Artikels

Thema

Gent-trificatie4

Als we de mensen van Te Duur spreken start hun uitleg verrassend met “het taboe op de studentificatie van de huurmarkt”, waarbij steeds meer appartementen en huizen van de woningmarkt verdwijnen om verhuurd te worden aan studenten. Ze kennen ook goed die situatie in Brussel, waar ze verwijzen naar de positie van XIOR, een investeringsmaatschapij voor studentenhuisvesting die de grootste Brusselse investeerder op de huurmarkt is (zie ook dit onderzoek door apache.be). Het klassieke kotmadammensysteem is zo goed als verdwenen (al wil de Stad Gent dat wel weer wat leven inblazen), wat veel te maken heeft met de strenge normen maar ook de verwachtingen van de studenten op vlak van voorzieningen. De vastgoedinvesteerder daarentegen heeft het gat in de markt gevonden, en de student is “een melkkoe” geworden om de dure studentenstudio’s te bekostigen.  

Niet alleen studenten, maar ook andere groepen in de stad ervaarden die druk van stijgende prijzen en de rol van grote investeringsmaatschappijen. Denk aan de bewoners van sociale woningen. Maar ook de havenarbeiders die alsmaar moeilijker huisvesting vinden binnen het bereik van de haven. Door in hun omgeving te spreken met mensen over die situatie, kwamen de initiatiefnemers van Te Duur een gemeenschappelijke deler op het spoor: er is volgens hen een nieuwe politieke strategie nodig, waarbij (1) gronden en panden niet meer geprivatiseerd worden en (2) de overheid terug eigenaar wordt van gronden door het gebruik van haar voorkooprecht en recht op onteigening. Het doel van die strategie is het creëren van betaalbare woningen voor iedereen. 

Om die strategie mogelijk te maken kwam Te Duur op het idee om een referendum in Gent te organiseren, geïnspireerd door het referendum in Berlijn. De Stad Gent moest beslissen over de exacte vraagstelling van het referendum. Ondertussen zijn vragen goedgekeurd in de commissie en zijn ze later op de gemeenteraad van 26 juni bevestigd:  

  • "Gemeentelijk publiek vastgoed mag niet geprivatiseerd worden. Bent u akkoord? Ja/Nee" 

  • "Moet de Stad Gent een bank van publieke gronden oprichten om 40% sociaal wonen te realiseren? Ja/neen" 

Op 8 oktober zal het referendum plaatsvinden (net op tijd voor de sperperiode van 1 jaar voor de lokale verkiezingen van 2024). Voor Te Duur toont het enthousiasme van mensen om de vraag voor een referendum te ondertekenen meteen ook de grote maatschappelijke én electorale draagkracht van een rechtvaardig woonbeleid. Nog los van het aantal handtekeningen (meer dan 35.000) hebben zij tijdens hun mobilisering met meer dan 100.000 mensen gesproken over de nood aan betaalbaar wonen in Gent. Dat alleen al heeft een enorme impact op het stedelijk debat.
 

OCUP over tijdelijke bezetting 

De volgende stop op onze route is de koele St-Jozefkerk, een zeer welkome afwisseling op een bloedhete dag in het zonnige Gent. Biniam en Justine van OCUP (vzw) verwelkomen ons, en stellen de vzw voor die zo’n vier jaar geleden werd opgericht door drie vrijwilligers uit hun frustratie over de leegstand.  

In Gent, net zoals in Brussel, is er weinig transparantie rond leegstand, ontbreekt het aan middelen om cijfers te verzamelen en wordt leegstand (on)bewust niet aangegeven. Waar tijdelijke invullingen een oplossing kunnen bieden, voldoen deze projecten vaker niet dan wel aan de ruimtelijke noden vindt OCUP. Projectontwikkelaars gebruiken tijdelijke invulling volgens te veel als een instrument om te gentrificeren: ze willen de buurt wel aantrekkelijk maken voor nieuwe bewoners en bezoekers, maar trekken geen echte lessen uit de tijdelijke invulling voor de huidige bewoners en gebruikers. 

Daarom besloot OCUP zich op die ruimtes voor tijdelijke invulling te richten. Ze wil een ander verhaal brengen, een waarbij kwetsbare groepen ruimte en een stem krijgen. De vzw creëert en beheert plekken, ze deelt de plekken, ze creëert participatieve modellen om de ruimtes vorm te geven en organiseert er activiteiten. Hun focus ligt op de plekken in de 19e en 20e eeuwse gordel: het centrum zijn we kwijt, maar de wijken zijn van ons, dixit Biniam.  

De St-Jozefkerk is dus een van OCUP’s plekken die ze beheert tot en met 2027, met een mogelijkheid tot een verlenging van 6 jaar. Ze is hier sinds januari 2022 actief, nadat ze hun kandidatuur hadden ingediend op een oproep van de stad Gent. Ze noemen het een culturele buurtplek, voor en door kwetsbare groepen. De kerk ligt in het Rabot, een dichtbevolkte wijk met een hoge werkloosheid en waar 70% van de mensen een migratieachtergrond heeft. 

Hun belangrijkste doel is om de ruimtes die ze invullen op maat te maken van de wijk. Daarom beslissen de bewoners zelf over welke organisaties de ruimte mogen gebruiken. OCUP probeert op verschillende manieren de buurt te betrekken; ze gaan van deur tot deur met de mensen praten en ze organiseren gratis activiteiten om zo de financiële drempel weg te werken. Dat betekent dus ook dat OCUP heel wat verschillende rollen op zich neemt: ze moeten het gebouw beheren, het project invullen met activiteiten, en tussen bewoners en organisaties coördineren. Daarom is er ook een vzw als OCUP nodig die dat soort rollen kan opnemen in de buurt, omdat zij er de ervaring en de draagkracht voor heeft. OCUP werkt hier dus niet met een vast aanbod waar mensen op af komen, maar ze streven er net naar om mensen zelf projecten of activiteiten te laten organiseren. Al zijn er wel wat momenten georganiseerd om mensen zowel de ruimte als OCUP te leren kennen, denk aan inloopmomenten, kookavonden, … 

Biniam wijst er op dat OCUP erover moet blijven waken dat ze haar doel niet voorbijschiet, door bijvoorbeeld het pand gewoon open te gooien en ter beschikking te stellen voor wie wilt (of betaalt). De focus moet blijven liggen op het betrekken van de mensen uit de buurt en hen deel te laten uitmaken van de gemeenschap rond de St-Jozefkerk.
 

gent12

Cedric Goossens- over vergroening en gentrificatie 

In de St-Jozefkerk wachtte ook Cedric Goossens op ons. Hij presenteerde zijn onderzoek naar de Gentse leefstraten. Hij vertrekt van de vaststelling dat vergroening van de stad een positieve impact heeft op de stedelijke leefbaarheid en gezondheid, en dat het ook helpt in de strijd tegen de klimaatcrisis. Als hij kijkt naar hoe dergelijke ingrepen worden gepresenteerd in stedelijke internationale politiek, merkt hij dat het wordt gepresenteerd als noodzakelijk, urgent en (voora) politiek neutraal. Met politiek neutraal wordt bedoeld dat het om ingrepen gaan waar iedereen het toch over eens is, of ingrepen die gezien worden als enkel positief. Maar is dat ook zo? Is het wel politiek neutraal? Aan de hand van onderzoek in Gent stelt hij hier toch enkele vragen bij. 

De Leefstraat was een project dat liep van 2012 tot 2017 waarbij gedurende twee maanden een straat anders werd ingericht. Burgers konden zelf hun ‘droomstraat’ inrichten. Vaak betekende dat het verwijderen van doorrijdend verkeer en geparkeerde auto’s, het verschijnen van picknicktafels, speelruimtes, … Eén van de voorwaarden voor het mogen organiseren van een leefstraat is dat de de medebewoners geïnformeerd en geconsulteerd moesten worden door de organiserende bewoners.  

Cedric’s onderzoek legt bloot wat er goed en slecht verliep bij dit project. Zijn focus lag op de Brugse Poort waar er in 2013 vijf leefstraten (er waren op dat moment 18 leefstraten voor Gent gepland) twee maanden lang de straat als ontmoetingsruimte inpalmden in plaats van als verplaatsingsruimte. De Brugse Poort is een superdiverse, dichtbevolkte wijk gelegen in de 19de-eeuwse gordel die een erg hoge parkeerdruk kent. Het is hier ook dat eerder al een van de besproken stadsvernieuwingsprojecten plaatsvond, in dit geval ‘Zuurstof voor de Brugse Poort’ dat in 2002 werd gelanceerd.  

Je kan van bij de start al de vraag stellen of het organiseren van vijf leefstraten tegelijkertijd in één wijk wel een goed idee was. Bovendien stelde Cedric tijdens zijn interviews vast dat heel wat bewoners zich niet betrokken voelden. Volgens hen waren ze niet voldoende geconsulteerd, terwijl voorstanders dan weer vonden dat ze alles hadden geprobeerd om iedereen mee te krijgen. Er liep dus al iets mis van bij het begin van het project: een heel nieuwe ingreep die veel verandering op korte tijd zou veroorzaken, waarbij een grote groep zich uitgesloten voelde. 

In de wijk leek zich een breuklijn te vormen, al is die nooit helemaal sluitend. De ‘voorstanders’ waren veeleer hoogopgeleiden witte middenklasse en studenten die na hun studies zijn blijven plakken. De ‘tegenstanders’ hadden voornamelijk laaggeschoolde banen en/of een migratieachtergrond. Zoals gezegd geldt die tweedeling niet voor iedereen in de wijk, maar toch waren deze verschillen aanwezig. Heel wat mensen waren ontevreden met het project, ze voelden zich verdrongen, zowel sociaal-cultureel als politiek, door de mensen die recent naar de buurt waren verhuisd. Een van de pijnpunten was het autovrij maken van de straten, wat het leven bemoeilijkte voor die bewoners die tewerkgesteld zijn in verder afgelegen laaggeschoolde banen waar weinig openbaar vervoer is, of zij die onregelmatige uren en nachtwerk doen, of zij voor wie de auto essentieel aan hun job is (taxi’s, leveranciers, …).  

De ruimtelijke ingrepen vonden bovendien plaats in een context waarbij heel wat bewoners al langer een gevoel van machteloosheid en politieke verdringingen ervaarden, niet alleen op het vlak van mobiliteit maar vooral op vlak van de stijgende huur- en huizenprijzen in hun wijk en de stad: “is hier nog wel plaats voor mij?” klinkt het dan. Er verschenen slogans in de wijk om te protesteren tegen de ingrepen, zoals “'’t is hen niet te doen om het groen, maar om de poen”.  

Voor de bewoners die zich wel thuis voelden in de leefstraten, gaat het dan net weer over empowerment en eigenaarschap van bewoners. De straat wordt een focus om de kwaliteit van het leven te verbeteren, er zijn kansen om samen te werken. Zo ontstaat er een kloof tussen de bewoners van de wijk, tussen verschillende manieren om in de wijk te leven. Tussen mensen met meer en minder ‘vrijheidsgraden’. 

Het laat ons nadenken over de nieuwe normen waarop een stad gebouwd moet worden. Hoe kunnen we iedereen betrekken en samenleven? Dit betekent dus niet dat we sociaalecologische nood van stadsvernieuwing en vergroening moeten negeren. Sociale tegenstellingen zullen immers niet verdwijnen, ze maken deel uit van de stad. De vraag is hoe er mee omgaan, hoeveel variatie we kunnen voorzien in de nieuwe oplossingen die we voorstellen, hoe we het democratisch debat voeren én een ambitieus ecologisch beleid.  
 

Wat hebben we geleerd? 

Het was een goed gevulde dag, waarbij we in grote stappen door de evolutie van de stadsvernieuwing in Gent zijn gegaan. Onze focus lag op de sociale strijd in de stad en burgers die zich organiseerden. Welke lessen kunnen we trekken voor BRAL en Brussel? We doen hier alvast een korte voorzet: 

De wooncrisis waar Gent mee kampt is ook Brussel niet vreemd: de stadsvlucht, de stijgende huur- en koopprijzen, de zwaar ontoereikende sociale huisvesting. Door met elkaar te spreken kunnen we elkaar inspireren. Denk aan de bezettingen om het wonen te verdedigen, de strijd om in tijdelijke invullingen de sociale impact voorop te zetten, het politieke debat over de woonnood vooruit te duwen, … 

De collectieve acties die we gezien hebben, hebben elk op hun manier impact gehad op de stedelijke politiek. De Pandemisten hebben (nog) niet verkregen dat Het Pand publiek blijft, ze hebben wel een tijdelijke sociale invulling afgedwongen. Meteen hebben ze ook het publieke debat op scherp gezet. Dat inspireert dan weer het engagement van Te Duur, die met hun niet aflatende inzet voor een referendum hebben gezorgd dat er over fundamentele vragen kan worden gestemd. Ongeacht de uitslag is de stedelijke dynamiek niet te onderschatten. OCUP laat dan weer zien dat het mogelijk is om te vermijden dat tijdelijke invullingen geïnstrumentaliseerd worden in een vastgoedlogica, maar dat een stad ook projecten kan steunen die werken op maat van de omwonenden.  

Wat we zeker leren uit deze uitstap is hoe stadsvernieuwing en gentrificatie uit vele lagen bestaan. Het woonbeleid met al haar complexiteiten staat uiteraard centraal, met vele vragen over de impact van financiële markten en internationale investeringsmaatschappijen, de rol van de stedelijke en gewestelijke overheden om publieke betaalbare woningen te voorzien en dus ook het belang van publieke gronden en panden om beleid te kunnen voeren. Daarnaast zijn er heel wat minder ‘harde’ elementen naar voren gekomen die in de stad plaats vinden. De leefstraten die Cedric presenteerde, waren te veel een project van één groep bewoners, waardoor de sociale conflicten nog verder op scherp gezet werden.

Hartelijk dank aan iedereen die ons in Gent heeft opgewacht om hun ervaringen en inzichten te delen: Pascal, Cedric, De Pandemisten, de activisten van Te Duur, en de gastvrije ploeg van OCUP! 

Verslag: Lieselotte Gevens, Benjamin Delori, Raf Pauly 

 

Een aantal belangrijke bronnen die we gebruikt hebben:  

Terugblik op de wandeling

Tien jaar na de invoering nam ARAU de voetgangerszone onder de loep. Het doel van hun analyse was het inventariseren en volgen van de grote projecten, de afgeleverde vergunningen en de dynamiek van het voetgangersgebied. Tijdens de wandeling benadrukten ze de kloof tussen de politieke retoriek en de realiteit op het terrein. Enerzijds benadrukt de politiek het belang van buurtwinkels, de behoefte aan betaalbare woningen en het belang van het beperken van de horeca om te evolueren naar een gemengde stad. Anderzijds zien we op en rond de voetgangerszone het tegenovergestelde. De voetgangerszone is een internationaal verkocht hypercentrum geworden, wat nu steeds moeilijker terug te draaien valt. Als niemand nog terug wil naar de autosnelweg van voorheen, moet er nagedacht worden over de grote gevolgen voor de leefomgeving en de bewoonbaarheid van het stadscentrum. 
 

Een terugblik op de cartografie

In de namiddag gingen we in kleine groepjes op stap in het hypercentrum om een subjectieve cartografie te maken. Het publiek was zeer gemengd, intergenerationeel en iedereen had een andere achtergrond en kennis. Het idee was om meningen en gevoelens te verzamelen over de voetgangerszone en de omliggende wijken: pareltjes, favorieten, ruimtes die behouden moeten blijven. De deelnemers deelden hun indrukken zoals wow, bah, brol, goed of slecht?  Wat zijn de fysieke grenzen van het hypercentrum? Onwelkome ruimtes? De workshop onthulde een hele reeks vaststellingen.  Sfeerveranderingen vinden geleidelijk of net heel snel (binnen 25 meter) plaats.  Stille ruimtes zijn bijvoorbeeld zeldzaam geworden - een kerk was de laatste stille plek in een van de zones. De openbare ruimte zit erg verstopt tussen de terrassen.
 

Het debat: conclusies

Het volledige verslag van het debat is hieronder te vinden, maar hier volgen al enkele conclusies. 

Het hypercentrum is bewoond, maar dit wordt vaak over het hoofd gezien in het aantrekkingsbeleid van het centrum. Plekken om tot rust te komen en te ontspannen worden steeds schaarser, zoals ook is gebleken in diverse wijken tijdens de cartografie workshop. Voor wie zijn de ontwikkelingen en winkels in het centrum eigenlijk bedoeld? In het ontwikkelingsbeleid moet er rekening worden gehouden met de bewoners van het centrum, door bijvoorbeeld in te zetten op de juiste voorzieningen voor die burgers. Moeten we bijvoorbeeld de 'toeristische' zone in het centrum beperken om in bepaalde gebieden de rust te kunnen waarborgen?

De stad voert een beleid om toeristen aan te trekken om zich als bestemmingsstad te positioneren tegenover de concurrerende internationale metropolen. In praktijk betekent dit dat het hypercentrum steeds meer gaat lijken op een openluchtwinkelcentrum dat mensenmassa's kan ontvangen die op zoek zijn naar winkelervaringen en evenementen. Het horeca-aanbod heeft zich parallel ontwikkeld en is evenredig groot. 

Het ontbreekt de stad aan gegevens om beslissingen te nemen over de toekomst van het hypercentrum. Hoe wordt het toerisme-, winkel- en cultuurbeleid bepaald? De laatste gegevens dateren van 2018-2019, maar de stad heeft ze nu pas ontvangen. Het gebrek aan kennis maakt het onmogelijk om beslissingen te nemen die van het verleden leren. Het beleid voor het hypercentrum mag niet blindelings of op basis van gevoelens worden gemaakt. Cijfers moeten onafhankelijk worden opgesteld en moeten worden gebruikt als basis voor het ontwikkelen van een toekomstvisie voor het hypercentrum. Het BSI-Brussels Centre Observatory (BSI-BCO) deed dit vroeger. Wordt het niet tijd om dit soort initiatieven te herfinancieren? 

Het creëren van een voetgangerszone heeft niet enkel impact op mobiliteit. Met de uitbreiding van het hypercentrum en de voetgangerszone moet het mobiliteitsbeleid samengebracht worden met het beleid voor toerisme, handel en huisvesting. De heraanleg van de publieke ruimte is een belangrijke hefboom, maar mag niet op zichzelf worden beschouwd. Welke soort ontwikkeling is er nodig voor welke gebieden en welk gebruik? Is het nog de moeite om grootschalige voetgangerszones aan te leggen, als we zien dat dit samengaat met een uitbreiding van terrassen en een verandering in de soorten winkels?

De Brusselse cultuur bloeit ook op in de tussenruimtes van de stad, in die gebieden die niet zijn toegewezen aan specifieke functies, ver weg van de officiële instellingen. Burgers moeten de vrijheid hebben om samen te komen en elkaar te ontmoeten. Om dit te bereiken zijn voorzieningen nodig, of juist het 'gebrek’ eraan; niet alles moet in een strak kader worden geplaatst. De commercialisering van de openbare ruimte door de uitbreiding van de terrassen heeft de gebruikers/inwoners uit bepaalde zones weggeduwd. Het hypercentrum moet een gastvrije plek blijven voor iedereen, ongeacht de dikte van je portemonnee.

 

Het debat: verslag

Het panel bestond uit Julie Huntz (Brussels beleid bij UNIZO), Fabian Maingain (Schepen van Economische Zaken van de Stad Brussel - Défi), Benjamin Wayens (geograaf aan de ULB-IGEAT) en Marion Alecian (Directrice van ARAU) en werd gemodereerd door Sofie Vermeulen.

Wat is het Brusselse hypercentrum?

debatHC
Figure 1: Mezoued, Vermeulen & De Visscher et al. (2020). Au dela du Pentagone, p.11

Sofie Vermeulen: het hypercentrum van Brussel is veel uitgebreider dan we denken en omvat eigenlijk ook de andere ingekleurde delen op de kaart - dit laat zien dat het beleid op een veel breder niveau moet worden gevoerd dan enkel de vijfhoek – samen met alle betrokken spelers. Wat we kunnen lezen daarover in De vijfhoek voorbij (p112) : 

"De totale bevolking van de grootstedelijke binnenstad bedroeg in 2019 324.500. Ze bestaat uit 38 statistische wijken, d.w.z. de 10 wijken van de Vijfhoek en 28 andere wijken. Ze omvat in totaal 8 deelgemeenten en omvat zowel het bovenste als het onderste deel van de stad, evenals het centrale deel van de Kanaalzone. Het is de belangrijkste plaats van aankomst voor mensen die naar Brussel verhuizen, zowel voor de welgestelde als de werkende klasse. Het is ook de thuishaven van 6 grote treinstations, een universiteit en een campus voor hoger onderwijs, de meeste culturele plaatsen van Brussel, een grote concentratie winkels, verschillende grote ziekenhuizen, de Europese, federale en gewestelijke instellingen van Brussel en Vlaanderen, de Federatie Wallonië-Brussel, enz.”

 

Onderzoek door enkele studenten geografie (IGEAT)

Sinds de invoering in 2014 is de voetgangerszone een veelbesproken thema. We horen vaak praten over "hamburgerisering" of een toename van het aantal en de grootte van de terrassen. Maar wat is er nu echt aan de hand? Vier IGEAT-studenten hebben onder begeleiding van Benjamin Wayens onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de boulevards van het centrum. 

Wat is er gebeurd met het aantal terrassen, het aantal winkels, het aantal extra hamburgezaken? Zit het centrum nog vol verborgen “pareltjes” die absoluut behouden moeten blijven? Wat voor cultureel aanbod is er in het centrum? Dit zijn enkele conclusies uit hun onderzoek:

  • Het aantal terrassen in het voetgangersgebied is duidelijk toegenomen en hun oppervlakte is tussen 2014 en 2022 verviervoudigd. Er is ook een nieuwe hotspot bijgekomen ten zuiden van de voetgangerszone, aansluitend op het Fontainasplein. 
  • Het aantal fastfoodrestaurants is met een factor 2 toegenomen. Het totaal aantal restaurants is echter met een factor 8 toegenomen. We kunnen dus concluderen dat het aandeel fastfoodrestaurants is gedaald ten opzichte van het totaal aantal restaurants in de voetgangerszone. 
  • Hoewel niet kan worden gezegd dat de "pareltjes" (gedefinieerd als hypergespecialiseerde winkels) zijn verdwenen, is hun aantal sterk afgenomen. Tussen 2017 en 2023 daalden deze winkels van 162 naar 114 eenheden, d.w.z. 29,6% minder over een periode van vijf jaar. 
  • Het aantal winkels gespecialiseerd in cultuurgoederen lijkt structureel af te nemen: in de uitgebreide voetgangerszone zijn ze tussen 1997 en 2022 gedaald van 145 naar 59, een afname van 59%.

 

Het hypercentrum

Om te beginnen stelde Sofie Vermeulen (moderator) een vraag aan de vier panelleden: Wat betekent het hypercentrum volgens jullie, deze vakterm die geografen vaak gebruiken om een stadscentrum te beschrijven?

Julie Huntz (Brussels beleid bij UNIZO): het hypercentrum is een losgekoppelde hyperconnectiviteit, een gestructureerde hypermixiteit en een homogene hyperdiversiteit. 

Fabian Maingain (Schepen van Economische Zaken van de Stad Brussel - Défi): het hypercentrum is het kloppend hart van Brussel, het belangrijkste orgaan van Brussel dat de stroom organiseert en vervolgens doorstuurt naar de andere wijken. 

Benjamin Wayens (geograaf aan de ULB-IGEAT): het hypercentrum is het gebied dat bestaat uit een reeks ruimtes die het lokale en internationale karakter van de stad overstijgen. Er zijn twee hypercentra: het hypercentrum boven in de stad en het hypercentrum beneden in de stad. 

Marion Alecian (directrice van ARAU): Het hypercentrum bestaat uit verschillende centra: het historische centrum, het toeristische centrum en de uitgebreide voetgangerszone. Het is de vitrine van Brussel, zijn aantrekkingskracht, Brussel als internationale stad, de stad die een echte paradigmaverschuiving heeft ingezet.  

Iemand uit het publiek: we mogen niet vergeten dat dit een bewoond gebied is.
 

Hoe staat het met het Schema voor Commerciële Ontwikkeling van de stad? 

Het vorige Schema voor Commerciële Ontwikkeling werd geïntroduceerd door de voorganger van Fabian Maingain, Marion Lemerse (MR). 

Er zijn een aantal verschillen, waaronder de wens om te werken op de vier bezoekersstromen: bewoners, werknemers, passerend winkelend publiek en jongeren. De eerste vaststelling was dat het hypercentrum vooral een winkelgebied is voor mensen die in de vijfhoek wonen. Zij moeten ruimte kunnen opeisen op deze plek die voordien vooral aantrekkelijk was voor bezoekers. Zo was er bijvoorbeeld de wens om de Brico weg te halen om een andere klantenstroom aan te trekken. Maar het is belangrijk dat we niet maar één klantenstroom aantrekken.  Het winkelaanbod moet voldoen aan de behoeften van de verschillende stromen, vandaar dat de bewonersstroom aan de strategie is toegevoegd. 

Brussel is een jonge stad en we moeten ervoor zorgen dat jongeren de voetgangerszone ook toe-eigenen. Daarom moeten we de openbare ruimte teruggeven aan de jongeren. 

Er is ook de bestemmingskwestie: we moeten de aantrekkingskracht van de voetgangerszone behouden voor alle Belgen en toeristen die hier op bezoek komen.

Fabian Maingain zegt verder dat er een link moet zijn met het historische centrum. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de verschillende stromen en belangen naast elkaar bestaan? Het is moeilijk om het project begrijpelijk te maken. 

Nu de horeca aan het uitbreiden is, hadden we de indruk dat we de horeca de vrije loop lieten. We hebben een aantal vragen moeten stellen om de situatie beter te begrijpen: Wat moet de grootte zijn van de horeca? Hoeveel horeca is er nodig? Het feit dat het centrum een administratieve zone is volgens het Gewestelijk Bestemmingsplan is een grote zwakte van het centrum. Het geeft de stad minder inspraak. 

Een tweede verschil is de duidelijke wens om opnieuw een commercieel aanbod voor de vier stromen te introduceren. We versterken het hypercentrum en maken het veerkrachtiger en beter bestand tegen schokken. De Europese wijk was bijvoorbeeld veel minder bestand tegen de economische crisis. Daar moeten we over waken.

Het aantal terrassen is zeker toegenomen, maar het is belangrijk om te benadrukken dat zowel winkeliers als gebruikers hiernaar vragen.
 

Welke instrumenten hebben we om de lokale handel te ondersteunen? 

Julie Huntz vernoemde Good Move en de impact ervan op de detailhandel, die een zware klap heeft gekregen. De detailhandel in het hypercentrum wordt verdrongen en versnipperd. Als ze overleeft, is dat omdat er nog steeds vraag naar is – we moeten dit beschermen. 

Mobiliteitsplannen mogen mensen er niet van weerhouden naar het centrum te komen. De stad moet toegankelijk blijven voor iedereen, en dit wordt ook bereikt door een sociaal eerlijk parkeerbeleid - het is erg duur om in het centrum te parkeren. Het is ook moeilijk als handelaar om rond te komen als het zo lang duurt om een vergunning te krijgen. Het kan soms 12 tot 16 maanden duren voordat een vergunning wordt verleend en een bedrijf kan functioneren. Dit zorgt ervoor dat handelaren het centrum ontvluchten.

Volgens Fabian Maingain komt een groot deel van het winkelend publiek van buiten Brabant. Dit aandeel wordt geschat op 30%, waarbij meer mensen uit Waals-Brabant komen dan uit Vlaams-Brabant. 50% zijn Brusselaars uit de 19 Brusselse gemeenten. Het centrum trekt dus ook mensen aan die verder wonen.

In zekere zin bevoordeelt het probleem van te hoge huurprijzen de fastfoodrestaurants, die het zich kunnen veroorloven om tien services per dag te draaien, in tegenstelling tot een restaurant dat er misschien twee draait. Anders is het onmogelijk om huurprijzen van honderdduizenden euro's per jaar te betalen. Hij is het er ook mee eens dat er een groot probleem is met de detailhandel. Dit roept vragen op over huurprijzen: wat is de juiste huurprijs voor winkels? 

Ter informatie, de Grondregie bezit 722 ruimtes. 15% commerciële ruimtes. 70-90 (inclusief OCMW) eenheden in de voetgangerszone zijn in handen van de overheid. De gemiddelde commerciële oppervlakte is 70-100m². Dit beschermt ons in zekere zin tegen de grote winkelketens, waardoor er meer kleine winkelketens in de vijfhoek zijn. De grote winkelketens vragen een minimum van 1000-3000m².  

Marion Alecian zegt dat de Grondregie een buitengewoon instrument is om het commerciële beleid te sturen. Projectvergaderingen en aanvragen voor bouwvergunningen zijn ook belangrijke kansen, maar worden vaak gemist om bepaalde projecten in een richting te sturen die van belang is voor de toekomst van het stadscentrum. Waar zijn bijvoorbeeld de winkels die de benedenverdieping van Brucity, het administratieve centrum van de stad Brussel, activeren?

Openbare onderzoeken naar bestemmingswijzigingen van detailhandel naar horeca zijn ook een interessant instrument. Wat kan er gedaan worden om commerciële bestemmingen te beschermen tegen de komst van horeca?

Het is van vitaal belang dat bedrijven die het goed doen, blijven. Ze spelen in op de vraag en tonen het werk van verschillende generaties immigranten. Is er ruimte voor etnisch ondernemerschap en productie in het centrum?  

Hoewel de Grondregie inderdaad een belangrijke hefboom is, wijst Fabian Maingain erop dat er sinds 2018 slechts één ruimte met een commercieel huurcontract is vrijgekomen (Oxfam). 

Hij wijst er ook op dat het doel is dat iedereen in het Zuidpaleis kan blijven, ondanks de stopzetting van de bouwwerken. Er is geen politieke agenda om de etnische handel in de wijk te veranderen.

Benjamin Wayens vertelt over inrichting van de openbare ruimte en legt uit dat het beleid om het verkeer te beperken voortkomt uit een zeer functionalistische visie met een duidelijke scheiding van de verkeerstromen. Het is belangrijk om zebrapaden te behouden (ook al is dat hier moeilijk gezien de middeleeuwse geschiedenis van Brussel). Men hield “een jacht op stilstaande voertuigen". 

Er moet een bepaald niveau van toegankelijkheid bewaard blijven en dat met de diversiteit van de wegen (middeleeuws, grote boulevards, enz.). Om dit te bereiken moeten we een planologische benadering toepassen op mobiliteit én de andere activiteiten die in de voetgangerszone plaatsvinden. Dit was niet het geval bij de invoering van de voetgangerszone, er is niet verder nagedacht dan mobiliteit.

Hoe autovrij moeten bepaalde delen zijn? Moeten we geen pagina omdraaien in dit verhaal? Volgens hem is het tijd om het rustiger aan te doen voor de rest van de voetgangerszone. We moeten nu de stromen kiezen die we willen en de activiteiten die daaraan gekoppeld zijn. 

Een van de deelnemers wees erop dat het succes van de voetgangerszone duidelijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan openbare ruimte in het centrum. Ze noemde ook het feit dat de voetgangerszone 's ochtends een belangrijke logistieke zone was geworden. Hoe deden winkeliers dat vroeger? Winnen zij vandaag geen tijd door de voetgangerszone?

Een groot deel van de contestatie rond de voetgangerszone had te maken met het ontbreken van een milieueffectenrapport (MER), het ontbreken van een mobiliteitsplan, de aanleg van de miniring en de dreigende komst van 4 ondergrondse parkeergarages. 

Tot 2020 hadden we kwantitatieve analyses van het hypercentrum dankzij het Brussels centre observatory (BCO). Heeft de Stad Brussel vandaag zicht op wat er gebeurt? Zijn er veranderingen in het woningbestand? In de sociologie van de huishoudens?

Fabian Maingain geeft toe dat ze enkele cijfers hebben, maar dat ze veel te laat komen. Ze hebben vandaag gegevens voor 2018-2019. De eerste uitdaging is dus om de gegevens te krijgen. De Stad heeft geen gegevens over logistieke routes (ze hebben ze voor Ziegler of de H&M's van deze wereld, maar niet voor kleine detailhandelaren). Welke gegevens hebben kleine KMO's en zelfstandigen? Ze zijn gedwongen om tussen 9 en 11 uur 's ochtends te leveren, wat vaak moeilijk is en meer personeel en materiaal vereist. 

 

Toerisme, cultuur en evenementen  

Toerisme is een belangrijke activiteit in Brussel, en in het bijzonder in de stad Brussel, waar jaarlijks 2,3 miljoen mensen overnachten. Er moet voldoende horeca zijn om aan de vraag van toeristen te voldoen. De vraag blijft: hoe vinden we een evenwicht tussen het aanbod voor toeristen, die slecht op bezoek komen, en de lokale bevolking, die in het hypercentrum woont? 

Er zijn ook verschillende soorten toeristen - hoe moeten we de shoppers definiëren die naar de Stalingradlaan komen of degene die gaan winkelen in de Brabantstraat (buiten de perimeter maar relevant hier)? 
 

Vraag aan het publiek: wat is cultuur? Cultuur omvat nachtclubs en cafés. Maar het omvat ook de openbare ruimte, waar je mensen moet laten doen wat ze willen en zichzelf moet laten organiseren.

De aanzienlijke toename van de horeca heeft een niet te verwaarlozen effect op de culturele infrastructuren. Benjamin Wayens wijst erop dat het moeilijk is om cijfers te vinden over de evolutie van deze infrastructuren - hoe definieer je bijvoorbeeld een kunstgalerij? Het goede nieuws is dat de daling niet alle takken van de cultuur even hard afzien. Muziekinstrumentenwinkels blijven overeind in de Zuidstraat. Stripwinkels en boekhandels hebben daarentegen moeite om te overleven. 

Naast culturele winkels is er ook een belangrijke immateriële cultuur die absoluut gepromoot moet worden. Marion Alecian geeft de rondleidingen van ARAU als voorbeeld. 

Anderzijds vindt ze dat er verwarring bestaat tussen cultuurbeleid en evenementenbeleid: hoe zit het met het beleid van de Stad Brussel? Brussel wil zich onderscheiden als een aantrekkelijke, feestelijke stad. Maar is het wel voldoende gecontroleerd? Wat een makkelijke boodschap is binnen de politieke communicatie, omdat het veel mensen aantrekt, is moeilijker te accepteren voor de bewoners, die steeds meer klagen over het overdreven aantal evenementen.

ARAU vreest dat evenementen ingezet worden als instrument voor het cultuurbeleid. Maar eigenlijk gaat het om een aantrekkingsbeleid via evenementen en commerciële ontwikkeling, vooral in de horeca. Zonder volledig tegen te zijn, lijkt er toch sprake te zijn van overbelasting. De buitensporige privatisering van de openbare ruimte (zoals aan de Brouckère bijvoorbeeld) of de geluidsoverlast die evenementen met zich meebrengen, verstoren echt de visie op cultuur. 

Om de link tussen cultuur en handel te leggen, legde Julie Huntz uit dat UNIZO was gevraagd voor een dorp van ambachtelijke producenten als onderdeel van Winterpret. Ze vonden dit een goed idee, maar het werd al snel onbetaalbaar voor de meeste shoppers: een ambachtelijk item kost gemiddeld €50 waar de gemiddelde uitgave op Winterpret rond de €20-25 ligt.

Fabian Maingain stelt opnieuw de vraag over plekken van culturele consumptie: wat is cultuur? Er is een ongebreidelde concurrentie tussen steden, waardoor Brussel zich moet positioneren ten opzichte van andere culturele stadscentra. Het is nodig om plekken en evenementen te creëren die mensen aantrekken, want dat is wat van Brussel een bestemmingsstad maakt.

Waar kunnen evenementen plaatsvinden? Iedereen klaagt tegenwoordig dat de evenementen in Brussel te verspreid zijn. Moeten we streven naar een evenwichtige spreiding? Het is duidelijk dat we nog moeten zoeken naar een evenwicht. Maar als we stoppen met de promotie van cultuur en evenementen, krijgen we een groot economisch probleem. Het commerciële en culturele aanbod is momenteel te groot in verhouding tot de 'lokale' bewoners. 

Vanuit het publiek nam het collectief Free 54 (dat strijdt voor het terugwinnen van de openbare ruimte van de commercialisering door o.a. terrassen) het woord om cultuur te definiëren als wat er gebeurt in de tussenruimten van de stad, in de ongedefinieerde ruimtes. Brusselaars kunnen niet altijd hun geld uitgeven op terrassen. Cafés zijn ook niet altijd de beste ontmoetingsplekken. De informele ruimtes zijn intergenerationele tussenruimtes waar toeristen, buurtbewoners, ouderen en jongeren de kans krijgen elkaar te ontmoeten en ideeën uit te wisselen. Het Sint-Katelijneplein was een informele ontmoetingsplaats waar debatten, barbecues, lezingen, rap en muziek plaatsvonden. Voor hem was het een deel van de cultuur die nu grotendeels verdwenen is.

Toenmalig schepen Marion Lemesre had aangekondigd dat de stad er terrassen zou toestaan en tegelijkertijd de lokale economie zou ondersteunen. Zeven jaar later zijn de bewoners van het Sint-Katelijneplein er niet meer. Ze spelen basketbal op de Nieuwe Korenmarkt of in de groene zone achter de Vismarkt. Volgens hem hebben we de diversiteit van de plek verloren, er blijven terrassen en consumerende mensen over. Het is ook belangrijk om plekken ongedefinieerd te laten in plaats van alles vol te plannen. 

 

Kunnen we het aantal terrassen nog terugdraaien?

Voor Fabian Maingain hangt het af van de locatie. Een gevolg van de COVID-crisis is de toegenomen behoefte aan terrassen voor de handel. De Vismarkt is bijvoorbeeld een gebied waar er meer terrassen zijn, maar ze nemen vooral parkeerplaatsen in, waardoor de openbare ruimte gespaard blijft. De stad probeert ook een seizoensgebonden beleid te voeren, waarbij alleen in de zomermaanden vergunningen worden verleend om de druk op omwonenden te verminderen. 

Volgens Fabian Maingain laat de stad de terrassen niet de vrije loop: er zijn moratoria in sommige gebieden, maar niet overal. Bovendien worden er elk jaar terrassen weggenomen (behalve dan tijdens het COVID-jaar).

Een deelnemer wees erop dat verschillende gezinnen het centrum verlaten. Vooral die met jongeren die moeten studeren maar dat niet kunnen vanwege de overlast tijdens examenperiodes. Wanneer het nodig is om een frisse neus te halen vanwege de warme temperaturen maar het omgevingslawaai het moeilijk maakt om je te concentreren. 

Een andere deelnemer legde uit dat er steeds meer gelijkvloerse openbare ruimte is waarbij enkel de ondergrond de verschillende gebruiken aangeeft. De feestelijke stad wordt uitgebreid door de herinrichting van de openbare ruimte. Er is weinig kritiek op de manier waarop de openbare ruimte wordt heraangelegd, omdat het gekoppeld is aan het autoluw maken van het stadscentrum (auto vs. voetganger): dit is een fundamentele fout, omdat het een monofunctionele openbare ruimte is die weinig bescherming biedt.

Volgens Marion Alecian is het heel moeilijk om het wijdverbreide gebruik van de gelijksvloerse heraanleg te bekritiseren omdat het voldoet aan de eisen van toegankelijkheid voor bijvoorbeeld mensen met een beperkte mobiliteit. De neveneffecten zijn echter zeer negatief: onveiligheid, bestemmingen die a priori commercieel zijn. Het is echt nodig om de herinrichtingen te structureren. We hebben een model geërfd uit het verleden (smalle trottoirs, kasseien, autoverkeer op een ander niveau) dat goed werkte, maar we nemen er afstand van. Waarom moeten we de Sint-Katelijnestraat of het Zaterdagplein absoluut herinrichten? 

Alles autovrij maken is niet langer een modern beleid, zoals verschillende studies aantonen. ARAU en walk.brussels organiseren daarom studiedag over toegankelijkheid om met voorstellen over dit onderwerp te komen. 

Om terug te komen op de terrassen: het is waar dat we in de ruimte moeten werken, maar we moeten er vooral tijd aan besteden. De regels bestaan al, maar ze worden niet toegepast. 

Benjamin Wayens vindt dat we onze manier van denken over de stad moeten veranderen. We moeten afstappen van een logica waarbij we de stad steeds opnieuw willen opbouwen en van nul beginnen. We moeten naar een logica waarbij we de stad onderhouden en werken op basis van analyses van het bestaande, waarbij microbeslissingen kunnen worden toegepast. Moet er geen moratorium komen op bouwwerkzaamheden?

De stad probeert op problemen te reageren met herinrichtingen: als we herinrichten, hoe bakenen we dan de ruimte af? Door ruimte te creëren voor terrassen. Fabian Maingain is niet zo'n fan van gelijkvloerse herinrichtingen- hij vindt terrassen op parkeerplaatsen prima. 

Sofie Vermeulen concludeert dat de keuze van materialen en inrichting belangrijk is maar: "Het zijn niet de stenen die het verhaal vertellen". 

 

Welke impact hebben winkelcentra?

Fabian Maingain wijst erop dat er geen commercieel ontwikkelingsplan is voor het Heizelplateau. 

Hoe vinden winkelcentra hun klanten? Docks ging eerst op zoek in de Nieuwstraat, dan in Schaarbeek. Wat zijn de gevolgen als er nieuwe winkelcentra worden ontwikkeld? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het stadscentrum er niet op achteruit gaat? Deze winkelcentra richten zich op een gestandaardiseerd aanbod, waarbij de horeca enorm veel ruimte inneemt. Tegenwoordig verkopen we een winkelervaring door middel van cultuur en evenementen in plaats van alleen winkelen. We moeten dus "repliceren" om ons aanbod in het centrum te behouden.

Ook al houdt hij niet van het concept, hij geeft toe dat het stadscentrum eigenlijk een openluchtwinkelcentrum is. Het is een van de manieren om shoppers aan te trekken. We moeten het stadscentrum verkopen zoals het is. Dat is een commerciële strategie, geen stadsproject.

Benjamin Wayens antwoordt: we moeten stoppen met de race to the bottom. We moeten stoppen met strijden om het grootste stuk taart. De taart wordt niet groter en de m² wordt steeds rendabeler. Bovendien beveelt het Schema voor commerciële ontwikkeling aan om het winkelgebied te verkleinen. Iedereen heeft baat bij een vermindering van het aantal m² en het aantal commerciële activiteiten. 

We zoeken naar oplossingen op individuele schaal, terwijl we een moratorium op wereldschaal nodig hebben. 

Voor UNIZO hebben traditionele winkelcentra geen grote toekomst. Julie Huntz geeft het voorbeeld van U Place, dat omgedoopt is tot Broeklin en nu evolueert naar een winkelcentrum met KMO's. We stappen af van de visie van een winkelcentrum, omdat dit soort bedrijven daar niet in passen. Waar is de ruimte voor het KMO’s? In het stadscentrum zijn er, afgezien van de horeca, steeds minder. 

Marion Alecian deelt een angst: we ontwikkelen eigenlijk een commerciële strategie zonder een stadsproject te ontwikkelen. We moeten beginnen met ons opnieuw te richten op de bewoonbaarheidsbehoeften van de stad, een opwaartse spiraal creëren op basis van de vraag van de plaatselijke bewoners. En dan het commerciële aanbod aanpassen aan die behoeften. Het is belangrijk dat overheden zich hierop richten.

 

Elke 0,1°C minder = Een tiende van een graad die telt!

Gezondere lucht, meer gelijkheid, betere jobs, meer biodiversiteit, minder droogte, … Elke tiende van een graad minder betekent een beter leven: voor ons, voor onze kinderen en alle volgende generaties.

We doen allemaal inspanningen. Maar alleen geraken we er niet. We hebben meer dan ooit nood aan ambitieuze politieke visie en daadkracht. Nood aan een sociaal én rechtvaardig beleid dat ons en onze leefwereld beschermt. En dat moet niet straks, maar nu! Daarom stappen we samen in de Klimaatmars. 

Kom op 3 december naar Brussel om massaal te zingen, roepen en brullen voor onze toekomst! 

De Klimaatmars begint aan het Noordstation om 13u. Alle info: www.klimaatmars.be 

We willen graag voedselverspilling vermijden, dus geef ons een seintje via het formulier als je graag wil meesmullen.

Op Autoloze Zondag - 17 september 2023 - tijdens de Week van de Mobiliteit – van zaterdag 16 tot vrijdag 22 september - nodigen de Fietsersbond en GRACQ je uit voor de ‘langste Fietsketting’, een gezellig treffen van allerlei soorten fietsers mét een recordpoging.

Van Tubeke naar Brussel-Stad

Fietsen is slim, leuk en gezond, maar vooral ook een sociaal gegeven dat zorgt voor verbinding. Om die positieve eigenschappen te benadrukken en de samenhorigheid van fietsers in de verf te zetten loopt de ‘langste Fietsketting’ van Tubeke, over Halle, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw tot in onze hoofdstad Brussel, meer bepaald langs het kanaal in Anderlecht, Molenbeek en Brussel-Stad.

Op het parcours van de ‘langste Fietsketting’ kan je fietsdorpen ontdekken met fietsherstelateliers, foodfietsen, fietsbehendigheidsparcours en standjes van de vele fietsorganisaties die Wallonië, Vlaanderen en Brussel rijk zijn. Je kan onderweg je fiets versieren of je van je stoerste kant laten zien op de pumptrack, maar je kan ook alles te weten komen over de wegcode, of hoe je zelf je fietstas kan herstellen.

De ‘langste Fietsketting’ is ook een recordpoging en wordt een uniek moment van een nooit eerder geziene ketting van fietsers.

Met een boodschap voor beleidsmakers

De ‘langste Fietsketting’ is ook een oproep aan beleidsmakers van de verschillende regio’s en  beleidsniveaus. Fietsersbond en GRACQ willen namelijk dat zij blijven inzetten op een krachtdadig fietsbeleid met de nodige investeringen en infrastructuur. Zodat veilig en vlot fietsen, genieten van de wind in de haren, verdwalen op mooie fietsroutes en veilig je fiets parkeren op je bestemming vanzelfsprekend wordt voor steeds meer Belgen.

Er is ook een petitie die je kan tekenen, met een formulier van Google.

Rinkelt jouw fietsbel ook harder op zondag 17 september? Laat weten dat je komt via Facebook.

Heb je een idee of een tip voor een activiteit langs het parcours? Neem contact op met Maarten Bellens, de coördinator van de langste Fietsketting bij de Fietsersbond, via maarten.bellens@fietsersbond.be.

Programma:

  • 11h: begin van het fietsdorp
  • 14h: poging tot de langste fietsketting
  • 16h: einde van het fietsdorp

Fietsersbond en GRACQ zijn lid van BRAL.

 

Samen met de 12 lokale Kidical groepen organiseert Kidical Mass Brussels en haar partners de Grote Kidical Mass van Brussel op zondag 10 september. We verzamelen vanaf 13:00 in ons fietsdorp aan het Begijnhof, waar de kinderen kunnen deelnemen aan workshops en animaties en ouders iets kunnen drinken. Het vertrek is gepland om 15:00 aan de Grand Hospice (fietsparking). We leggen een parcours van 5 km af in het centrum van de stad (op kindertempo) om terug samen te komen voor een drink, ijsje en een kididisco!

Het fietsdorp:

  • Standjes (fiets)verenigingen : Fiets partners
  • Workshops (zeefdrukken, street art, ...)
  • Animatie (schminken, muziek, liveshow)
  • Fietsenstalling aan Grand Hospice
  • Foodtrucks
  • Drankstand (Drink Drink)

Programma:

  • 13:00 Opening van het Fietsdorp: workshops en animaties
  • 14:00 Live show: presentatie van de verenigingen, kidical groepen + DJ's
  • 15:00 Vertrek parade
  • 16:30 Terug in het fietsdorp (gratis ijs voor kinderen)
  • 18:00 Einde van het evenement

Nodig vrienden en familie uit en vier met drie jaar Kidical Mass parades in Brussel! Hier vind je het evenement op Facebook.

Doe mee(r):

Velen lijken erover te twijfelen: de link tussen stedenbouw en de gemeenschap. Toch is die er. De problematiek aan het Zuidstation is bijlange niet nieuw, maar krijgt nu wel alle aandacht. Een wijk laten verloederen om het daarna voor een appel en een ei te verkopen aan ontwikkelaars zonder project of visie is slecht bestuur. Het is absoluut niet nieuw in Brussel, maar de huidige context vereist bijzondere, structurele aandacht. 

Twintig jaar geleden wachtten de klanten van een van de laatste cafés rond het Zuidstation op een antwoord of hun geliefde café nog zou bestaan. “Het is altijd hetzelfde verhaal in Brussel: opkopen, laten verpauperen en platgooien. Er is zelfs geen sprake van een project,” vertelde een postbode in 2002.  

Ondertussen zijn de vier woonblokken voor het Zuidstation gesloopt en voornamelijk vervangen door kantoren en het sociale leven is afwezig na 5 uur. Van die beslissing betalen we nu nog altijd de gevolgen.   

Met het Richtplan Van Aanleg Zuid van 2021 kwam er dan wel een plan, maar de regering Vervoort III besloot om geen prioriteit te geven aan betaalbaar wonen, groen en het renoveren van de bestaande gebouwen. In de plaats daarvan opende het de deur naar een gigantisch gebouw van de NMBS en een vastgoedoperatie van verschillende (semi-)publieke blokken rond het Zuidstation die in handen komen van privéontwikkelaars. (Vergelijk ook met de huidige situatie rond het Noordstation). Als kers op de taart besloot de regering Vervoort III haar eigen stedenbouwkundig instrument aan de kant te schuiven en de NMBS haar vergunning te geven.   

Met het richtplan heeft het Brussels Gewest een kans gemist om de wijkbewoners een stabiele en aangename woonomgeving te geven. Het Stadsvernieuwingscontract rond het Zuidstation zal gedeeltelijk inspelen op de omgeving door een stuk van de openbare ruimte te verbeteren en bepaalde lege ruimtes in te vullen. Beter dan niets, maar om het gebied echt aangenaam te maken moet het Gewest de immologica verlaten. De opeenvolgende Brusselse regeringen leren de lessen uit het verleden niet. Op deze manier zullen de stedenbouwkundige instrumenten de wijk niet verbeteren.  

Structurele oplossingen nodig 

In 2011 wilde toenmalig Minister Charles Picqué (PS) rijker volk aantrekken door torens te bouwen. Onze voorzitster reageerde toen: “In plaats van zwaar in te zetten op het aantrekken van nieuwe rijken zien wij meer heil in het structureel rijker maken van de huidige bevolking. Maar dat vergt overleg, hervormingen, een transversaal beleid etc.…en dat is te veel gedoe blijkbaar. Willen we Brussel aangenaam en leefbaar houden, dan is het inperken van de werkloosheid en het verkleinen van de sociale kloof van crucialer belang. Als we daar niet aan werken, zullen de zo gegeerde ‘gegoeden’ trouwens opnieuw wegvluchten. Fancy penthouse of niet.”  

Dat kunnen we twaalf jaar later klakkeloos hernemen, al is helaas ‘inperken’ en ‘verkleinen’ vandaag de dag niet meer voldoende. Om de openbrief van het Brussels Platform Armoede te citeren: “De recente maatschappelijke crisissen (covid-, Oekraine-, energie- en opvangcrisis) hebben de allerarmsten onevenredig zwaar getroffen. … Daarbovenop komt nu een enorme huisvestingscrisis.”  

Goede stedenbouw is een deel van de structurele oplossing, maar nu is er armoedebestrijding nodig om mensen die in zeer precaire omstandigheden moeten overleven een perspectief te geven. Wel even opletten, want meer controles en repressieve recepten zullen niet volstaan. Opvang, huisvesting, toegang tot rechten, werk en psychosociale begeleiding zijn nodig. Werk die wachtlijsten weg voor betaalbare, kwalitatieve sociale woningen, psychiatrische en verslavingshulp. En denk ten slotte eens na over hoe stedenbouw haar bestaande gemeenschap kan maken in plaats van kraken. 

BRAL, stadsbeweging voor Brussel
voorzitter Tom Lootens, tom@bral.brussels