voor BRAL! Brussel moet dringend werk maken van een plan om deftig planbaten te innen. Een planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een perceel krijgt door een bestemmingswijziging of wanneer de regels veranderen. Wat geval is bij een Richtplan van Aanleg. Als men om een goede reden een privé-ontwikkelaar plots toelaat om extra geld te verdienen, moet men klaar staan met een systeem een (ferm) deel van die extra winst af te romen.

Je leest er alles over in ons artikel Planbaten voor dummies op onze website.

11.          Faseer de regelgeving

Het is nuttig om het regelgevende luik in fases op te maken en in te voeren. Dat wil zeggen: eerst de regels voor een deelgebied waar de werken in de nabije toekomst zullen starten en pas later voor de andere terreinen. Dit laat ook makkelijker toe te monitoren, evalueren en effectief bij te sturen.

Quote: Faseer de regels zodat je op tijd kan bijsturen en planschade kan vermijden.

We willen vermijden dat projectontwikkelaars bouwrechten te snel als ‘acquit’ zien. Als achteraf blijkt dat het misschien toch geen goed idee is om op plaats X een woontoren te bouwen en de eigenaar had die toren al in z’n boekhouding ingepland, wordt het moeilijk voor de vergunningsgevende overheid om die toren nog te weigeren. Mogelijk claimt de promotor dan dat hij planschade oploopt en jaagt hij zo de overheid op kosten. De situatie rond het Zuidstation toont aan dat dit geen hersenschim is. Onder meer de NMBS gaat er namelijk al klakkeloos van uit extra te kunnen bouwen dankzij de PAD.

12.          BRAL’s voorstel voor een gefaseerd planproces per PAD

  1. Zes maanden participatie en visievorming.
  2. Een openbaar onderzoek over de eerste visienota, over de effecten die verder moeten bestudeerd worden en over de alternatieven.
  3. Het bureau dat de visie ontwikkelt en het bureau dat de effecten bestudeert, werken samen het document af.
  4. Publieke voorstelling van de meer uitgewerkte en definitieve visie + het bijbehorende regelgevende luik (zeer belangrijk!) net voor het openbaar onderzoek, zodat mensen goed geïnformeerd zijn.
  5. Openbaar onderzoek van het ontwerp van de PAD. De administratie motiveert haar beslissingen wanneer ze niet rekening houdt met de bezwaren van de burgers.
  6. Een gefaseerde uitvoering van de PAD met na verloop van tijd een evaluatie van de eerste stappen en eventueel een lancering van het wetgevend luik voor een 2de deelgebied.

We geloven dat deze twaalf geboden voor de richtplannen van aanleg de stad op weg kunnen helpen naar een integrale stedenbouwkundige visie met duurzame impact die goed is voor de Brusselaars. Amen! 

De richtplannen van aanleg anno 2019: challenge accepted

Met een enorme krachtinspanning schreven burgers, comités en adviesraden de ziel uit hun lijf. Ok, we overdrijven een beetje. Toch kan je de impact van de richtplannen van aanleg op de Brusselse stadsplanning moeilijk onderschatten.

BRAL deed een flinke duit in het zakje. Naast onze algemene aanbevelingen part II, kan je het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie lezen over de PAD Mediapark, onze bezwaarschriften van de PAD Josaphat en Heyvaert, die van de PAD Herrmann-Debroux (reageer ook tot 9 december), en onze analyse over de PAD Loi, met de adviezen en opmerkingen van andere belanghebbenden als bonus (reageer nog snel tot 5 december).

Hopelijk doet Perspective nu haar huiswerk evengoed als de burgers en houdt ze rekening met onze opmerkingen!

De regering belooft rekening te houden met de opmerkingen die gegeven werden tijdens het openbaar onderzoek van het richtplan van aanleg Mediapark. Nu ook de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie haar advies bekend maakte, dringt zich maar één conclusie op.

Als sluitstuk van de talloze bezwaarschriften die werden gemaakt door burgers, wijkcomités, administraties en de andere adviesraden (waaronder ook BRAL) maakte nu ook de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie haar advies publiek. Je leest het hier.

De Gewestelijke Ontwikkelingscommissie (GOC) adviseert over onder andere “de ontwerpen van Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO), van gewestelijk bestemmingsplan (GBP), van richtplannen van aanleg (RPA), van gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen (GSV), en over de ontwerpen van gemeentelijke ontwikkelingsplannen (GemOP).”

“Dit plan moet terug naar de tekentafel”

Het richtplan van aanleg Mediapark is één van 4 eerste richtplannen van aanleg waarover de GOC zich boog. Het advies voor het Richtplan Kazerne (minder controversieel) staat ook online. De algemene opmerkingen en de adviezen over de richtplannen Ninoofsepoort en Weststation komen er nog aan. Het duurt een tijdje vooraleer de commissie haar advies uitbrengt omdat ze dat pas doet nadat alle andere bezwaren werden ingediend. En ze wil de regering de kans geven te reageren. Vandaar dat het document een ineens ook een mooi overzicht geeft van de ingediende opmerkingen én er een antwoord op geeft. Dit is dus het finale advies dat naar de regering gaat.

De regering kan dit advies niet zomaar naast zich neerleggen”

Kortom, de regering kan dit niet zomaar naast zich neerleggen. We citeren:

  •  “De Commissie steunt het verzoek van de reclamanten om het beboste karakter van het park van 8 ha zoveel mogelijk te behouden, vooral omdat er in dit deel van het Gewest zeer weinig groene ruimten zijn.”
  • “Zij is van mening dat het RPA proactiever zou kunnen zijn bij het voorstellen van maatregelen die bedoeld zijn om zowel de ecologische als historische kenmerken van de site te behouden.”
  •  “De Commissie dringt er namelijk op aan om de natuurlijke kenmerken van dit bos (het wilde ‘Georginbos’ nvdr.) te kunnen handhaven om de biodiversiteit ervan te behouden.”

Conclusie: de inplanting van de gebouwen moet herbekeken worden. Gevolg: dit plan moet terug naar de tekentafel.

Beloftevol

Meer huisvesting in de kantoorgoot genaamd Wetstraat: yés. Meer plaats voor fietsers en voetgangers, laat maar komen! Meer publieke en groene ruimte, ook niet te versmaden. En is dit RPA geen pleidooi voor een vermindering van het aantal rijstroken op de Wetstraat? Ook goed: betere Noord-Zuidverbindingen waardoor de Wetstraat al iets meer een overbrugbare canyon wordt. Om maar te zeggen: ’t ziet er op het eerste zicht een beloftevol plan uit.

Waarom dan toch zeuren?

  • Veel intenties zijn … intenties.
  • ’t Is duidelijk dat het een plan ‘op maat’ is om twee specifieke projecten te kunnen vergunnen. Projecten die wat wringen met de uitgangspunten bovendien. Dat de regering plooit voor de verzuchtingen van Europese instellingen, is niet ok maar te begrijpen. Dat ze dat ook doet om een privé-ontwikkelaar de beloofde vergunning af te leveren, lijkt wel hard op à la tête du client. Zie ook het persbericht en dit artikel (beiden in samenwerking met de buurtcomités).
  • In het plan staat de wil om woningen, collectieve voorzieningen, publieke ruimte etc. te creëren. Tegelijk is men niet van plan om te tornen aan het huidige aantal m² kantoren. Dat betekent een stevig aantal éxtra vierkante meter op dezelfde oppervlakte. Oftewel: er wordt stevig in de hoogte gebouwd. Dat op zich is niet altijd problematisch. De extra (auto)mobiliteit en parkeerplaatsen die er blijkbaar gepaard mee moeten gaan, is dat wel. Net zoals de impact op historische zichtassen en de potentiële slagschaduwen op de omliggende wijken. We schrijven ‘potentiële’ omdat de PAD geen concrete projecten voorschrijft, maar de lijnen uitzet waarbinnen projecten van verschillende vormen zich kunnen realiseren.
  • Het plan is problematisch omdat het – in theorie - de volledige afbraak en opbouw van alle gebouwen in de Wetstraat impliceert. Afbraak en heropbouw op zo’n grote schaal is om milieuredenen problematisch (grondstoffen, co2-uitstoot, energie, …). De werf van de eeuw zou ook een uitgekiende coördinatie vereisen tussen de vele ontwikkelaars/eigenaars. We schrijven in theorie, omdat een eigenaar ook gewoon niets kan doen (of het gebouw renoveren). In dat geval krijgt hij geen extra vierkante meters bouwrechten cadeau.

Samengevat: in het worst case scenario dient dit plan enkel om de kantoortoren Realex én de ‘Loi 130’ van de Europese Commissie vergund te krijgen. Dat laatste gebouwencomplex van 175.000 tot 190.000 m² langs de Etterbeeksesteenweg zal trouwens geen woningen omvatten. Nochtans ligt dit complex langs een as die in vroegere plannen naar voor werd geschoven als dé as om de woonfunctie te versterken. Wanneer het uiteindelijke project bekend is, zullen we het op z’n merites beoordelen, maar het feit dat er geen woningen worden voorzien maar wel veel parkeerplaatsen worden gevraagd is zeer problematisch.

Kortom, dat kan beter.

Voorstellen BRAL

  • Wees explicieter en veranker meer in het wettelijk luik

De achterliggende gedachte is dat we ons willen verzekeren dat de goede elementen geen schone schijn zijn én dat, indien er gedensifieerd wordt, de negatieve aspecten er van zo min mogelijk zijn.

  • Maak van de Wetstraat het symbool voor klimaat- en milieuambities

BRAL vraagt twee rijstroken van de Wetstraat te schrappen. Die ambitie zien we graag niet enkel in het ‘strategische luik’ maar ook zwart op wit in het reglementaire luik. Parallel daarmee dienen de omliggende wijken beschermd te worden tegen doorgaand verkeer. Het nieuwe Gewestelijk Mobiliteitsplan Good Move voorziet in mobiliteitscontracten en bijbehorende lokale circulatieplannen. Het lijkt ons aangewezen dit nieuwe instrument in stelling te brengen.

De twee geschrapte rijstroken zullen met plezier worden ingenomen worden door andere vervoersmodi. Meer plaats voor de voetgangers, maar ook langs weerszijden brede fietsbanen die plaats bieden én voor de gewone fietsers én voor de cargobikes, pedelecs, opgefokte trottinetten en andere coureurs. De Wetstraat verdient het de Europese klimaat- en milieuambities te symboliseren.

Belangrijk gevolg van deze duidelijke keuze: het is niet meer nodig de facto de rooilijn te laten verspringen (waardoor de Wetstraat breder wordt) om meer plaats te maken voor de niet-automobilisten. Je kan het op specifieke plekken inzetten om de publieke ruimte te versterken.

  • Beperk het aantal parkeerplaatsen

Verder bouwend op de voorbeeldfunctie van de Wetstraat: wie ervoor kiest te komen wonen en/of te werken op de met het openbaar vervoer best bereikbare plaats van België heeft geen auto nodig. Om dat aan te moedigen, kunnen we dankzij een RPA afwijken van het verplichte aantal parkeerplaatsen. Laat er ons een getal op plakken: max 1 parkeerplaats op 500 m2 kantoren en max 1 parkeerplaats op 2 woningen. Dat laatste is zelfs niet vooruitstrevend want dat is een bestendiging van de huidige situatie in Brussel waar slechts één op de twee gezinnen een auto heeft. Die garages kosten de ontwikkelaars trouwens veel geld. Geld dat ze beter kunnen investeren in een mobipunt. 

Bij de locatie van de toegangen tot die parkings is het bovendien nodig dat deze 1) goed bereikbaar zijn vanaf de Wetstraat, om onnodig verkeer te weren uit de achterliggende wijken, en 2) het kruisen van de verbrede voet- en fietspaden op een veilige manier te laten gebeuren.

  • Maak wonen betaalbaar

BRAL vraagt dat wettelijk luit vermeld dat 25% van de gerealiseerde woningen sociale woningen zijn. RPA Heyvaart doet het, het kan dus.

  • Kwantificeer de vergroening

Een van de leuke dingen aan de Zonale Stedenbouwkundige Verordening (het plan dat dit Richtplan voorafging), was een nieuwigheid: de biodiverstiteitscoëfficient. Dat stierf een stille dood maar ondertussen werkte men aan een nieuwe ‘+’-versie. De Wetstraat is een grotendeels betonnen vlakte, maar we hopen dat dit plan het minerale karakter toch wat kan dempen. Vandaar onze vraag de biodiversiteitscoëfficient (in zijn nieuwe vorm) terug in te voeren. Kwestie van zeker de publieke ruimte en de binnenterreinen maximaal te vergroenen.

Over de verdichting / de torenkwestie

Er niet over praten, zou zoiets zijn als de olifant in de kamer negeren. We moeten het hebben over de torenkwestie.

De geprojecteerde torens zijn voor veel mensen de steen des aanstoots van dit plan. Het gaat erom dat men toelaat hoger te bouwen, voornamelijk om woningen te creëren en publieke ruimte af te dwingen bij projecten van meer dan 5000 m². Kleinere percelen moeten voor groene binnengebieden zorgen. ’t Is te zeggen: wie voldoet aan de voorwaarden, wordt beloond met één of twee torentjes. Men gebruikt dus de tactiek van de wortel. Ook belangrijk: dit is een scenario. Verschillende inplantingsalternatieven zijn mogelijk. 

We leggen even kort de spelregels uit van de torenmonopolie. Stel, ik ben een eigenaar van een perceel in de Wetstraat. Wat kan ik doen?

  1. Niets of renoveren. Je krijgt geen m² extra. Ook niet de klassieke optopping om de zoveel tijd. ’t Is ook niet de bedoeling dat er, zoals nu, afwijkingen worden goedgekeurd.
  2. Meespelen en tot 30% meer mogen bouwen dan wat ik nu heb. Maar dan moet ik dus ook woningen bouwen, groen voorzien etc.
  3. Ik bezit een heel groot perceel, meer dan 5000 m², of ik verzamel mijn buren rond één groot project. Veel gedoe, maar kassa kassa! Tot 50 % extra verdichten. Er is geen publieke incentive of systeem voor de eigenaars om zich te organiseren. Het zicht op meerwaarde zou voldoende moeten zijn.

Het maximale resultaat van die verhoging ziet er best indrukwekkend uit. Zeg maar afschrikwekkend. Los daarvan, in de praktijk is het gelukkig niet zo eenvoudig tot dit resultaat te komen. Eigenaars met verschillende belangen en huurders laten samenwerken of geduldig al je buren uitkopen, is niet zo voor de hand liggend. En waarom moeite doen als je eigenlijk al meer dan genoeg verdient aan de verhuur van je kantoorgebouw? Ook onze Minister-President liet al uitschijnen dat het ‘wel niet zo’n vaart zou lopen’. Kortom, veel eigenaars zouden niet toehappen. Maar het maximale scenario is dus wel mogelijk.

Mobiliteit is nog het minst van de zorgen …

Op het eerste zicht is het probleem niet zo groot. De perimeter van de PAD Loi is het best ontsloten gebied van Brussel met het openbaar vervoer. De auto maximaal weren is dus mogelijk. En daarmee is veel van de overlast, o.a. van de auto’s die in en uit de parkings rijden en voor extra druk op de parallelle straten zorgen, van de baan. Het versmallen van de Wetstraat en strengere parkeernormen zijn een sine qua non.

Een visie op hoogbouw gevraagd

Omdat het ontbreekt aan een gewestelijk visie op hoogbouw, kan een richtplan als dat van de Wetstraat voor onzekerheid en protest zorgen bij de buurtbewoners. We herhalen daarom onze commentaar op het bij het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GDPO):

“We hadden graag een échte hoogbouwnota gezien waarop dit project GPDO kan verder bouwen. Dat is dan ook onze eerste oproep: maak een échte hoogbouwnota. Zo wordt duidelijk wat de redenering is achter bepaalde keuzes en kan er een deftig publiek debat plaatsvinden rond dit thema.”

De administratie heeft die visie dus niet. Hoogstens een eerste aanzet tot (ter voorbereiding tot het GPDO).

We hernemen ook deze aanbeveling:

“Het belangrijkste is dat er voor een goed voortraject tot de bouwaanvraag voor een toren wordt gezorgd. Het traject van de bouwaanvraag zelf moet anders verlopen dan voor een gewone bouwaanvraag en specifieke vragen dienen gesteld te worden. (Wat met stadsbeeld? Mobiliteit? Welk gabarit? Hoe beslissen we dat? Omgevingseffecten etc. en uiteraard ook over de gerealiseerde meerwaarde).”

Impact op de omliggen wijken en zichtassen

De impact op historische zichtassen en de potentiële slagschaduwen op de omliggende wijken krijg je niet weggemasseerd door de randvoorwaarden of goede architectuur. Schaduw blijft schaduw voor een omwonende. En de visuele impact zal heel groot zijn vanuit tal van Brusselse plekken en zichtassen. Zeker het maximale scenario is vanuit dit standpunt overweldigend.

Omdat historische zichtassen de specialiteit zijn van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen laten we hun aan het woord (hun advies is voorlopig enkel in het Frans verkrijgbaar) (zie ook de afbeelding):

“La CRMS conclut en s’oppposant fermement, aux gabarits projetés des immeubles du PAD Loi, qui (…) altéreront irrémédiablement des perspective paysagères emblématiques de Bruxelles : la perspective monumentale des Arcades du Cunquantenaire, le Quartier des Squares, le Parc Royal, la Place Royale, la Place des Palais, les Square Frère Orban, ... Peut-on raisonnablement accepter qsue la restructuration d’une seule rie, aussi stratégique soit-elle, puisse à ce point altérer d’autres quartiers, tout aussi importants pour l’identité de la Région de Bruxelles-Capitale ?"

Kortom, voorzichtigheid is dus geboden wanneer men een plan uitwerkt met een impact op zo’n grote schaal.

Stel de ambities bij

Wanneer we bij bovenstaande elementen ook nog eens de stelling hernemen dat waarschijnlijk een groot deel van de eigenaars toch niet zal gaan ingaan op de voorgehouden wortel (en dus alles bij het oude zullen laten), kan je je afvragen of het sop de kool wel waard is. Hoe dan ook: deze PAD neemt te grote risico’s voor een te onzeker en potentieel nefast resultaat.

We stellen voor de risico’s van te ondoordachte hoogbouw op z’n minst te beperken. Dat kan door deze PAD – wat betreft densificatie -  in de eerste plaats te beperken tot de grote bouwblokken (> 5000 m²) waar men een relevante en kwalitatieve publieke/groene ruimte kan creëren. Waardoor ineens het canyon-effect wat getemperd wordt. En waar men dus ook inzet op woningen en collectieve voorzieningen. In ruil daarvoor mag er dan hoger gebouwd worden. Vanzelfsprekend rekening houdend met slagschaduwen, historische zichtassen etc. Op die specifieke plekken gaat de regering dan ook proactief te werk om zijn doelstellingen te halen. Vanzelfsprekend dient de publieke ruimte echt publiek te zijn, de grond dient gewoon te worden overgedragen, en de collectieve voorzieningen écht voor iedereen. Geen crèche voor enkel de kinderen van EU-ambtenaren. Of een koffiebar voor de politie zoals bij het Rijksadministratief centrum.

Koppel de densificatie van de grote bouwblokken aan de constructie van échte groene en publieke ruimte.

De kleinere percelen behoeven geen ingrepen, huisvesting wordt er aangemoedigd binnen het huidige kader. Door de rooilijn te behouden is een volledige afbraak- en opbouwscenario niet nodig. Goed voor de bilan carbone van dit plan!

Beperk de ecologische voetafdruk

De ecologische voetafdruk van de volledige afbraak van een gebouw en het opnieuw optrekken van een ander is bijzonder hoog. Vandaar 1) Dat het de uitzondering dient te zijn en niet de regel en 2) Het belang van een paspoort van materialen van elk nieuw gebouw. Dit laatste impliceert het gebruik van makkelijk herbruikbaar materiaal. Een echt duurzaam gebouw is trouwens moduleerbaar zodat het zich kan aanpassen aan andere gebruiken in de toekomst.

En ook nog

Omdat niet iedereen de moeite neemt onze algemene aanbevelingen te lezen, lichten we er twee uit die voor dit plan heel belangrijk zijn.

Fasering & evaluatie

Een RPA moet gemonitord worden. Voorzie een fasering, monitor en stuur bij. Leg dan ook niet direct alles wettelijk vast, maar bepaal waar je eerst wil rond werken. Kortom, stel prioriteiten. Zeker in zijn huidige vorm is dat absoluut noodzakelijk. Al is het maar omdat we anders niet alleen met de grootste werf ooit zitten, maar ook met de meest chaotische. Maar we gaan er voor de duidelijkheid dus van uit dat het RPA in zijn huidige vorm er niet komt.

Perimeter

De Wetstraat is geen eiland. We begrijpen dat het wettelijk luik zich moet beperken, maar vlak buiten de perimeter staat er van alles te gebeuren. Zo komt er een gebouw van Europese Commissie leeg te staan en is de Stad Brussel bezig met een Bijzonder Bestemmingsplan. Zeker het strategische luik zou daarom verder en breder moeten kijken dan de Wetstraat lang is. En zo krijgt de burger zicht op het bredere plaatje.

Samengevat: dit RPA is een interessante denkoefening én bevat goede principes. Maar hij neemt te grote risico’s voor een te onzeker en potentieel nefast resultaat.

Reageer nog tot 5 december

Het plan is nog in openbaar onderzoek tot donderdag 5 december, aarzel niet om – op de valreep – alsnog je opmerkingen door te geven aan Perspective.

Na het lezen van dit artikel nog inspiratie nodig? Lees dan ook het (negatieve) advies van de Stad Brussel, De Koninklijke Commissie Monumenten en Landschappen, De Groupe d’Animation du Quartier Européen de la ville de Bruxelles (GAQ), comité Tervuren, …

Gisteren nog op de post gedaan, vandaag online te lezen: de officiële BRAL-bezwaarschriften bij de richtplannen Josaphat en Heyvaert.

Maandag 2 december 2019 liepen de openbare onderzoeken af voor beide plannen. Vanzelfsprekend gaven we onze opmerkingen door.

PAD Josaphat

Samengevat: Als er één gebied is dat het verdient dat van groen & biodiversiteit de prioriteit wordt gemaakt, is het de Josaphatsite.

Welk effect hebben alle PAD’s samen op groen, biodiversiteit en klimaat? Ook in het huidige kader van de richtplannen van aanleg komt er geen antwoord op deze vraag. Bij gebrek aan antwoord op deze vraag, bij gebrek aan duidelijke keuzes en uit respect voor de enorme rijkdom aan dieren en planten op site zegt ook BRAL: ‘Sauvons La Friche Josaphat

PAD Heyvaert

Wat de plannen voor de Heyvaertwijk betreffen: het Zennepark, de aanvaardbare verdichting en de keuze voor het behoud van productieactiviteiten zijn goede uitgangspunten. Ze worden ook geconcretiseerd in een wettelijk luik dat telkens duidelijk maakt waarom er van een bepaalde stedenbouwkundige regel wordt afgeweken via dit RPA. Fijn. Toch is er één belangrijk aandachtspunt: we vrezen voor een zekere windowdressing wat betreft de productieactiviteiten.

Wat we daarmee bedoelen? Check ons bezwaarschrift!

De PAD Herrmann-Debroux draait grotendeels rond het hertekenen van een van de grootste toegangspoorten tot de stad. Het beoogt op termijn de afbraak van het viaduct van de E411. In de plaats moet een stedelijke boulevard komen. Deze vormt niet langer een breuk in het stedelijk landschap, maar laat ruimte voor dwarsverbindingen en verhoogt de levenskwaliteit.

Stedelijke boulevard

BRAL juicht toe dat deze PAD een van de grootste littekens van de autostad aanpakt. De uitdagingen zijn echter enorm. Dagelijks stromen er langs dit viaduct 101.000 auto’s Brussel in en uit. Dat moeten we minstens halveren om een stedelijke boulevard mogelijk te maken. BRAL blijft herhalen dat de zonale heffing hierin cruciaal is. Zonder dreigt een aanzienlijk deel van deze autostromen over te lopen in de omliggende wijken. Alleen als je als automobilist de juiste kostprijs betaalt voor je verplaatsing, ga je de alternatieven overwegen.

Waar komt mobiliteit in al zijn vormen best samen?

De PAD zet volop in op de realisatie van een mobiliteitsknooppunt, gekoppeld aan een nieuw te ontwikkelen P+R. De PAD stelt voor om deze te ontwikkelen ter hoogte van de ADEPS site, onder de rijweg.

Hoe overtuig je een automobilist, die al een uur in de file stond, om dicht bij de stad te parkeren om over te stappen op het openbaar vervoer?

BRAL stelt zich ernstige vragen bij de keuze voor deze locatie. Hoe ga je de automobilist – die vanaf Waver al bijna een uur staat aan te schuiven - overtuigen om de wagen achter te laten op het moment dat hij bijna ter bestemming is? Op een plaats die niet op de metro ligt? Voor BRAL moet de P+R verder van de stad. Ter hoogte van Jezus-Eik ligt de E411 volledig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. BRAL stelt voor om de mogelijkheden om daar een mobiliteitshub met P+R te ontwikkelen uitgebreid te onderzoeken, in samenspraak met het Vlaams gewest en de gemeente Overijse.

Openbaar vervoer uitbouwen

Het uitbouwen van het openbaar vervoer, in afstemming met de P+R-locatie is hierin cruciaal. De PAD stelt hier twee elementen voor:

1) de verlenging en splitsing van tramlijn 8 tot aan ADEPS; en

2) waar mogelijk aparte busbanen langs de E411.

Voor BRAL kunnen aparte busbanen op korte termijn een oplossing bieden. Deze kunnen snel in plaats gesteld worden, over de hele lengte aan Delta, zowel stadsinwaarts als stadsuitwaarts. Nu is er de absurde situatie dat er enkel een busstrook ligt richting stad tot aan de ADEPS-site. Dit deel van de E411 ligt namelijk op Vlaams grondgebied, en dus voorziet de Vlaamse overheid de inrichting ervan voor de bussen van De Lijn. Staduitwaarts ligt de E411 echter tot aan Jezus-Eik op Brussels grondgebied. Daar dus geen busstrook.

Op lange termijn zag BRAL graag een hoogwaardige oplossing voor het openbaar vervoer richting het hinterland, die ondertussen ook een P+R ter hoogte van Jezus-Eik kan bedienen. Kan de metro doorgetrokken worden? Of de tram? Of een hoogwaardige busverbinding? Wij zetten hier geen a priori, maar vragen een ernstige studie.

Landschap

Het plan houdt weliswaar rekening met het grote belang van de Woluwevallei maar benadert deze vallei wel vooral vanuit een visuele invalshoek. Het ecologische aspect en de biodiversiteit lijken daarbij minder belangrijk. Natagora gaat hier dieper op in hun bezwaarschrift. 

Alvast goed: in de effectenstudie wordt aanbevolen om de Watermaalbeek weer aan te sluiten op Woluwe. Nog beter zou zijn dit idee in te schrijven in het reglementaire luik. Zo zijn we er zeker van dat het blauwe netwerk effectief versterkt wordt.

PADbeton?

Zoals gezegd leggen wij de focus op het mobilititeitsverhaal maar de geplande bouwwoede die er mee gepaard gaat, is niet van de poes. Het omvormen van een autostrade naar een ‘boulevard’ maakt namelijk heel wat gebieden aantrekkelijker om te wonen. En er zijn natuurlijk de prachtige Woluwevallei, het Rood Klooster en het Zoniënwoud, als aantrekkingspolen. Deze PAD omvat eigenlijk verschillende sub-PAD’jes, zoals Delta, Beaulieu, de ‘driehoek en Demey.

Vooral de plannen voor Demey zorgen voor een opstoot aan protest. Buurtbewoners verzamelden zich in het collectief PAD Beton tegen wat ze een overdreven densificatie van de site vinden (zie ook de bijlages onderaan).

Ze hebben zeker een punt wanneer ze zeggen dat het geplande park veel te klein is. De effectenstudie zegt namelijk dat het park “een minimale breedte van 50 m heeft en de gehele lengte van de site (390 m) beslaat’ (p 44 van de niet-technische samenvatting). In het strategische luik lezen we dan weer van “het park heeft een minimale breedte van 27 meter” (pagina 174). Wat is het nu?

Hoe dan ook: de gewenste verdichting en hoogte van de gebouwen vereist 50 meter zoals de effectenstudie aangeeft. Door de hoogte van gebouwen errond zou het parkje van 27 meter breed grotendeels in de schaduw komen te liggen.

Daarnaast pleiten de omwonenden voor het behoud van hun uit de kluiten gewassen collectieve tuin. “Les jardins de la vignette”. Die is momenteel ideaal gelegen: goede grond, zichtbaar vanaf de straatkant en toegankelijk voor mensen met beperkte mobiliteit. Terechte bezorgdheden dus die niet zomaar opzij kunnen geschoven worden als ‘angst voor hoogbouw’. Je vindt hun belangrijkste opmerkingen in bijlage.

Reageer nog tot 9 december

Lees de plannen op de website van PerspectiveVan 10 oktober tot en met 9 december 2019 is het ontwerp van Richtplan van Aanleg (RPA) ‘Delta-Herrmann-Debroux’ in openbaar onderzoek in de gemeenten Oudergem, Watermaal-Bosvoorde, Elsene, Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe, Ukkel, Etterbeek en Stad Brussel. Reageer ook via het formulier!

Met een enorme krachtinspanning schreven burgers, comités en adviesraden de ziel uit hun lijf om te reageren op de richtplannen van aanleg (liefkozend de PAD's). Ok, we overdrijven een beetje. Toch kan je de impact van de richtplannen van aanleg op de Brusselse stadsplanning moeilijk onderschatten.

Een richtplan van aanleg (RPA of PAD – plan d’aménagement directeur) is een nieuw instrument in het arsenaal van de Brusselse stadsplanning. Na een eerste serie openbare onderzoeken in april van dit jaar (voor Kazerne, Ninoofsepoort, Weststation en Mediapark), waren deze herfst de PAD’s Josapat, Heyvaert, Delta-Herrmann-Debroux en Wet aan de beurt. In een volgende fase is het aan Heizel, Defensie en Maximiliaan-Vergote. Over heel Brussel hebben deze plannen dus een effect ofte impact.

BRAL deed een flinke duit in het zakje. Naast onze algemene aanbevelingen part II, kan je het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie lezen over de PAD Mediapark, onze bezwaarschriften van de PAD Josaphat en Heyvaert, die van de PAD Herrmann-Debroux (reageer ook tot 9 december), en onze analyse over de PAD Loi, met de adviezen en opmerkingen van andere belanghebbenden als bonus (reageer nog snel tot 5 december).

Hopelijk doet Perspective nu haar huiswerk evengoed als de burgers en houdt ze rekening met onze opmerkingen!

 

Een coalitie van verenigingen en burgerbewegingen actief rond duurzame mobiliteit roept de overheid op om de promotie van auto's, inclusief reclame, aan banden te leggen. Er is urgentie: luchtverontreiniging tast onze gezondheid aan, de klimaatnoodtoestand is uitgeroepen en actieve weggebruikers riskeren elke dag hun leven. De coalitie roept ook de burger op om niet deel te nemen aan deze hoogmis van autoreclame.

Deze donderdag 5 december hield FEBIAC, de Belgische automobiel- en tweewielerfederatie, haar persconferentie voor het Autosalon jaargang 2020. BRAL was erbij.

Zoals altijd gaat de aanloop naar dat salon gepaard met een stortvloed aan publiciteit, vooral voor krachtige, snelle, massieve en dus gevaarlijke auto's. Deze reclame palmt massaal alle media en de openbare ruimte in. Eraan ontsnappen is onmogelijk.

Die promotiecampagnes hebben maar één doel. Ze willen bij ons de wens genereren om een "vlaggenschip" van de autofabrikanten te kopen, lees: die met de grootste winstmarge. De reclame voedt ons heel bewust het verlangen om te kopen door aan wagens een symbolische waarde te koppelen. Ze verkopen een gevoel, in het bijzonder bij de meest trendy voertuigen van dit moment, de SUV's. Ze stralen viriliteit uit, vermogen, vrijheid en veiligheid tegen "externe gevaren". En dat werkt! SUV’s zijn de laatste 10 jaar kampioen-in-alle-categorieën wat betreft stijgende verkoopcijfers. Dit succes liet zelfs het Internationaal Energieagentschap[1] niet onbewogen. Het sprak van "een stille structurele verandering” en “een dramatische verschuiving[2] naar grotere en zwaardere voertuigen".

Realiteit en reclame liggen ver uit elkaar, te ver

Waar deze reclamecampagnes aan bijdragen, is bekend: het klimaat verandert en luchtvervuiling is verantwoordelijk voor meer dan 9.000 vroegtijdige sterfgevallen per jaar in België[3]. Het aandeel van de automobiliteit in deze twee fenomenen is aanzienlijk[4]. Daarnaast vermindert ook de verkeersveiligheid voor gebruikers van kleinere voertuigen en voor actieve gebruikers zoals voetgangers en fietsers. Om nog maar te zwijgen van de ruimte die de auto inneemt in de steden (en elders), onze wegen die niet aangepast zijn aan die zware vehikels en de toename van de files.

Een coalitie van verenigingen en burgerbewegingen die gevoelig zijn voor de negatieve gevolgen van de automobiliteit en die zich actief inzetten voor duurzame mobiliteit, grijpt de persconferentie van FEBIAC aan om de bevoegde autoriteiten te vragen alles in het werk te stellen om de stimulansen voor de aankoop van deze voertuigen te reguleren. Het is nodig om in korte tijd drastisch het aantal wagens te verminderen en voornamelijk de meest schadelijke varianten. Alle lichten staan op rood. Klimaat en luchtverontreiniging laten geen uitstel meer toe. Ook op het gebied van verkeersveiligheid is elk dralen onaanvaardbaar.

“Redelijke” normen voor “onredelijke” voertuigen

Deze coalitie vraagt daarom:

  • een verbod op alle vormen van publiciteit voor auto's;
  • Indien dit onhaalbaar is: een progressiviteit inbouwen, en alle reclame verbieden voor voertuigen met een verbrandingsmotor die meer dan 95 gr/CO2/km uitstoten én voor elk voertuig met een te hoog gewicht, te hoog vermogen en een te hoge snelheid en waarvan de vorm van de voorkant gevaarlijk is voor anderen (dat geldt voor de overgrote meerderheid van de SUV's).

Uiteindelijk wil deze coalitie, door het invoeren van “redelijke” normen, deze “onredelijke” voertuigen uit de markt weren, zodat ze niet langer in onze straten rijden. De coalitie pleit daarentegen voor de bevordering en snelle ontwikkeling van een alternatieve mobiliteit, waarbij de auto een meer bescheiden plaats inneemt naast het openbaar vervoer en actieve vervoerswijzen.

We roepen, in lijn met onze eisen, alle burgers op om niet naar het Autosalon 2020 te gaan. #BoycottAutosalon

 

Perscontacten:

  • Aurélie Willems, GRACQ-les cyclistes-quotidiens, secrétaire générale, 0478 70 11 51
  • Katia Xenophontos, Bruxsel'Air, 0494 23 25 11
  • Alain Geerts, Inter-Environnement Wallonie, Mobiliteit, 0479 49 76 56
  • Tim Cassiers en Florence Lepoudre, BRAL, Mobiliteit, 0476 44 92 23 en 0472 78 07 72
  • Wies Callens, Fietsersbond, wies.callens@fietsersbond.be, 0478 54 64 52

Voor meer informatie:

Op een website vindt u alle informatie over de acties van de coalitie van verenigingen en burgers: www.boycottautosalon.be

 

Ondertekenende verenigingen:

  • GRACQ-les cyclistes-quotidiens
  • Extinction Rebellion Bruxelles
  • Bruxsel’Air
  • Inter-Environnement Wallonie
  • BRAL, stadsbeweging voor Brussel
  • Fietsersbond
  • Welkom op de Kleine Ring
  • 1060/0
  • Critical Mass Brussels
  • Les Bloemekets

[1] Growing preference for SUVs challenges emissions reductions in passenger car market, by Laura Cozzi, Chief Energy Modeler, and Apostolos Petropoulos, Energy Modeler, 15 October 2019, https://www.iea.org/newsroom/news/2019/october/growing-preference-for-suvs-challenges-emissions-reductions-in-passenger-car-mark.html, geraadpleegd op 18/10/19.

[2] Wij onderschrijven deze uitspraak.

[3] Europees Milieuagentschap (EMA), Air quality in Europe -2019 rapport, te downloaden op: https://www.eea.europa.eu/publications/air-quality-in-europe-2019

[4] Tussen 1990 en 2016 nam de CO-uitstoot van de transportsector (waarvan 2/3 is toe te schrijven aan personenwagens) in België toe met 29,1%. De transportsector vertegenwoordigde in 2016 25,4% van alle landelijke CO-emissies.  In 2016 waren 47,5% van de NO-emissies in België afkomstig van het wegverkeer (23% voor personenwagens alleen).

Woont u in Brussel en wilt u uw vuilniszak lichter maken? 

U ziet niet waar u moet beginnen, u wilt graag ondersteund worden in uw aanpak en andere Brusselaars ontmoeten die hetzelfde proces beginnen?

Dan is de Zero Afval Challenge, georganiseerd door Leefmilieu Brussel, iets voor u: advies, uitdagingen, ondersteuning en gratis praktische workshops worden aangeboden van februari tot september 2020 om u te helpen uw afval te verminderen.

Om deel te nemen, hoeft u geen expert te zijn (de zin om te beginnen volstaat!), u moet zich enkel online inschrijven voor 8 januari 2020 via het inschrijvingsformulier op de website van Leefmilieu Brussel -> thema Zero Afval ->  Zero Afval Challenge : https://leefmilieu.brussels/themas/zero-afval/zero-afval-challenge

Meer info : Speciaal Zero Afval Challenge

Downloadt : Poster Zero Afval Challenge 2020 (.pdf)

De Gewestelijke Ontwikkelingscommissie (GOC) gaf zonet een unaniem negatief advies voor het Richtplan van aanleg (RPA) Ninoofsepoort. De GOC verzet zich tegen de bouw van de geplande torens. De Gewestelijke Ontwikkelingscommissie is het hoogste adviesorgaan voor de Brusselse planning en stedenbouw.

Ter herinnering, het plan van de Ninoofsepoort zou de bouw van drie torens mogelijk maken (met als maximumhoogte maar liefst 90 meter). Dit kan tot 30.000 m² extra woningen betekenen. Een enorme verdichting voor een al overbevolkte wijk waar er ondertussen al verschillende grootschalige projecten ontwikkeld worden (Design Depot, Brunfaut Tower, de voormalige Hayez-drukkerij).

De GOC is van mening dat het terrein beter kan dienen als openbare ruimte. Ze wijst op het gebrek aan aandacht voor de sociaaleconomische realiteit van de omliggende wijken. Volgens de GOC ontbreekt het plan ook aan een algemene visie en aan cumulatieve studies die rekening houden met de projecten in de omgeving. De positie is duidelijk: de torens zijn geen goed idee. 

Dankzij een sterke mobilisatie gaven bewoners en verenigingen niet minder dan 400 negatieve adviezen tegen deze achterhaalde vorm van stadsplanning. Het plan herinnerde hen aan de donkerste uren van de "Bruxellisation".

“Dit project komt niet tegemoet aan de enorme sociale behoeften van de bewoners. Het verhoogt de kans op extra mobiliteitsproblemen in een al verzadigde wijk, voornamelijk door de deur te openen voor de massale aanleg van ondergrondse parkeergarages,” zegt Steyn Van Assche, expert stedenbouw bij stadsbeweging BRAL.

Het advies van de GOC is duidelijk en weerspiegelt de stem van de bewoners en de vele instanties die het project afkeurden. Als de gewestelijke regering ervoor kiest om tegen dit advies in te gaan, speelt ze ondubbelzinnig in de kaart van de projectontwikkelaars.

Ondertekenaars

  • BRAL
  • IEB
  • ARAU
  • Brussel Fabriek
  • La Rue
  • Comité Port de Ninove
  • Centre de Rénovation Urbaine
  • Union de Locataires d'Anderlecht Cureghem

Perscontacten

FR:
La Rue : Gaspard Schmitt – 02 410 33 03
ARAU: Jean-Michel Bleus - 02 219 33 45
IEB: Mohamed Benzaouia – 02 801 14 82

NL:
BRAL: Steyn Van Assche - 0498 13 25 86