Artikels

Thema

Foto 1: stofzuigeracatie van BRAL uit 2010
Foto 2: Stadsbiografie, Maxim Vandenbossche

De EU zal komend jaar haar regelgeving rond luchtkwaliteit herzien. BRAL wil dat Europa de huidige normen voor vervuilende stoffen aanscherpt naar het niveau van de aanbevelingen van de WHO. Als burger kunnen we onze stem hierover laten horen. Dat kan door de petitie van HEAL te ondertekenen. Maar ook door deel te nemen aan de officiële bevraging uitgaande van de Europese Commissie. BRAL nam de bevraging door en geeft je een voorbeeldbrief (in docx) waarop je jouw antwoorden kan baseren!

Een maand geleden kwam het goede nieuws dat de WHO haar aanbevelingen voor polluenten in de lucht aanzienlijk bijstelde. De boodschap was op zich duidelijk: er bestaat geen veilige ondergrens voor luchtvervuiling. Daarmee weerspiegelen de nieuwe WHO-aanbevelingen de groeiende wetenschappelijke consensus.

Wat de WHO aanbeveelt, is nog geen wet. De normen van de WHO zijn een gezondheidsmaatstaf, aanbevelingen inzake volks- en individuele gezondheid. Het is nu aan de overheden om die aanbevelingen ter harte te nemen en te vertalen in bindende wet- en regelgeving. Wij riepen de Brusselse regering al op om haar regeerakkoord te respecteren en dat effectief te doen.

EU moet WHO-aanbevelingen volgen rond luchtkwaliteit

Naast het regionale niveau is het vooral aan de EU om de WHO-aanbevelingen wettelijk te verankeren in haar regelgeving, om ervoor te zorgen dat alle EU-lidstaten deze implementeren. Dit is een meer dan cruciale stap. Niet dat we de Brusselse regering niet vertrouwen, en geloven dat zij deze stok achter de deur nodig heeft ;-). Wel dat we vinden dat alle burgers overal recht hebben op schone lucht, en wij als Brusselaars ook als we elders op bezoek gaan!

Het goede nieuws is dat de herziening van de EU-regelgeving rond luchtkwaliteit al een tijdje in de stijgers staat. Het wettelijk kader –de Ambient Air Quality Directives (AAQD)- dateert immers al van 2008. Vorig jaar deed de Europese Commissie een fitness check. Daaruit bleek dat de bestaande regelgeving inderdaad niet meer voldeed. De Europese Commissie zal daarom effectief het wettelijk kader bijsturen en voorziet de definitieve goedkeuring ervan in maart 2022.

Wil dat zeggen dat Europa automatisch de aanbevelingen van de WHO zal hanteren in haar nieuw wettelijk kader? Helaas niet. Ze deed dat immers ook niet bij de vorige richtlijnen. Een voorbeeld: de EU stelde destijds haar norm voor de gemiddelde jaarconcentratie fijnstof (PM2.5) op 25µg/m³, terwijl de WHO toen al 10 µg/m³ hanteerde. Deze waarde stelde de WHO trouwens nu bij tot 5 µg/m³.

De EU legde in het verleden economische belangen in de weegschaal tegenover belangen van volksgezondheid en liet de eerste zwaarder doorwegen.

Enkel inzake NO2 hanteerde Europa dezelfde richtlijn als de WHO (40µg/m³). Die norm van de WHO was redelijk behapbaar, omdat uitgebreid en sluitend wetenschappelijk onderzoek toen nog ontbrak om een duidelijke causaliteit[1] aan te tonen tussen NO2 en gezondheidseffecten - behalve dan voor dieselhoofdsteden zoals Brussel, Parijs, London. Bijkomend wetenschappelijk onderzoek heeft die oorzakelijkheid wel aangetoond, waardoor de WHO haar richtlijn nu bijstelt naar 10µg/m³.

Het is nu zaak om de EU eraan te herinneren dat het niet aanvaardbaar is om economische belangen mee in de weegschaal te gooien. Enkel volksgezondheid mag de afweging bepalen.

Petitie “Protect our health”

Wij steunen daarom de oproep aan de EU van de Health and Environment Alliance (HEAL) – waar BRAL overigens lid van is - om de nieuwe WHO richtlijnen te verankeren in de nieuwe directives, en roepen op om hun petitie mee te ondertekenen (Protect our health. Clean air now! (wemove.eu)).

Bevraging Europese commissie

Daarnaast roepen we op om ook de bevraging van de Europese Commissie over de vooropgestelde ambities voor de nieuwe AAQD in te vullen, te vinden op Luchtkwaliteit – herziening van de EU-regels (europa.eu).

EU moet ook governance rond luchtkwaliteit aanscherpen

De inzet is immers ruimer dan enkel het dichten van de kloof tussen de EU-normen en de WHO-richtlijnen. De AAQD regelt niet enkel de normen inzake polluenten. Ze bepaalt ook de manier waarop de EU-lidstaten (of bevoegde overheden) de luchtvervuiling dienen te monitoren, hoe ze de resultaten moeten interpreteren, hoe ze de bevolking dienen te informeren en last but not least op welke manier maatregelen te nemen ingeval van overtreding van de normen. Op al die vlakken kan de regelgeving aanzienlijk verbeteren.

Dat die AAQD niet waterdicht is, bleek bijvoorbeeld uit de uitspraak in de Brusselse “Clean air case”. Een overheid kan nog steeds haar verantwoordelijkheid voor een sluitend plan ter verbetering van de luchtkwaliteit ontlopen, als ze niet op de plaatsen meet die het meest vervuild zijn. Wanneer modellen aantonen dat de luchtvervuiling ruim boven de normen ligt op bepaalde plaatsen, dan moet de overheid nu op die plaatsen gaan meten, er de overtreding vaststellen en dan pas effectieve maatregelen nemen. Dat is een ongelooflijk tijdverlies. De volksgezondheid heeft er meer baat bij als men ook modelgegevens in rekening zou brengen voor het vaststellen van de overschrijding zodat men veel sneller kan ingrijpen om de luchtkwaliteit ter plekke te verbeteren. Een must, volgens ons.

Daarnaast vertoont de EU-regelgeving voor de bevoegde overheden van de lidstaten lacunes op het gebied van monitoring, communicatie & sensibilisering maar ook en vooral remediëring (het wegwerken van de luchtvervuiling). We vinden bijgevolg in heel wat nationale luchtkwaliteitsplannen een overvloed van naast elkaar staande maatregelen over de verschillende interventiedomeinen heen, zonder onderlinge samenhang en vooral zonder rangorde in de prioriteiten. De plannen stellen dan wel de EU-normen voorop als doel – ook in de remediëring, maar verduidelijken niet het pad ernaartoe noch de specifieke bijdrage van de vooropgestelde maatregelen.

Beter zou zijn dat de EU-wetgeving een kader voorstelt dat een duidelijke berekening vereist van de impact van de verschillende maatregelen (afzonderlijk en in combinatie), alsook een vooropgesteld tijdspad, met intermediaire resultaten en nodige evaluaties en bijsturingen.

Reden genoeg om deel te nemen aan deze bevraging. U heeft nog de mogelijkheid u uit te spreken tot 16 december 2021.

Praktische informatie over de bevraging

De enquête bestaat uit vier delen:

  • Deel 1: Wie bent u? — vragen over uzelf en waarom u deze enquête invult.
  • Deel 2: Algemene vragen — over uw mening over luchtkwaliteitskwesties. Voor dit deel is geen technische of deskundige kennis van de richtlijnen vereist, en iedereen kan hierop antwoorden.
  • Deel 3: Specifieke vragen — over uw mening over luchtkwaliteitsmaatregelen en het effect daarvan. In dit deel wordt ingegaan op meer technische aspecten van de onderwerpen/maatregelen die bij de herziening van de richtlijnen in aanmerking worden genomen, en daarom kan deskundige kennis nodig zijn om te kunnen antwoorden. Dit deel kan, indien gewenst, worden overgeslagen.
  • Deel 4: Afsluitende vragen en opmerkingen — deel uw mening over onderwerpen die niet in de vragen aan bod komen, en geef nadere informatie. In dit deel wordt u verzocht aanvullende opmerkingen te maken of relevante kwesties toe te lichten die in de vragen niet aan bod zijn gekomen.

Het beantwoorden van alle vragen zal ongeveer 15 à 30 minuten in beslag nemen. Omdat het een officiële bevraging is, wordt er gevraagd om in te loggen - dit kan via een aantal online platformen automatisch - en een aantal persoonsgegevens in te vullen.

De link is Luchtkwaliteit – herziening van de EU-regels (europa.eu). BRAL nam de bevraging door en geeft je een voorbeeldbrief (in docx) waarop je jouw antwoorden kan baseren! Je kan nog invullen tot 16 december.

Tim Cassiers

[1] Wel toonde wetenschappelijk onderzoek toen al een duidelijke correlatie tussen verhoogde gezondheidseffecten bij stijgende NO2 concentraties vanaf 10µg/m³. Alleen bestond er geen zekerheid over de causaliteit omdat het toenmalige onderzoek onvoldoende onderscheid maakte met de gelijklopende verhoogde concentraties in PM2.5 en zo weinig aantoonde over de specifieke bijdrage van NO2. 

L’enquête publique sur le projet de PAD Midi se clôturait hier. Par ce projet, la Région dit vouloir corriger certaines erreurs du passé dans ce quartier traumatisé depuis de nombreuses années : expropriation massive de logements, construction de 300.000 m² de bureaux neufs, chantiers permanents, espace public chaotique, mobilité infernale…. Le Collectif Midi Moins Une !, soutenu par les associations, a pris connaissance du projet et n’est clairement pas convaincu (voir les avis des associations et de la Commune ci-dessous) !

En juin 2018, la Région annonce son intention d’élaborer un PAD pour le quartier Midi. Le Plan reposerait sur le postulat de faire de la gare du Midi une « gare habitante ». Il est vrai que le quartier juste autour de la gare est aujourd’hui très mono-fonctionnel : 75% de bureaux pour 12 % de logements. Ce déséquilibre est le fruit du choix fait par la Région fin des années 90 de faire du quartier Midi un central business district nécessitant la démolition de quatre îlots d’habitations. Aujourd’hui, la Région voudrait corriger son erreur en reconstruisant 200.000 m² de logements ce qui permettrait à remonter la part de cette fonction au sein du quartier à 35 %. 
En réalité, le plan accompagne, plus qu’il n’encadre, un vaste deal immobilier entre la SNCB et un consortium privé (Immobel-BPI-Besix) où ce dernier s’engage à construire le nouveau siège de la SNCB en surélévation de l’ancien centre de Tri Postal, avenue Fonsny, en échange de la réception des 200.000 m² occupés aujourd’hui dans le quartier par l’opérateur ferroviaire.

Vivre à l’ombre d’un PAD

Ce soi-disant rééquilibrage entre bureaux et logements se fait par le haut en proposant des densités et des hauteurs écrasantes alors que les quartiers adjacents (Cureghem et le bas de Saint-Gilles) sont déjà parmi les quartiers les plus denses de la Région. Les îlots « Tintin » et « Tri Postal Fonsny » pourraient atteindre des densités supérieures à celles de la Tour du Midi. À plusieurs endroits, le PAD autorise des hauteurs allant de 100 à 150 m de haut (hauteur de la tour du Midi). Il en résulte que des espaces publics et d’habitations se retrouveront à l’ombre, soumis à des tourbillons de vent, et de nombreuses vues seront durablement bouchées ! Les nouvelles barres et tours envisagées s’imposeront de manière chaotique dans le paysage de la vallée de la Senne, un non-sens urbanistique !

2000 logements inaccessibles

Les logements construits dans les mètres carrés lâchés au privé ont peu de chance de l’être à un prix abordable pour les bruxellois.e.s. Les consortiums privés à l’œuvre n’ont nullement l’intention de construire du logement public et la Région ne semble pas vouloir les y contraindre. Le projet de PAD ne garantit pas la construction du moindre logement social malgré le fait que le bureau d’étude considère qu’une offre en logements sociaux constitue « une réelle nécessité dans ce périmètre » (Résumé non technique du rapport d’incidences environnementales du PAD, p.54.) qui ne contient que 4 % de logements sociaux. Des bureaux seront démolis pour être remplacés par des logements qui ne répondent qu’à un seul besoin : satisfaire l’appétit des promoteurs.

Un plan d’aménagement destructeur !

La création des logements en question repose sur la reconversion d’une partie des bureaux existants. Mais cette reconversion s’opère par la démolition de près de 300.000 m² de bureaux dont certains ont été construits il n’y a même pas 20 ans, comme les bureaux du SPF Emploi. Or les opérations de démolition-reconstruction sont énergivores (création de tonnes de déchets, charroi de camions…) et en totale contradiction avec toute ambition écologique et de réduction de l’impact sur le climat. Le plan planifie l’obsolescence du bâti bruxellois sans qu’aucune étude n’analyse un scénario de rénovation possible. Un projet de rénovation rendrait la facture environnementale moins salée et éviterait la mise en chantier permanente du quartier.

Mais où sont les crèches, les écoles, les parcs ?

Qui seront ces nouveaux habitants, si abstraits qu’ils semblent pouvoir se passer de crèches et d’écoles ? 2000 ménages sans enfants ? À 1 km de là, le bassin de Biestebroeck est destiné à accueillir 4000 nouveaux ménages. Or, en l’état, les deux territoires (Midi et Biestebroeck) sont déjà en déficit d’équipements de la petite enfance et d’écoles secondaires. Une corrélation devrait pourtant être prévue entre la production de logements et d’équipements, de façon à contraindre la production d’équipements proportionnellement à la réalisation de logements. En l’état, le PAD Midi prévoit seulement la création d’un équipement scolaire. C’est manifestement insuffisant. La même chose pour les espaces verts : un parkeke plus petit que celui de la Porte de Hal sur un territoire qui restera à 90 % minéral.

Pour Midi Moins Une !, l’ARAU, le BRAL, le Codes, IEB et le CRU, le PAD Midi a manifestement été réalisé dans le but de valoriser au mieux le foncier de ces gros acteurs immobiliers privés ou semi-publics en leur autorisant à faire s’envoler les hauteurs des constructions et à ne produire que du logement privé inaccessible. Le PAD Midi opère donc une confusion manifeste entre intérêt général et intérêts immobiliers particuliers de ces gros propriétaires, fussent-ils semi-publics. Les aspects positifs, liés essentiellement à l’amélioration des espaces publics, n’ont pas besoin du PAD et seront pratiquement annulés par les effets négatifs liés à la densité, à la hauteur autorisée des bâtiments et à l’augmentation importante des déplacements routiers engendrés par le programme prévu.

Avis des associations relatifs à l’enquête publique du PAD Midi :

Contacts :

– Jean-Michel Bleus (ARAU) – 02 219 33 45 – jm.bleus@arau.org

– Raphaël Rastelli (Midi moins une !) – 0484 94 20 61

– Benayad Abderazzak (CRU) – 0468 49 90 84

– Claire Scohier (IEB) – 0473 66 75 05 – claire.scohier@ieb.be

Signataires : ARAUBRALCentre de Rénovation Urbaine (CRU)Collectif Midi moins une !Comité de Défense de Saint-Gilles (CODES)Inter-Environnement Bruxelles

Foto: Philippe Massart

Laat je stem horen om de Friche Josaphat te redden! Je kan nog tot 25 november reageren op het openbaar onderzoek van het Richtplan voor de Josaphatfriche. BRAL maakt het je makkelijk met een voorbeeldbrief die je kan kopiëren en aanpassen zoals je wil.

Via mail

Aan: josaphat@perspective.brussels 

CC: info@bral.brussels

Per post

Perspective.brussels,

Naamsestraat 59,

1000 Brussel 

Onderwerp: Bezwaarschrift openbaar onderzoek Richtplan van Aanleg Josaphat bis

Beste,

Ik wil graag als geëngageerde burger reageren op het Richtplan van Aanleg Josaphat dat in openbaar onderzoek is tot 25 november 2021.

Het plan dat nu voorligt, bevat weinig fundamentele veranderingen ten opzichte van het vorige richtplan uit 2019. Dit is ontgoochelend, want tijdens het vorige openbaar onderzoek kwam er op dat plan nochtans felle kritiek. Ik ben van mening dat de wijzigingen van het plan niet voldoende zijn en ik vraag dan ook een radicaal nieuw plan voor de Josaphatsite volgens de principes van het Manifesto Plan B Josaphat.

Dit zijn mijn bezwaren op het plan:

  1. Het ‘biopark’ van 1,28 hectare is te klein om de huidige biodiversiteit in haar waarde te laten. Minder soorten zullen overblijven en ook trekvogels zullen een rustpunt minder hebben op hun route. Ik wil dat de plannen voorzien in één aaneengesloten ‘biopark’ van 14 hectare. Ik refereer naar Marc Peeters, expert in de biodiversiteit bij het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen die stelt: “Relatief gezien is de friche Josaphat een gebied dat rijker is in biodiversiteit dan sommige zones in de Hoge Venen of het Zoniënwoud, nochtans twee natuurmonumenten. (...) Niemand die bij zinnen is, zou het in zijn hoofd halen om te gaan bouwen in het midden van de Hoge Venen.
  2. Het is net op de locatie van de geplande wooncampus dat de meeste diersoorten (75%) werden waargenomen. Er loopt al een procedure om een ontwikkelaar aan te stellen voor de wooncampus, maar ik wil dat de regering die procedure stopzet. Dit kan ze, want de wet inzake overheidsopdrachten (art. 85) stelt dat overheden altijd het recht hebben om een procedure stop te zetten.
  3. Het taludbos ten noorden van het biopark moet volgens de plannen plaatsmaken voor woningen. Het is niet logisch om deze ‘corridor’ van spoorwegbermen ten het noorden van het biopark te doorbreken. De spoorwegbermen maken deel uit van de aanwezige biodiversiteit en vervolledigen de interessante mix aan biotopen. Ik wil dat het taludbos integraal behouden blijft zodat de ecologische link niet wordt doorbroken.
  4. De plannen doen de verharding (ondoordringbare, gebetonneerde grond) toenemen van 35,9 procent naar 57,4 procent. Men kiest ervoor om vooral te verharden waar het nu groen is. Maar door de klimaatverandering moeten we ons dringend voorbereiden op meer waterlast én stedelijke hittestress. Water moet ook in de stad meer ruimte krijgen om in de grond te dringen én het verkoelende aspect ervan kan beter worden uitgespeeld. De site heeft het potentieel om de verkoeling door te trekken van buiten Brussel richting het centrum. Ik wil dat men op de Josaphatsite groen houdt waar het groen is en bouwt waar het al grijs is.
  5. De huidige plannen dienen om de hoge woonnood in Brussel te lenigen. Dit is inderdaad een prangend probleem, maar er zijn andere oplossingen dan te bouwen in het groen. Ik wil dat men de perimeter van het RPA Josaphat uitbreidt, zodat percelen die in publieke handen zijn en gebouwen die leegstaan of leeg komen te staan op en nabij de Leopold III-laan kunnen dienen om woningen van te maken. Daarnaast kunnen we op veel andere plekken in Brussel woningen maken van kantoren. Tot slot zal de bevolking minder toenemen dan men 10 jaar geleden voorspelde. Het aantal woningen moet dus niet drastisch omhoog, ze moeten wel betaalbaar en klimaatrobuust worden. Ik vind dat de overheid de publieke grond publiek moet houden en dat ze absoluut prioriteit moet geven aan kwaliteitsvolle, sociale (60%) en betaalbare woningen (bijvoorbeeld volgens het Community LandTrust-model).
  6. Als er gebouwd moet worden binnen de perimeter van het RPA, stel ik voor als eerste fase een stationswijk te ontwikkelen ten oosten van de sporen, ten noorden van het huidige industriegebied.

In het kort mijn aanbevelingen:

  • Zet de wooncampus (de vroegere fase 1) stop 
  • Neem tijd en maak een écht nieuw RPA. Eentje volgens de principes van het Manifesto Plan B Josaphat
  • Houd groen waar het groen is en bouw waar het al grijs is 
  • Maak één aaneengesloten ‘biopark’ van 14 ha (op de 24)  
  • Behoud het taludbos integraal 
  • Breek uit je perimeter  
  • Hou publieke grond publiek en maak van 60% van de woningen sociale woningen. 
  • Ontwikkel als eerste fase een stationswijk ten oosten van de sporen (ten noorden van het huidige industriegebied). 
  • Zet (nog) meer in op de reconversie van kantoren  

Ik hoop dat de betrokken overheden rekening houden met deze opmerkingen.

Eventueel: Ik wens uitgenodigd te worden voor elke hoorzitting die te maken heeft met dit dossier.

Hoogachtend,

[Voornaam Naam]

[Adres]

Een dikke merci om je te engageren als kritische burger in dit belangrijk dossier! Samen verleggen we stenen in de Brusselse stadsplanning. Meer info over de bezwaren lees je hier.

Guido Vanderhulst (1940-2019) is ongetwijfeld een sleutelfiguur geweest in het verdedigen van het Brusselse sociaal en industrieel erfgoed. Hij wist de site van Tour en Taxis, de Familistère Godin en de gebouwen van de brouwerij Wielemans-Ceuppens van de sloop te redden. Ook heeft hij verschillende sociale organisaties en vzw’s, gericht op solidariteit, in het leven geroepen. De Brusselaars kunnen hem zeer erkentelijk zijn. Een aantal verenigingen en prominente persoonlijkheden ijveren om de herinnering aan hem in de publieke ruimte een plaats te geven. Op 15 november is het precies twee jaar geleden dat Guido Vanderhulst overleed. Daarom starten we vandaag een petitie om de loop- en fietsbrug boven het kanaal tussen Anderlecht en Molenbeek ter hoogte van de Gosseliesstraat de naam van Guido Vanderhulst te geven.
Hier vind je meer info en kan je tekenen. Lees ons interview met Guido in de publicatie “Thurn & Taxis”.

Foto: Marliesplatvoet via Pixabay

Dit artikel verscheen op Pala.be aan de hand van Dirk Barrez. We nemen dit artikel volledig over omdat het kan dienen als een voorzet voor actieve burgers in België om zich te verenigen in een burgercoöperatie in de energietransitie. In een volgend artikel gaan we praten met CityMine(d). Dit lid van ons is aan het experimenteren met energie in de Noord- en Zuidwijk in Brussel.

Bekijk dit artikel als een poging tot globaal denken, lokaal handelen (“think global, act local”). We nemen de woorden van Pieter Leroy, emeritus hoogleraar milieu en beleid in De Standaard (16/11/2021), ter harte. Hij stelt, na afloop van de COP26, dat een alomvattend akkoord tussen een grote groep landen niet de juiste weg is om de klimaatcrisis aan te pakken. “Het is beter om specifiekere besluiten te nemen en concrete voorstellen te doen voor een geleidelijke omschakeling. […] Het grote probleem is niet de vervanging van de ene energiebron of de ene technologie door de andere. Het grote probleem is dat er sociale verandering nodig is.” En die sociale verandering, die begint volgens ons van onderuit. Bij deze, het artikel:

Nieuwe wind- en zonmultinationals eisen wereldwijd een grote plek op in het tijdperk van de elektriciteit. Tonen burgers en hun energiecoöperaties zich even dynamisch?

“De opkomst van hernieuwbare energiemultinationals als Orsted, Enel of Iberdrola is zeker ecologisch en ook sociaal te verantwoorden… Maar die evolutie vloekt met de maatschappelijke ambitie om de wind voor iedereen te laten waaien en ze daarom door burgercoöperaties te laten uitbaten. Zijn die coöperaties echter opgewassen tegen de nieuwe multinationals? Kunnen zij een vergelijkbare dynamiek ontplooien?” Zo eindigde vorige Pala bijdrage.

Krachtmeting tussen coöperaties en energiereuzen

Er speelt zich een belangrijke tegenstrijdigheid af in het revolutionair veranderende energielandschap. Hernieuwbare energie laat toe om de energieproductie fundamenteel te veranderen van een dominant mondiale activiteit – vertrekkend van waar olie, gas en steenkool zich bevinden – naar een veel meer gelokaliseerde activiteit. Er zijn immers zowat overal mogelijkheden om hernieuwbare energiecapaciteit uit te bouwen.

Hernieuwbare energie is in principe ideaal voor de eigendom van samenlevingen

In principe biedt dit uitstekende kansen voor samenlevingen en burgers om de productie van die hernieuwbare energie veel meer in handen te nemen. Het ideale instrument daarvoor is de coöperatieve ondernemingsvorm. En inderdaad laat het begin van de 21ste eeuw een sterke opbloei zijn van energiecoöperaties in nogal wat landen, zeker in Denemarken en Duitsland.

Toch lijkt het er sterk op dat hun transitiekracht niet opgewassen is tegen die van de nieuwe energiemajors. Kijk bv. naar de evolutie in Duitsland, een voorloper in coöperatieve energie met maar liefst 896 energiecoöperaties eind 2020. Samen investeerden ze reeds 3,2 miljard euro in hernieuwbare energie. Ter vergelijking, de Belgische burgercoöperaties zitten aan 100 miljoen euro kapitaal.

Maar al vanaf 2013-2014 vertraagt de groei van het aantal Duitse coöperaties sterk. De jongste jaren komen er maar mondjesmaat bij. Belangrijker nog is dat hun gezamenlijke plannen voor het installeren van nieuwe zonne-energiecapaciteit in drie jaar, van 2018 tot 2021, vrijwel zijn gehalveerd.

Toch lijken coöperaties niet opgewassen tegen nieuwe energiemultinationals

In de snelle energietransitie die we beleven heeft die vertraging grote gevolgen. Alleen al Orsted investeert nu elk jaar ruim de helft meer dan alle Duitse coöperaties in de voorbije 15 jaar. Het aandeel van de Duitse hernieuwbare energie dat coöperaties in handen hebben, daalt de jongste jaren fel. Eind 2020 hebben de energiecoöperaties naar eigen zeggen amper 3,5 procent van de hernieuwbare elektriciteitsproductie. Natuurlijk groeien ze nog maar veel minder snel dan de privéproductie van energiemultinationals.

Zo laten burgers en samenleving de hernieuwbare energie vooral over aan marktspelers. Ze lijken het pleit te verliezen om een relevant deel van de productie zelf in handen te nemen. Of schaart de politiek zich effectief aan de zijde van de samenleving?

Doet politiek het tij keren?

Misschien keert het tij opnieuw. Al in 2015 ziet de Europese Unie een rol voor energiegemeenschappen en dus burgerinitiatieven om de energietransitie voluit te laten slagen. Nederland vertaalt dit in 2019 in verplichte burgerparticipatie (tot de helft) voor nieuwe zonne- en windenergieprojecten op land.

Ook België voorziet in 2019 het principe van burgerparticipatie. Half 2021 komt er zicht op een concrete invulling als de burgers via hun energiecoöperaties uitgenodigd worden om te participeren in de nieuw te bouwen windmolens op zee.

Principes, intenties en uitnodigingen vanwege de politiek zijn mooi maar de geschiedenis leert hoe weinig daarvoor wordt gekocht. Veel beter en echt relevant is de omzetting ervan in verwezenlijkingen. Er blijft immers grote onzekerheid hangen boven het initiatief Burgerwind op Zee. Samen met één of meer consortia kunnen de verzamelde coöperaties dan wel meedoen aan de tenderprocedure voor windconcessies – die is voorzien voor 2023 – daarom zijn ze nog niet bij de winnaars. Dat zou wel het geval zijn indien burgerparticipatie verplicht wordt voor elk consortium … aan de politiek om alsnog die stap te zetten.

Als die stap niet wordt gezet, kan er enkel burgerparticipatie komen indien Burgerwind op Zee aansluiting vindt bij één of meer van de winnende consortia.

En er zijn nog wel wat stappen te zetten, zoals hoe hoog moet of kan het aandeel van de burgers dan wel zijn? Is het bijvoorbeeld 5, 20 of 50 procent van het nieuwe energievermogen? Het persbericht bij de lancering van Burgerwind op Zee verstrekt daarover geen informatie. De overheid heeft er (nog) niets over bepaald.

Belgische coöperaties mikken op 20 procent nieuwe windmolens op zee

Contact met REScoop Vlaanderen leert Pala dat de verzamelde burgercoöperaties mikken op twintig procent van het nieuwe vermogen van in totaal 2,1 GW. Dat is een forse maar geen onmogelijke ambitie. Om dat financieel waar te maken zouden de Belgische burgers zowat 250 miljoen euro aan kapitaal moeten investeren in Burgerwind op Zee.

Mits een goed aangepakte campagne en voluit steunend op hun 100.000 leden en een actief middenveld zou dat laatste niet de zwaarste uitdaging mogen zijn.

Of de burgercoöperaties die kans krijgen of afdwingen … en of die kapitalisering vervolgens lukt? Dat verhaal wordt in de nabije toekomst geschreven. Zeker is dat privébedrijven volop zullen lobbyen om de wind zoveel mogelijk en liefst uitsluitend voor hen te laten waaien. Attente samenlevingen en coöperaties zullen zich zo goed mogelijk verweren. Beslissend zal de opstelling van de politiek zijn.

Dirk Barrez

Hoofdredacteur Pala.be en auteur van TRANSITIE. Onze welvaart van morgen  en 11 politieke dwaasheden. 50 jaar schuldig verzuim van onze politici

Eindnoot van BRAL

Het lijkt ons niet meer dan logisch dat ook burgers kunnen investeren in energie opgewekt in Belgische wateren. Wil je investeren in Burgerwind op zee? Dat kan binnenkort, mits wat goedgemikte politieke druk!

Eerst doet Burgerwind op zee een ronde bij alle deelnemende coöperatieven. Eens het startkapitaal van 5000 euro bij de coöperatieven is verzameld, zijn ze echt op weg om een “energiegemeenschap van energiegemeenschappen” te worden.

Dan wordt het zaak om ervoor te zorgen dat de federale regering Burgerwind op zee een plaats geeft in de “tender” (afwegingsprocedure voor wie zal investeren). De grote spelers doen ook mee en als die teveel druk zetten, zal er misschien toch geen plaats zijn voor de burgers. Zoals Dirk stelt, zou het een goed idee zijn om burgerparticipatie te verplichten voor elk consortium.

Als Burgerwind op zee goedkeuring krijgt van de federale regering om mee te investeren, dan zal iedereen - jij, je tante Marianne en je nonkel Mo, - rechtstreeks een centje kunnen bijdragen aan energie opgewekt op zee! Uiteraard zullen we je laten weten wanneer dat zover is, maar eerst: het startkapitaal van de lokale coöperatieven in orde krijgen.

Het leuke nieuws is: als alles goed gaat, zal er ook voor het eerst een Brusselse coöperatieve voor energie het licht zien en die zal proberen meedoen met Burgerwind op Zee. Daarover later meer. 

Tussen haakjes: niets houdt je tegen om er ook zelf een op te starten. FebeCoop en 1819 - hub.brussels kunnen je helpen met advies. Opgelet wel: Burgerwind op zee is een initiatief van Rescoop en zij volgen het charter van ICA (International Cooperative Alliance). Om in te stappen moet je dus ook de principes uit het charter volgen. Trokken we je over de streep? Laat het ons zeker weten, zodat we je initiatief een (communicatieve) duw in de rug kunnen geven!

Maya Maes

In Brussel zijn dieselvoertuigen nog steeds te vervuilend - een nieuwe studie

De ICCT (International Council on Clean Transportation) publiceert vandaag een studie die ondubbelzinnig is: bijna de helft van de in Brussel afgelegde kilometers wordt gereden door dieselvoertuigen met een uitstoot die ver boven de reglementaire limieten ligt. Organisaties die ijveren voor betere luchtkwaliteit in Brussel reageren: versnel het verbod op dieselauto’s in Brussel.

De ICCT publiceert vandaag de resultaten van metingen van de reële voertuigemissies in Brussel, die afgelopen najaar zijn uitgevoerd. Gedurende twee maanden, in samenwerking met Brussel Leefmilieu, werden de emissies van 130.588 voertuigen gemeten op belangrijke punten in de stad, met behulp van remote sensing technologie. Uit de resultaten blijkt dat voor dieselvoertuigen op de weg in Brussel met motoren die tussen 6 en 15 jaar oud zijn, de werkelijke stikstofoxide-emissies tot 5 keer hoger kunnen liggen dan de voorgeschreven grenswaarden. Bijna de helft van de in het kader van deze studie uitgevoerde metingen betrof dit type voertuig. Bovendien hebben dit soort dieselmotoren een aanzienlijke invloed op de emissies. Euro 5-dieselauto's (op de weg gebracht vanaf 2011) dragen bijvoorbeeld bij tot 40% van de stikstofoxide-uitstoot van auto's, terwijl ze slechts 20% van de gemeten voertuigen vertegenwoordigen.

De Brusselse Regering heeft beslist om alle dieselmotoren tegen 2030 te weren uit het Gewest. Volgens organisaties die ijveren voor betere luchtkwaliteit in Brussel toont het ICCT-rapport aan dat het uitfaseren van dieselvoertuigen moet worden versneld.

Raf Pauly, coördinator voor BRAL, reageert: "Dit rapport toont aan hoe belangrijk de komende uitfasering van Euro 4 diesels in januari 2022 is voor de luchtkwaliteit in Brussel, en dat de lage-emissiezone een belangrijk instrument is. Maar het toont ook aan dat voor de andere, talrijkere dieselmotoren de uitstoot van stikstofdioxide en fijne deeltjes te hoog is. Dieselmotoren behoren tot het verleden. In Parijs zullen ze vanaf 2024 verboden zijn. We moeten de uitfasering van deze motoren zo snel mogelijk, en vóór 2030, versnellen."

Dit rapport wordt gepubliceerd twee weken na het nieuws dat Brussel in de ISGlobal-ranking op de 8e plaats komt van dodelijkste Europese steden wat blootstelling aan NO2 betreft. Indien in Brussel de meest recente NO2-normen van de WHO zouden gerespecteerd worden, kunnen 433 voortijdige sterfgevallen per jaar worden voorkomen. Bovendien stelt een studie van het EPHA (European Public Health Alliance) dat elke Brusselaar jaarlijks gemiddeld 1.395 euro verliest ten gevolge van de kosten voor gezondheidszorg als gevolg van luchtvervuiling per jaar.

Pierre Dornier, voorzitter van de vzw Les Chercheurs d'Air, reageert ook: "Deze studie is weer een waarschuwing. Er bestaat niet zoiets als schone diesel. Het is duur voor onze gezondheid, onze planeet en onze portemonnee. Het Brussels Gewest moet vaart zetten achter de invoering van instrumenten zodat iedereen zich zo snel mogelijk kan bevrijden van deze fossiele brandstof: steun aan burgers voor duurzame mobiliteit, hulp aan professionelen, snellaadstations voor taxi's, enz. De oplossingen bestaan, laten we ze gebruiken!”

Pers contact:
Raf Pauly, coördinator voor BRAL (NL)
raf@bral.brussels
+32487319420

Pierre Dornier, président de l’ASBL Les Chercheurs d’Air
pierre@leschercheursdair.be
+32496815263

 

Schaarbeek Vorming is een spoorwegknooppunt en voormalig vormingsstation ten noorden van Schaarbeek Station. Wat brengt de toekomst voor deze laatste giga-open ruimte in Brussel? BRAL trok op onderzoek met een keur aan topsprekers en 40 deelnemers. De volledige tekst vind je hieronder met de foto's helemaal onderaan. We maakten er ook een mooie pdf van waarin de afbeeldingen op de goede plek staan inclusief een kleine quizvraag. Aan jou de keuze :)

Schaarbeek Vorming is een gigantisch, voormalig vormingsstation en spoorwegknooppunt net ten noorden van het station van Schaarbeek en ten westen van Haren. Wie de kaart al eens bekeek, beseft dat de afstanden te groot zijn voor een wandeling, dus verkenden we de site met de fiets. De tour was in mum van tijd volzet. Meer dan veertig deelnemers grepen de unieke kans om deze anders ontoegankelijke spoorwegsite te bezoeken en een aantal mysteries te proberen op te lossen. We zetten hier de belangrijkste lessen op een rijtje. Een verslag!

Inleiding  

Het terrein wordt nog altijd gebruikt als was- en onderhoudsplaats voor treinen. In 2011 was een deel van de site nog de gedoodverfde locatie voor een nationale voetbaltempel. Maar daar vonden we in het richtschema Schaarbeek Vorming uit 2013 al niets meer van terug. De centrale spil van dat plan was een logistiek centrum dat verbonden was met het water en het spoor. En toen werd het stil. Het enige zekere was dat het Fonds voor spoorweginfrastructuur (FSI) nog altijd 40 hectaren van het terrein te koop stelt. De NMBS en Infrabel (voor 2005 nog gewoon samen de Nationale Maatschappij der Belgische Sporen) blijven eigenaar en gebruiker van de rest van de site. De eerste kaart geeft een overzicht van de site en haar eigenaars. De huidige discussies gaan vooral over het blauwe stukje.

Na een lange windstilte leek er dan toch iets te bewegen en lazen we deze opvallende quote in het regeerakkoord (2019-2024): “De Regering zal ook een algemene studie opstarten over de mogelijkheid om de Zenne op het terrein van Schaarbeek-Vorming opnieuw bloot te leggen.” Waarbij al expliciet de link werd gelegd met de klimaatcrisis. Tijd voor een stand van zaken. Avanti! Of toch niet?

Een lichte paniek beroerde de gemoederen toen we onverwacht voor een gesloten poort stonden. Enkele telefoontjes later opende de poort zich gelukkig en fietste een gelukkige meute het beloofde land binnen.

  1. Perspective

Bovenaan een spoorwegtalud krijgen we een weids zicht op de omgeving. Niet alleen op het immense projectgebied zelf maar ook het aanpalende natuurgebied het Moeraske, de industrie langs het kanaal, Neder-over-Heembeek, het viaduct van Vilvoorde en de UP-site toren. Door maar enkele meters te klimmen, ligt een groot deel van de Zennevallei aan onze voeten. Hier krijgen onze eerste twee sprekers het woord.

Thomas Van den Boogaerde, Projecthouder Territoriale Strategie bij Perspective,  licht de ruimtelijke context en de belangrijkste beleidsintenties toe. Hij doet dat aan de hand van twee kaarten uit het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO) en een schets uit het Beeldkwaliteitsplan (BKP) voor de kanaalzone.  Beiden zijn strategische visies – geen uitgewerkte plannen dus.

Logistiek & economische productie

In het GPDO uit 2018 is Schaarbeek Vorming een “grote strategische reserve” in Brussel, met logistiek en economische productie als voornaamste doel voor deze site. Die functie is nog niet gedetailleerd ingevuld, maar geldt als algemene richting voor haar ontwikkeling. De Haven van Brussel zal hier later dieper op ingaan.

Ecologische netwerk

Tegelijk erkent het GPDO de site als deel van een ruimer interregionaal groen netwerk. Check de pijltjes op de kaart. De ecologische waarde van Schaarbeek Vorming ligt niet alleen in de site zelf, maar ook in haar plaats binnen het bredere Brusselse ecologische netwerk en de linken met de omliggende gebieden. Dit geldt niet alleen in termen van hoe de site er nu bijligt maar ook hoe ze verder kan ontwikkeld worden om een belangrijke schakel in dat netwerk te worden.

Beeldkwaliteitsplan (BKP)

De ontwikkeling van Schaarbeek Vorming houdt ook rekening met het Beeldkwaliteitsplan (BKP), een plan dat de landschappelijke kwaliteit van de kanaalzone (en dus de Zennevallei) wil versterken. Ook binnen de vele ontwikkelingsplannen die ervoor worden opgesteld.

Terwijl landschappelijke kwaliteit (vroeger?) al eens gebruikt werd als glijmiddel voor fancy woonontwikkelingen aan het water, staat het behoud en betere integratie van productieactiviteiten meer en meer centraal.

Twee centrale ideeën van dit plan zijn de ontwikkeling van groene coulissen langs het kanaal (die 90° op het kanaal aansluiten) en het heropenen van de Zenne.  Die ‘coulissen’ kunnen ook zichtpunten op het water zijn zonder dat je per se tot aan de oever kan wandelen.

Er werd al wat nagedacht wat je zou krijgen als je deze principes zou toepassen op Schaarbeek Vorming en meer specifiek het gebied dat zal ‘vrij’ komen, de 40 hectaren die het Fonds voor Spoorweginfrastructuur aan het verkopen is. Het resultaat zie je op de derde kaart.

Belangrijk: dit is niet meer dan een eerste visie binnen het kader van wat men toen (2019) dacht hoe de site zich zou ontwikkelen. We zien hier wel voor het eerst de Zenne verschijnen en een schuchtere poging tot ‘coulissen’, ‘corridors’ of hoe je ook wil noemen doorheen het industriegebied. Kortom het is een begin. Leefmilieu Brussel pikte het vandaar op en krikte het ambitieniveau omhoog.  Daarover later meer.

Wat we leerden van Perspective

Er is op dit moment nog niets beslist over het invullen van de site. Er gebeurt nu vooral heel wat reflectie over de toekomst van Schaarbeek Vorming, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende dimensies die belangrijk zijn: economische ontwikkeling, milieu, mobiliteit, …

Concreter is wel dat de logistieke/industriële roeping wordt bevestigd én dat de omgeleide Zenne nu effectief deel uitmaakt van de lopende denkoefeningen en discussies.

Ze werken ook mee aan intergewestelijke denkoefening (zoals buda +). Als nieuwtje kregen we nog mee dat er aan een mobiliteitsstudie wordt gewerkt die probeert de gezamenlijke impact te bestuderen van alle lopende projecten rond de Ring in zowel Vlaanderen als Brussel.

Terzijde: op het terrein van Schaarbeek Vorming staan nog een aantal historische gebouwen: een bunker uit WO II en een slaapzaal van het verzet. De bunker is in 2019 erkend als erfgoed maar de slaapzaal met de muurschilderingen is dat nog niet. Een van de deelnemers deed dan ook een hartelijke oproep bij Perspective om ook dat gebouw te beschermen. 

  1. Natagora

Natagora is in Brussel heel actief rond het monitoren van en ijveren voor de versterking van de biodiversiteit, zoals o.a. op de Josasaphatsite. Sinds enkele maanden doen ze dit ook op Schaarbeek Vorming, onder impuls van enkele vrijwilligers.

Ook Amandine Tiberghien (Natagora) maakt de link van Schaarbeek Vorming met haar omgeving in het Gewest, als deel van een groter ecologisch netwerk. In Brussel is het ecologisch netwerk ingedeeld in drie zones, zoals beschreven in het Natuurplan: centrale zones (hoge biologische waarde), ontwikkelingszones (een gemiddelde biologische waarde of een hoge potentiële biologische waarde) en verbindingszones (site die door haar ecologische kenmerken de verspreiding of migratie van soorten bevordert).

Het Moeraske en het Walckierspark vlàk naast Schaarbeek Vorming hebben officieel de ‘hoogste’ status maar de site zelf heeft tussen de spoorwegbundel door zowel ‘ontwikkelingszones’ als ‘verbindingszones’. Aangezien veel planten en dieren zich langs spoorwegen (en zeker haar taluds) verplaatsen is het eigenlijk één zeer grote verbindingszone.  Naast de spoorwegen zijn natuurlijk ook het kanaal en Zenne belangrijke verbindende elementen. Wat soms verassingen geeft, zo broedt er een beetje verderop al aantal jaren een koppel kleine plevieren aan het kanaal op een parking voor vuilniswagens. 

Aangezien het onderzoek nog maar net begon, is er eigenlijk nog maar weinig geweten over de huidige biodiversiteit. Maar het is wel duidelijk dat er nu al een hoge biodiversiteit is en dat de potentie groot is. We zien nu al veel migrerende vogels, bijzondere insecten, planten en ook reptielen. Hagedissen zijn dol op de warme stenige omgeving.  Natagora schat dat er ongeveer 900 soorten zijn op en rond de site. De voorlopige lijst vind je hier. De talluds of spoorwegbermen verdienen een speciale vermelding omdat ze een grote ecologische waarde hebben.  

Veel spoorwegbermen herbergen een grote biodiversiteit en spelen een belangrijke rol bij de verspreiding van dieren en planten.

Ook de gebouwen op de site hebben hun waarde. Zo broedt er een koppel torenvalken in één van de gebouwen. En een beetje verderop aan het kanaal nestelt een enorme kolonie huiszwaluwen aan de CERES-fabriek. Zij komen ook jagen boven de site.

Natagora stelt een dynamisch beheer voor op sites als Schaarbeek Vorming, waarbij economische productie wordt afgestemd op de natuur die in deze sites aanwezig is. Dat kan o.a. gaan over tijdelijke aanpassingen in functie van de soorten die de site gebruiken als tijdelijke habitat. Denk hierbij aan putten in de grond die gebruikt worden als broedplekken. Tijdens de broedperiode kan het verkeer op de site omgeleid worden om deze plekken niet te verstoren. Ook kunnen we bepaalde habitats of landschapselementen (zoals bepaalde bomen of hagen) met rust laten of versterken. Amandine vermeldt ook het project "Life Quarries", dat de rol van steengroeven in gebruik als geschikte plaats voor bepaalde soorten in stand houdt.

In ieder geval zou zo snel mogelijk moeten geïdentificeerd worden welke zones op de site het gevoeligst zijn voor verstoring en welke zones veel potentie hebben voor verdere ecologische ontwikkeling. Uiteraard komen hier veel verschillende belangen samen: de uitbouw van het groenblauw netwerk, industriële ontwikkeling met dynamische beheer.

  1. Viabuild

Het bedrijf Viabuild is “gespecialiseerd in wegeniswerken, afbraak- en grondwerken, asfaltwerken, asbestverwijdering, burgerlijke bouwkunde en rioolrenovatie.” Op Schaarbeek Vorming verzamelen zij (beton)puin, asfalt, grond en zand die ze verwerken tot werkstof voor bijvoorbeeld wegenwerken. Dat levert o.a. materiaal op voor het leggen van funderingen en gezeefd zand. Momenteel hebben zij een concessie die loopt tot 2028. Hun ploeg bestaat een 4 à 5 werknemers, met in piekperiodes soms 10 werknemers.

Diederik De Pauw vult aan: "Circa 85% van het puin dat we verwerken komt uit het Brussels Gewest, en de gefabriceerde werkmaterialen worden ook bijna volledig gebruikt binnen Brussel. Gezeefd zand leveren we ook buiten Brussel (Wallonië, Nederland). Deze locatie is niet verbonden met het water maar een beetje verderop in Neder-over-Heembeek hebben we een locatie mét kaai om ook per schip te kunnen vervoeren." Wat een voorwaarde was voor het verkrijgen van de concessie aldaar.

Het werk van Viabuild op Schaarbeek Vorming vindt plaats in de open lucht, waarbij ze geen elektriciteitsaansluitingen hebben. Hun machines werken dus op dieselmotoren, die dan ook moeten beantwoorden aan de Brusselse NOx-normen. Er is dan wel geen elektriciteit, ze zitten hier graag. Niet alleen omdat het goed gelegen is maar ook omdat er genoeg plaats is en je er nog ouderwets veel lawaai kan maken. Voor sommige activiteiten is het een voordeel dat er geen woningen in de buurt zijn.

In België is wat Viabuild doet complex omdat elk gewest zijn eigen normen heeft. Waardoor wat in het ene gewest ‘afval’ is in het andere gewest een grondstof of gewoon grond is. En wanneer iets plots ‘afval’ is, moet er anders mee omgegaan worden. Met als pervers gevolg dat er al eens grond op de vrachtwagen naar een ander gewest wordt gezet wanneer blijkt dat die plots afval werd of niet meer bruikbaar voor een bepaalde toepassing.

Over grond gesproken: de zone waarbinnen ze werken bevat heel wat opgehoopte lagen grond, die niet door Viabuild zelf zijn opgehoopt. Om deze grond te verplaatsen is er heel wat budget en tijd nodig: er moet immers eerst een analyse van gemaakt worden en de nodige vergunningen moeten aangevraagd worden. In principe kunnen deze ‘terrils’ niet blijven liggen: om grond na 3 jaar te laten liggen is een aparte vergunning nodig omdat het dan als stortplaats beschouwd wordt (en dus niet als ‘stockage’ van grond).  De verwijdering en sanering van de grond kost bovendien veel geld. De eigenaar zou die kost kunnen afschrijven door een andere ontwikkeling van de site te kunnen overwegen.

Is het wel nodig deze ‘terrils’ helemaal te verwijderen? Natagora bemerkt hoe de “illegale” bergen ook ecologisch interessant kunnen zijn. Is er een creatieve oplossing mogelijk? Hoe dan ook, zo’n ‘terril’ brengt ook landschappelijke variatie. Een idee om mee te nemen in het landschappelijke plan dat nog moet opgemaakt worden?

Om grond of de bodem te behandelen als een bron of grondstof en niet als afval moet de wetgeving veranderen. De bodem
vormt de potentiële thuisbasis van complexe ecosystemen, diverse habitats en meervoudige interacties waarvan wij afhankelijk zijn. Ons nieuwe participatieve actieonderzoeksproject Super Terram zal dit onderwerp verder verkennen.

Diederik wijst er ten slotte ook op dat deze site vaak gebruikt wordt als illegale stortplaats, vooral in het weekend (als er niemand aanwezig is). Dat betekent dat er aan het begin van de week heel wat afval moet opgeruimd worden, o.a. ook asbestplaten. Ze gebruiken hun graafmachine in het weekend om de sluikstorters en plunderaars (koperdieven en benzineaftappers) een beetje de toegang te blokkeren, maar ze storten ook ervoor, helaas.

  1. Leefmilieu Brussel

Martin Ohsé werkt voor Leefmilieu Brussel, binnen het departement Water. Hij presenteert de visie van Leefmilieu Brussel voor Schaarbeek Vorming. Ook Martin maakt de link met de omgeving van Schaarbeek Vorming en de bestaande strategische plannen.

Schaarbeek Vorming is volgens Martin belangrijk voor verschillende redenen. Er is de landschappelijke waarde, haar plaats in het ecologische netwerk, haar recreatieve rol (actieve mobiliteit) en haar economische rol (bijvoorbeeld goederenvervoer/logistiek).

De site is ook belangrijk in het opvangen van water en de strijd tegen overstromingen, omdat we ervoor moeten zorgen dat in de stad van morgen water niet langer zomaar wegvloeit. Concreet betekent dit dat er moet nagedacht over de rol van de Zenne binnen dit gebied. De Zenne stroomt ca. 14 kilometer door Brussel, waarvan ongeveer 5 km nog zichtbaar zijn.

Een beetje noordelijker, naast het waterzuiveringsstation, werd de Zenne nog maar net voor een lengte van 200 meter open gelegd. Uit dit experiment kan er veel geleerd worden over de complexiteit van het openleggen van de Zenne. Er komt immers heel wat bij kijken, het gaat niet alleen over het herstellen van de waterloop, maar ook het aanleggen van ‘natuurlijke oevers’ (en hun rol in overstromingen) en de hopelijk heel gunstige impact op de aanwezige biodiversiteit. Je kan ook zien welke planten en dieren spontaan terugkomen en welke niet.

In zijn plannen bouwt Leefmilieu Brussel ook verder op het Beeldkwaliteitsplan.  Niet enkel de Zenne speelt dus een belangrijke rol maar ook de groene coulissen (die Thomas eerder al toelichtte) die erop aansluiten. Hoe sluiten we die coulissen – bekijk ze gerust als zijarmen - aan op de Zenne, en hoe maken we er waardevol groenblauw netwerk van? De Zenne zal sowieso moeten worden omgeleid naar een nieuwe bedding. Er lijkt een consensus te zijn over de plaats waar de Zenne in de toekomst zal lopen (zoals in het Beeldkwaliteitsplan). Over het aantal, de vorm en de breedte van de ‘coulissen’ lijkt de kogel echter nog niet door de kerk. Ze hebben dan ook een grote impact op de plaats voor economische activiteiten en hoe die georganiseerd en ingepland worden.

De ‘coulissen’ dienen om zowel het regenwater van o.a.de industriezone te laten infiltreren als om de Zenne te laten overstromen bij hevige regenval. En we weten ondertussen allemaal dat dat geen overbodige luxe is. Water de kans geven maximaal te infiltreren én voorzien zijn op hevige regenval is de enige weg om onze stad te plannen anno 2021.  Leefmilieu Brussel ziet het gelukkig ambitieus met meerdere brede armen die vanaf de Zenne de toekomstige industriezone doorkruizen en smaller worden naargelang ze richting Vilvoordselaan gaan. Kortom, het ambitieniveau werd wat opgeschroefd en aangepast aan nieuwe inzichten.

Er wordt nog stevig onderhandeld maar wij duimen alvast voor het meest ambitieuze scenario. Maak éérst je landschappelijk en ecologische verhaal en voorzie daarin plaats voor de gewenste economische ontwikkelingen die dan evolutief ingevuld worden.  Draai de normale gang van zaken eens om, zouden we zeggen. Het zijn dan ook geen normale tijden. 

  1. Haven van Brussel

Valérie Tanghe, de manager van de havencluster voor de Haven van Brussel, legt uit hoe er vanuit de
Haven naar deze site gekeken wordt.

Allereerst schetst zij de haven van Brussel als een belangrijke schakel in de duurzame ontwikkeling van de stad: de haven voorkomt vrachtwagens, en heeft dus een positieve impact op de mobiliteit in de stad. Schaarbeek Vorming is in die zin dan ook heel goed gesitueerd: in het noorden van Brussel kan deze site een belangrijke schakel worden in het logistieke netwerk van de stad. De toekomst van de mobiliteit in Brussel kan immers niet liggen in enkel overschakelen naar elektrische vrachtwagens of “miljoenen” camionettes. Schaarbeek Vorming heeft een verleden dat terug geactiveerd kan worden in de stad: tot nog niet zo lang geleden was er nog een treinverbinding tot aan de haven van Brussel. Bovendien heeft de haven ook al heel wat ervaring om met cargobikes te werken.

Valérie wijst er ook op dat in de mondiale productieketens heel wat consumptie via e-commerce gebeurt. Om die globaliseringsdruk aan te kunnen, heeft een stad een duurzaam logistiek netwerk nodig. Een haven in de stad is in die zin volgens haar een zeldzame troef die zeker moet uitgespeeld worden. Daarbij hoort dan ook dat bedrijven in en rond de haven letterlijk de ruimte krijgen voor hun economische activiteiten.

Mevrouw Tanghe houdt dus een warm pleidooi voor het grote intermodale logistieke centrum zoals dat ook voorzien was in het richtschema uit 2013 (dat op zijn beurt al jaren sudderde).  In hun masterplan 2040 spreekt de Haven van een ‘low emmission’-logistieke zone. Daarvoor hebben ze 20 hectaren nodig.  (Waarbij nu al stilletjes gehoopt wordt op een uitbreiding richting de terreinen waar Viabuild nu actief is ;)

Doelstellingen van de ‘low-emmission’-logisitieke zone:

  • De toename van het containerverkeer ondersteunen
  • De intermodale mobiliteitsverbindingen onderhouden en versterken (binnenvaart en sporen)
  • Creëren van tewerkstelling en toegevoegde waarde
  • Logistieke ketens en stadsdistributie optimaliseren
  • Ecologische bijdrage
  • Stedelijke integratie

Maar een, masterplan is natuurlijk maar een masterplan. Recent werd het idee nog eens bekrachtigd in de beheersovereenkomst 2021-2025 die de Haven met Brussels Gewest afsloot. Bij de belangrijke doelstellingen vinden we de onderstaande zin terug:

‘Het bestuderen en coördineren van de operationalisering van een regionaal,
multimodaal, logistiek platform (water – sporen – wegen) rekening houdende met
de mogelijke openlegging van de Zenne in het kader van een groene en blauwe
infrastructuur en met economische en planologische imperatieven geïdentificeerd
door studies van Perspective, Citydev en de Haven.’

De ‘openlegging van de Zenne in het kader van een groene en blauwe infrastructuur’ wordt dus niet gezien als een ‘planologische imperatief’ maar eerder als een mogelijk accessoire. Voor ons mag het wel degelijk een planologische imperatief zijn. Maar laat ons positief zijn: ze willen alvast rekening houden met eventuele plannen in die richting.

De belangrijkste les is: zowel de Haven als het Gewest houden vast aan het idee van een intermodaal logisitiek platform. Dat is op een goed idee, als het effectief hoofdzakelijk gebaseerd is op logistiek over het water en per trein. En zo dus vele vrachtwagens van onze wegen kan halen. Maar het terrein ligt niet rechtstreeks aan het water. Vandaar het enorme belang van het behoud (en de renovatie) van de spoorovergang over de Vilvoordsesteenweg richting kanaal en de containerterminal.

Wat de aanvoer van goederen per trein betreft: zowat alle spoorwegbundels voor goederenvervoer werden net weggehaald. De eigenaar deed dit om het terrein ‘klaar om te ontwikkelen’ te kunnen verkopen. Toch vreemd voor een site die goederen per trein wil laten toekomen om ze van daaruit te verdelen over de stad. Infrabel legt op dit moment nieuwe sporen aan voor goederentreinen op een ander deel van Schaarbeek Vorming. Waarschijnlijk zullen de vrachten daar vooral opnieuw worden samengesteld om daarna hun weg verder te zetten.

Maar geef toe, een verbinding met het verhoopte logistieke centrum lijkt logisch. Wij zien echter niet hoè dat zou kunnen gebeuren. Een tunnel onder bestaande sporen en een brug over de geplande Zenne? Die link is dus vrij onwaarschijnlijk. De treinen zullen het logistieke centrum waarschijnlijk dan ook eerder bevoorraden via nieuwe aftakkingen van dezelfde sporen die ook voor de ontsluiting naar van het kanaal moeten zorgen.

We hebben een sterk vermoeden dat het overhaast weghalen van zowat alle sporen – je kan ze nog zien op google maps – een historische vergissing zal blijken te zijn. En zoals dit artikel in BRUZZ aantoont: er is bij Infrabel weinig animo om zelfs wat er nog overblijft te bewaren.  Het goede nieuws is wel dat de Federale regering besliste dat er meer zal worden ingezet op goederenvervoer per trein.

We kunnen concluderen dat het we na meer dan 10 jaar eigenlijk nog niet zeker weten of het multimodale logistieke centrum simpelweg mogelijk is. Toch wel belangrijk als we weten dat het een centrale rol speelt in het logistieke plan voor Brussel.

Vandaar dat Haven van Brussel nu samen met Citydev een haalbaarheidsstudie gaat maken voor de ontwikkeling van een logistieke hub en een economisch activiteitenpark op Schaarbeek Vorming.  We volgen het voor u op.

Citydev kennen velen als ontwikkelaar van publieke woningen (vroeger gingen ze door het leven als de GOMB) maar plaats voor bedrijven creëren, hoort ook tot hun kerntaken. Ze moesten helaas verstek geven op deze fietstocht maar mevrouw Tanghe nam de honneurs waar om de industriële toekomst van de site toe te lichten. Het is wel een wending in het verhaal van Schaarbeek Vorming dat deze twee grote spelers de handen in elkaar om samen een plan uit te werken. En dat ze de intentie hebben de 40 hectaren samen te ontwikkelen. Als het Gewest de 40 hectaren aankoopt, natuurlijk.

De aandachtige lezer zag het waarschijnlijk: de studie gaat over de logistieke hub én een economisch activiteitenpark. En aangezien de logistieke hub van de Haven mooi 20 hectaren nodig heeft, blijft er dus 20 hectaren over voor het activiteitenpark dat Citydev zou ontwikkelen.

Daarover is nu weinig tot niets over geweten. Maar wat het nièt mag worden is duidelijk: het klassieke bedrijventerrein vol ‘schoendozen’ waar vrachtwagens- en camionettes af en aan rijden. De link met het logistieke centrum, het water, het spoor en Brussel zou voor de hand moeten liggen.

En de vraag staat open of de beide economische spelers die hier de lead nemen echt overtuigd zijn van het even belangrijke landschappelijke en ecologische verhaal. Dat heeft namelijk ook plaats nodig.

Om dit hoofstukje af te ronden: wat BRAL betreft, is er plaats voor logistiek/industrie op Schaarbeek Vorming als er een milieuwinst kan geboekt worden – bijvoorbeeld door verkeer van de (snel)wegen en uit de stad te halen - én als het ingebed is in een sterk landschappelijk en ecologisch verhaal.

  1. Fonds voor Spoorweginfrastructuur

Met Paul Schouls van de FIF-SFI hebben we ook de eigenaar van de site in ons midden. Het is te zeggen: een vertegenwoordiger van de eigenaar. De FIF-FSI is beter bekend als het Fonds voor Spoorweginfrastructuur maar Paul leert ons dat we eigenlijk gewoon FIF-FSI moeten zeggen.

Simpel gezegd is het een juridisch vehikel om de terreinen die de NMBS niet meer nodig heeft te gelde te maken. Maar ze staan los van de NMBS. En het is geen overheidsinstelling meer maar een Naamloze Vennootschap. Ingewikkeld!

Gelukkig is Paul zelf heel duidelijk: hij benadrukt dat de FIF/FSI geen mening heeft over de ontwikkeling van het terrein. Hij wijst er wel op dat het terrein eigenlijk van ons allen is. Joepie! En dat de verkoop ervan voor een zo hoog mogelijke prijs dus in het voordeel is van ons allen. Want het geld dat de overheid zelf verdient, moet ze niet gaan zoeken bij haar belastingbetalers.  

Tot zover de feestvreugde. We begrijpen natuurlijk wel dat de Belgische staat kostenefficiënt wil werken maar daar mag het algemene belang toch niet bij inschieten? De neiging naar winstmaximalisatie dreigt ervoor te zorgen dat er geen of weinig plaats is voor dingen die op het eerste zich weinig opbrengen. Zoals plaats voor natuur en waterinfiltratie.

Maar we gaan er vanuit dat gezond verstand zal zegevieren en dat de federale overheid de site voor een zachte prijs aan het Brussels Gewest zal overhandigen als het Brussels Gewest met een plan op de proppen komt dat ook het algemeen belang dient.

Het Brussels Gewest moet dat algemeen belang dan ook laten primeren wanneer ze een wettelijk kader zouden uitschrijven voor de site. Bijvoorbeeld via een Richtplan van Aanleg.  

  1. Samengevat

Hoe staat de planning van Schaarbeek Vorming er nu voor anno 2021? We zetten even zeer bondig op een rij wat we vandaag hebben geleerd.

  1. De industriële ontwikkeling en de intermodale logistieke draaischijf staan nog altijd centraal in de huidige plannen. Net als in 2013.  De Haven en Citydev slaan de handen in elkaar en werken aan een gezamenlijke haalbaarheidsstudie.
  2. Leefmilieu Brussel bouwde een landschappelijke visie uit met een open Zenne en verschillende groene corridors die het industriegebied doorkruizen. Regenwater kan er indringen en de Zenne kan er desgewenst overstromen. Bovenstaande partners zeggen niet neen tegen het principe maar enthousiast lijken ze niet.  Anderen, zoals Natagora en BRAL, zijn dat wel.
  3. Een geïntegreerd plan van deze twee ambities is er nog niet. De dappere mensen van Perspective proberen de boel te coördineren. Het is nog onduidelijk of er een Richtplan van Aanleg komt voor Schaarbeek Vorming.

En ook wel: grond kan afval zijn en vice versa 😉

  1.  BRAL’s aanbevelingen

Het is duidelijk: we zijn nog niet aan de nieuwe patatten. Maar dat is niet erg. Schaarbeek Vorming is een gebied van uitgesteld belang en onze allerlaatste grondreserve. We kunnen het ons niet permitteren overhaast te werk te gaan en het ambitieniveau naar omlaag te halen ‘omdat het nu eenmaal al zo lang aansleept’. Of omdat deze of gene opportuniteit zich voordoet.

Voor diegenen die enkel conclusies lezen, geven we kort de voor onze belangrijkste conclusies en aanbevelingen mee.

  • Maak éérst je landschappelijk en ecologische verhaal en voorzie daarin plaats voor de gewenste economische ontwikkelingen die dan evolutief ingevuld worden. We hebben hier een enorme kans een heel mooi verhaal te schrijven waar nog vele generaties trots op kunnen zijn. Wanner we weten waar we zeker nièt willen bouwen, kunnen we andere percelen vrij houden voor een mogelijke ontwikkeling. In de tussentijd kan de natuur ook daar zijn gang gaan.

Kortom, laat ons de normale gang van zaken omdraaien en eerst voluntaristisch plaats maken voor water en natuurontwikkeling.  Het zijn dan ook geen normale tijden.

  • Wat BRAL betreft: er is wel degelijk plaats voor logistiek/industrie op Schaarbeek Vorming. Voorwaarde: er dient milieuwinst geboekt te worden.  Bijvoorbeeld door het verkeer van de (snel)wegen en uit de stad te halen en effectief te werken via het water en het spoor. Dat overstijgt de site en impliceert ook een doortastend logistiek plan. Wat de mogelijke extra bedrijvigheid betreft in het ‘activiteitenpark’: wees zeer streng. Het mag er lelijk uitzien en lawaai maken maar het moet bijdragen aan een duurzamer Brussel.

Aanvullende tips:

  • Het dossier kan nog vele kanten uit, wees niet bang het debat open te trekken en er ook geïnteresseerde verengingen en Brusselaars bij betrekken. De site lijkt afgelegen maar zoals deze dag aantoonde, is de interesse groot.
  • Saneer niet te snel want saneren is kostelijk. Voor je het weet, ben je een terrein aan het ontwikkelen gewoon omdat de sanering zo duur was. Een bordje ‘verboden de grond op te eten’ is misschien al voldoende ;-) Er kan vervuiling aanwezig zijn, dat is te onderzoeken. Maar tenzij het gaat om lood of kwik dat de eierschalen breekt, kan de natuur wel zijn gang gaan op Schaarbeek Vorming. We moeten natuurlijk wel vermijden dat bijvoorbeeld het grondwater vervuild wordt. 
  • Er zal veel grondverzet zijn door de werken of het openleggen van de Zenne. Spring er creatief mee om. Maak er bijvoorbeeld bergjes mee. De hopen grond kunnen ook een rol spelen bij het creëren van microklimaten, het milderen van de wind of als geluidsbarrière.
  • Op vraag van één van de aanwezigen: vergeet Haren niet ;-) Er was ooit een zeer ambitieus idee van een fietsbrug, dat hoeft voor hem niet, maar iets gelijkaardigs zou toch wel handig zijn voor de verbinding Haren – Brussel.  De site kan sowieso een belangrijke rol spelen als as voor zachte mobiliteit. Zowel Nood-Zuid als Oost-West. Daarvoor moet er wel op grote schaal naar het gebied kijken. Toch maar een Richtplan maken?

Hoe dan ook: BRAL kijkt uit naar het vervolg en houdt jullie op de hoogte. Afspraak binnen 10 jaar?

Dank aan alle aanwezigen en vooral aan alle sprekers en instanties die ons te woord stonden of de toestemmingen gaven die nodig waren voor dit terreinbezoek. Mevrouw Tai en meneer Schouls (FIF-SFI), Valérie Tanghe (Haven van Brussel),  Amandine Tiberghien (Natagora), Martin Ohsé (Leefmilieu Brussel), Thomas Van den Boogaerde (Perspective), Diederik De Pauw (Viabuild) en Simon Kerkhofs (NMBS).  Ook dank aan BRUZZ die deze reportage maakte van de fietstocht.

Foto 1: Placid Civic Monument, Claes Oldenburg, 1967
Foto 2: Earth interior, Athanasius Kircher, Mundus Subterraneus, 1665

Weet je hoe oud de aarde onder je voeten is? Welk fossiel zou je later willen achterlaten? Wist je dat een groot deel van de aarde in BXL door mensen is verplaatst? Ken je Schaarbeek Vorming al?

Brussel was al het toneel van burgerwetenschappelijk actieonderzoek rond lucht en water. Dat leverde nieuwe kennis op en hielp het politieke debat vooruit. BRAL, stadsbeweging voor Brussel, architectenbureau 51N4E, de faculteit Architectuur van l’Université Libre de Bruxelles (ULB) en het Zwitsers federaal Instituut voor Technologie (ETH Zurich) willen met Super Terram de "bodem" en al haar facetten in het publiek debat brengen. 

De bodem is een echte partner bij het maken van ruimte en plaatsen. De bodem heeft het leven op aarde voortgebracht uit water en microbiële activiteit. Het is een van de meest complexe ecosystemen en een van de meest diverse habitats op aarde.

Toch blijft de bodem onzichtbaar. De bodem herbergt dimensies die worden vertroebeld of van de radar verdwijnen. Denk aan vervuiling, vruchtbaarheid, microbiële activiteit, vuil, archeologie, de watercyclus, organismen, infrastructuur, bouwmateriaal, verdichting, water, het onderaardse ecosysteem, verbeelding, veerkracht, herinneringen, ...

De mens verplaatst vandaag meer sedimenten dan alle natuurlijke processen samen. De bodem wordt vandaag in stadsontwikkelingsprojecten bebouwd en vernietigd, getransformeerd en verplaatst zonder rekening te houden met de situatie en zelfs zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Weinigen weten dat de bodem de veerkracht van de stad bepaalt.

We willen met Super Terram nadenken over en handelen met de bodem omdat het de kans biedt om relaties op te bouwen over de kokers van kennis en actoren heen.

De Zennevallei

Neem nu de bodem van de Zennevallei met zijn moerassen en zijn netwerken van zijrivieren. Het is grondig verstoord door spoorwegen, industrie, enz. Het heeft ook aanleiding gegeven tot nieuwe en verrassende relaties tussen mens en niet-mens en tussen soorten onderling.

Sommigen beschouwen het braakliggende spoorwegterrein van Schaarbeek Vorming in het noorden van Brussel als het grootste braakliggende terrein of "grondreserve" van Brussel (GDPO – Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling). Het Gewest zal het terrein waarschijnlijk aankopen.

Wat het terrein voor ons zou kunnen betekenen, wordt nog niet onderzocht. Schaarbeek Vorming bevindt zich nog onder de radar (behalve voor BRAL die er in oktober 2021 een fietstocht deed 😉 - lees hier het verslag), terwijl het de plaats is waar een reeks vitale functies samenkomen, zoals de haven, de logistiek of zelfs de industrie, maar ook biologische rijkdom. De site van Schaarbeek Vorming ligt in de marge voor de Brusselaars in beide betekenissen van het woord: perifeer en onzichtbaar.

Super Terram

Met Super Terram willen we Brusselaars warm maken voor de bodem en voor Schaarbeek Vorming in al haar veelzijdigheid. Op de friche zelf, maar ook stroomopwaarts en stroomafwaarts zullen we de Zenne volgen naar meer bewoonde en beter toegankelijke gebieden om de mensen te bereiken. Samen met burgers, wetenschappers, administraties en organisaties willen we het debat en onze relatie verdiepen met de bodems die ons in hun greep houden en die ons onzichtbaar of eendimensionaal lijken. 

We geven ons in dit project de tijd - anderhalf jaar hernieuwbaar - om met verschillende Brusselse actoren onderzoek te verrichten en het thema te verkennen. We gaan verder dan de klassieke mobilisatieregisters van de stedenbouw en zijn technische dimensie die al te vaak onleesbaar of ontoegankelijk is. We willen die dimensie vervlechten met die van de gevoelige relatie tot de bodem en die van de menselijke en niet-menselijke relaties die van de bodem afhankelijk zijn.

Wil je meedoen aan het experiment? Neem contact op met marie@bral.brussels

Na de eerste verkenning rond elektriciteit aan de hand van het artikel van Pala, zochten we het dichter bij huis. Ons lid CityMine(d) werkt in de Noord- en Zuidwijk rond elektriciteit en energiegemeenschappen. Geen simpel thema, maar ze slagen erin om Brusselaars te mee te krijgen. “Wat ik heel motiverend vind, is dat de energietransitie niet iets abstract en exclusief hoeft te zijn. We leren nu uit onze ervaring dat iedereen eigenlijk mee aan de slag kan,” vertelde Chloé van CityMine(d) ons in dit interview.

Hoe zijn jullie met het thema ‘elektriciteit’ begonnen?

Na het thema ‘water’ (zie ook de Eureka! – publicatie uitgegeven met BRAL) besloten we bij City Mine(d) om een volledig nieuw thema aan te snijden: elektriciteit. De verkenning begon een paar jaar geleden met gesprekken met allerlei actoren: Brugel, Sibelga, institutionele actoren, mensen in de buurt. We wilden onderzoeken hoeveel speelruimte er voor de burgers zit op dit thema.

In onze bijeenkomsten in de Zuidwijk (laag Sint-Gillis) konden we burgers, maar ook een hele grote groep experten bij elkaar brengen op ons kleine bureau die elk hun inbreng konden doen. We onderzochten hoe het energielandschap werkt, welke problemen en oplossingen er zijn. Evidente problemen zijn de productie en de stockage. Maar naast de technieken is het ons ook te doen om manieren van samenwerken.

Het thema elektriciteit is best abstract. Hoe maakten jullie het inzichtelijker?

De expertise en uitwisselingen hebben we gebald in de expo ‘La Pile’ in 2019. We toonden 14 voorbeelden van concrete experimenten in de expo waarin burgers zelf aan de slag gaan. Deze voorbeelden inspireerden om ook concrete projecten op te zetten in de Zuidwijk, die veel verschillende mensen zouden kunnen aanspreken (en niet alleen specialisten).

Een voorbeeld is de denkoefening La Pile Mecanique, een aquarel door Fanny Monier (zie foto). Een installatie zoals deze helpt om abstracte vraagstukken zoals stockage en intermittentie (onderbreking) van hernieuwbare energie zeer zichtbaar en tastbaar te maken. Het stroomdiagram begint met de zonnepanelen op het dak. De zonne-energie helpt om water naar boven te pompen naar een stockageplaats in het dak. Als er geen elektriciteit nodig is, kan het daar blijven. Als je het kraantje opent omdat er elektriciteit nodig is, dan valt het water naar beneden en wordt het geduwd in de turbine. De elektriciteit die de turbine opwekt, kan gebruikt worden in de publieke ruimte.

Hoe ging het verder in de Zuidwijk?

Toen we de tekening hadden, begonnen we na te denken waar we dit zelf zouden kunnen bouwen en maakten we een kaart met “hotspots” in de wijk, waar mogelijks veel energie te produceren valt, maar waar ook interessante sociale dynamieken aanwezig zijn. Onze conclusie was dat het uiteindelijk niet het goede moment was om La Pile Mécanique te bouwen, maar de aquarel had ondertussen wel al een groep van mensen samengebracht die gemotiveerd was om aan een gemeenschappelijk energieproject te beginnen, ook al kreeg het een andere vorm dan een “Pile Mécanique”.

Een van de hotspots om aan een project te beginnen was een blok met sociale woningen in de Vlogaertstraat, waar een honderdtal gezinnen wonen. De energieschepen van Sint-Gillis kon daar de eigenaar overtuigen om zonnepanelen te leggen. Maar we wilden er ook meer mee doen.

Uiteraard wilden jullie niet gewoon zomaar zonnepanelen leggen.

De uitdaging is niet zozeer om de zonnepanelen te leggen, het is vooral dat we wilden dat alle bewoners van de sociale woningen van de elektriciteitsproductie zouden kunnen genieten. Tot nu toe was dat wettelijk niet mogelijk. Enkel gemeenschappelijke delen van het gebouw zouden bediend kunnen worden, zoals verlichting in de gang. Het is pas door de “Clean Energy for all Europeans Package” en twee Europese directieven dat het binnenkort mogelijk zal zijn om de energie te delen met de buren.

Brussel heeft een aantal specifieke nadelen om zelf elektriciteit op te wekken. Er zijn veel huurders, die niet zelf de beslissingsmacht hebben om elektriciteit te produceren (vb. zonnepanelen te leggen). Op sommige plekken is er veel schaduw of is de inclinatie van het dak niet goed. Of mensen hebben niet genoeg financiële middelen om te investeren in duurzame elektriciteitsproductie.

Aan de andere kant is er overproductie van elektriciteit op de grote daken die nu opgaat in het net en dus “verloren gaat” voor de lokale gemeenschap. En sinds 1 november 2021 krijgen mensen met zonnepanelen op hun dak geen compensatie meer voor overproductie wat dus ook de incentive vermindert om zelf duurzame elektriciteit op te wekken.

Overproductie delen met de buurt kan nochtans interessant zijn, niet alleen op vlak van efficiënter verbruik, maar ook om nieuwe (sociale) verbindingen te leggen in een buurt.

Een voorbeeld is dat scholen tot nog toe in de twee zomermaanden – wanneer ze geen of nauwelijks elektriciteit nodig hebben, deze energie niet met de huizen in de buurt konden delen. Zij zouden nochtans met veel omliggende buren kunnen energie “delen”.

In de Vlogaertstraat was er dus ook de vraag om de lokale energie niet alleen voor de gemeenschappelijke delen te gebruiken, maar ook in de individuele woningen en samen te beslissen hoe we de lokale energie best gebruiken. Zo ontstond het project “SunSud”.

We startten een traject met de bewoners en we bespraken allerlei thema’s: hoe werkt een zonnepaneel, hoe zou de factuur eruitzien, welke verdeelsleutel is het interessantst om te beginnen delen,... Zo konden we met de groep uiteindelijk een uitzonderingsaanvraag indienen bij de Brusselse regulator (Brugel) om te mogen beginnen energiedelen. Na een paar maand was ons dossier klaar. Het goede nieuws is dat onze aanvraag een paar dagen geleden is goedgekeurd!

Ons werk in de Zuidwijk is dus nog niet afgelopen. De bewoners volgen nog ateliers over energieverbruik en dergelijke: een omschakeling naar zonnepanelen betekent dat het bijvoorbeeld niet meer goedkoper is voor sommigen om ‘s nachts de wasmachine te laten draaien. Buren kunnen dus creatief trucjes leren en delen om de lokale energie beter te gebruiken in hun voordeel. Zo ontstaan er interessante discussies: “Kom jij deze middag mijn wasmachine aanzetten?’. Deze ateliertjes geven we samen met de FDSS (Federatie van sociale werkers).

De bewoners kiezen zelf de thema’s, want we vinden het belangrijk dat ze in de keuze hun zeg kunnen doen. Het moet aansluiten bij hun noden.

Het opvallende is dat we al merken hoe dit project de sociale cohesie in de woonblok enorm heeft vergroot. Mensen komen samen om te eten en over het project te babbelen en dat is voor ons de grootste winst.

Dat is inderdaad een heel mooi resultaat! Benieuwd naar het vervolg. Zijn er nog andere initiatieven ontstaan uit de expo?

Ja, La Pile inspireerde ook andere projecten, zoals “Pilone” in de Zuidwijk. Die groep wil graag een energiegemeenschap starten van bewoners in de wijk. Ze verzamelden zich rond de vraag: “Hoe kunnen we de hernieuwbare energie verhogen in de wijk?” Daaruit ontstond een stickercampagne om buren te motiveren en ook het idee van een spaargroep om zonnepanelen te leggen. We gaan met de groep ook in overleg met belangrijke actoren van de wijk, zoals de moskee. Zij hebben een groot dak met dus potentieel een grote productie die ze zouden kunnen delen met de gemeenschap.

Maar het bleef niet beperkt tot de Zuidwijk? Jullie zijn nu ook aan het werk in de Noordwijk?

Dat klopt. Op vraag van de stad Brussel begonnen we met onze aanpak ook in de Noordwijk. We hadden tot voor kort nog helemaal geen ervaring in de Noordwijk. Daarom organiseerdeb we eerst ontmoetingen in de wijk. Heel kleinschalig, een op een, met organisaties en kernfiguren uit de wijk, zoals Joris Sleebus, Albert Martens, De Harmonie, … Opnieuw was de vraag: hoe kunnen we collectief aan de slag met elektriciteit?

We merkten dat de sociale realiteiten hier nog extremer zijn dan in de Zuidwijk. Er is heel veel werk nodig rond renovatie en woonkwaliteit. We gingen in gesprek met mensen die wonen in de woonblokken van de Lakense Haard, een sociale woonmaatschappij. Zij klaagden de woonkwaliteit aan, een gebrek aan sociale cohesie en problemen en spanningen tussen lokale groepen zoals de jongeren van de Lakense Haard en het Maximiliaanpark.

Dat lijkt geen gemakkelijke context om te beginnen over zonnepanelen. Hoe gingen jullie daarmee om?

We besloten om een stap achteruit te zetten om te babbelen met mensen zodat we beter konden begrijpen wat er leeft, wat mensen nodig hebben.

We willen in de eerste plaats een positief verhaal bouwen met de bewoners. Jan Denoo vond toffe foto’s uit de jaren ’70 die ons intrigeerden. Er staan buurtbewoners op uit de Noordwijk, met muurschilderingen die een boodschap brengen van weerstand tegen de grote ambities voor de wijk, tegen de uithuiszettingen. De garagist François De Cugnac die het initiatief nam, wilde kleur brengen in de wijk met lokale artiesten. Beetje bij beetje werd dit muurschilderingsproject het grootste in Europa.

De garagist installeerde ook een grote windturbine om zichtbaarheid te geven aan de stem van de bewoners (zie foto’s).

Die anekdote vonden wij fantastisch! Het bewijst dat energie meer kan zijn dan technologie: het kan mensen bijeen brengen en hun dromen en verlangens zichtbaar maken.

 We willen daarrond werken en concreet gaan we een expo organiseren in de wijk met Joris Sleebus. We zullen een maand lang in Noordpool (het Centre Pôle Nord) tentoonstellen. Het doel is opnieuw om actoren in de wijk samen te brengen om concrete projecten op te starten.

We willen starten van de problemen en de kansen in de wijk, zoals renovatie. We organiseren nu al Cafés Rencontres met PCS Nord en de bewoners. We babbelen met de mensen over wat er leeft. Er zijn veel problemen maar er is ook hoop.

Voor ‘Quartier d’Ete’ organiseerden we een maandlang activiteiten in “La Dalle” van de Foyer. We maakten windturbines met kinderen om elektriciteit als onderwerp zichtbaar te maken.

Vanaf januari gaan we samenwerken met de Lakense Haard voor het project “Court-Circuit” dat we hebben ingediend in het kader van het duurzaam wijkcontract. We hopen met dit project een groep bewoners te kunnen vormen en begeleiden die op termijn de capaciteit zal hebben om zelf energiekwesties in handen te nemen en het beheer van de energiegemeenschap op zich zal nemen. Dit is een project dat waarschijnlijk verschillende jaren zal duren en hopelijk zal dit gepaard gaan met de renovatieplannen die de Lakense Haard voorziet.

Hoe kijken jullie naar Renolution, de nieuwe renoveerstrategie van het Gewest?

Het is heel nodig dat die strategie er komt. We vragen ons wel af hoe het gaat verlopen en welke middelen er zullen zijn, want de vraag naar (betaalbare) renovatie in Brussel is enorm. Bovendien is renoveren niet zo simpel: er komt een grote administratieve last op je af als je de stap zet en mensen zijn niet zo goed op de hoogte. Er is wel steun, maar het blijft een rompslomp.

Het Gewest geeft nu al een groene lening, maar zolang er geen duidelijkheid is over wie, wat, onder welke voorwaarden, enz. worden de bestaande steunmiddelen onderbenut. De stad Brussel zoekt daarom naar manieren om de middelen te bundelen om gemakkelijker grotere middelen te geven.

Als je energie en renovatie combineert, dan heb je eigenlijk twee vliegen in een klap.

Maar energie en renovatie hebben wel hun eigen realiteit. Brussel is de beste context voor eigen productie van elektriciteit via zonnepanelen dankzij de groenestroomcertificaten. De terugverdientijd ligt bij de gemiddelde huishoudens die nu investeren rond de zeven jaar. Voor een renovatie ligt dat moeilijker, de terugverdientijd van een isolerende renovatie is veel langer (eerder 20-30 jaar). Daarom kan een lening, zoals de groene lening van het Gewest interessant zijn.

Wat doen jullie met de kennis en ervaring die jullie opdoen in de Noordwijk?

We zijn nu ook partner in een onderzoeksproject samen met de stad Brussel, 3E en Architecture Workroom Brussels (Cities4PEDs, gesteund door JPI Urban). Met dit project rond PEDs (Positive Energy Districts) onderzoeken we hoe we een wijk kunnen creëren die meer hernieuwbare energie produceert dan consumeert – maar dan wel op een sociaal inclusieve manier. De perimeter is opnieuw de Noordwijk.

Wat we leren op het terrein, delen we met de stad Brussel, de ingenieurs van 3E en de architecten van AWB. Onze focus ligt duidelijk op het sociale aspect. Hoewel de stad Brussel snel wil gaan met de energietransitie in de Noordwijk, bestaat het risico dat de bewoners opnieuw aan de kant worden geschoven en niet gehoord zullen worden. We hopen met onze aanwezigheid dat sociale aspect aan het woord te laten.

Na een jaar merken we toch stilaan de bewustwording dat het consortium zal moeten rekening houden met de mensen die er wonen.

In een ideaal scenario zorgen we er als CityMine(d) voor dat de bewoners zichzelf comfortabel genoeg in hun visie en hun expertise voelen, dat ze ook zelf aan het woord zullen komen tijdens die bijeenkomsten. Het energiethema is vaak zo technisch dat het even duurt voor je je capabel voelt om het woord erover te voeren.

Het PED-project is een Europees project, wat betekent dat we ook samen werken met steden zoals Stockholm en Wenen. Die andere steden werken bijvoorbeeld rond het verminderen van het energieverbruik, verschillende vormen van productie, isolatie en energiegemeenschappen zoals wij.

Wat is voor jou de belangrijkste les al uit de energieprojecten?

Wat ik heel motiverend vind, is dat de energietransitie niet abstract of exclusief hoeft te zijn. We leren nu uit onze ervaring dat iedereen eigenlijk mee aan de slag kan. De transitie van een stad is enorm complex, en vraagt veel technische, maar ook evenveel sociale kennis - over collectieve praktijken, over lokale dynamieken en over hoe we samen nieuwe manieren van doen en organiseren kunnen verzinnen.  Dat is expertise die je niet vindt bij ingenieurs maar wel bij buurtbewoners.

Als we willen slagen in de energietransitie is het dus essentieel om actief die diversiteit van bewoners te betrekken. Iedereen kan iets bijdragen.

Dat de bewoners zelf hun zeg kunnen doen, en bottom-up werken duurt misschien lang, maar het is heel belangrijk voor het vertrouwen, zonder kan je niks doen. In de Noordwijk is dat door het gevoelig verleden nog veel belangrijker.

Dat zijn heel belangrijke lessen, Chloé! We hopen dat we met dit interview die lessen kunnen doorgeven aan wie ze bestemd zijn. We wensen jullie heel veel succes met de lopende projecten. Bedankt voor jullie belangrijk werk, het maakt ons trots dat jullie lid zijn van ons. We blijven graag op de hoogte van wat jullie doen. Tot snel ergens in Brussel, bijvoorbeeld op de expo!

We hebben nog exemplaren van de Eureka-publicatie. De manieren om aan burgerwetenschap te doen volgens Periferia, CityMine(d) en BRAL en onze gemeenschappelijke visie worden erin getoond. Wie interesse heeft, kan ze bestellen via info@bral.brussels.

Maya Maes

Deze opinie verscheen in De Standaard op 2/12/2021 en schreven we samen met Lieselotte Gevens (Fietsersbond), Geert van Waeg (johanna.be), Wim Menten (KleineRing.be), Florine Cuignet (GRACQ), Sophie Feyder & Pieter Fannes (Heroes for Zero), Emilie Herssens (Het platform walk), Malte Arhelger (Critical Mass Brussels), Raf Pauly (BRAL), Philippe Serruys (imagine.brussels). We zetten een licht aangepaste versie op onze website.

De discussie over de toekomst van de A12 dat zich de voorbije dagen in de media ontrolde, toont het gebrek aan verbeeldingskracht als het aankomt op de ontwikkeling van een duurzaam stadsproject voor Brussel (DS 1 december). De hervorming van de A12 is ­nodig, zowel om autoverkeer te verminderen als om deze stadsboulevard te vergroenen. Wat ontbreekt, is een visie over de invulling van de ruimte die vrijkomt.

Dinsdag kondigde de Brusselse minister van Mobiliteit Elke Van den Brandt (Groen) de plannen aan voor de A12. In plaats van een snelweg die dagelijks duizenden auto’s Schaarbeek binnen pompt, komt er een stadsboulevard die ruimte geeft aan voetgangers en fietsers. Een mooie ­visie die past in de shift naar een duurzaam Brussel.

Toch lijkt niet de hele Brusselse regering het daarover eens te zijn. Zo uit staatssecretaris Pascal Smet kritiek op verschillende elementen uit het project. Deze kritiek kan vreemd lijken. Immers was het Pascal Smet die als minister van mobiliteit in de vorige regering, de E40 omvormde als eerste stap naar een stadsboulevard. Nu dreigt hij vanuit zijn nieuwe bevoegdheid als staatssecretaris voor stedenbouw een gelijkaardig project tegen te houden.

Gepolariseerd debat

Het publieke schouwspel legt pijnlijk bloot hoe de Brusselse regering niet als één equipe werkt aan haar ­gezamenlijke stadsvisie. De verkokering in bevoegdheden leidt tot een ­gepolariseerd debat dat naast de kwestie is en dat elke verandering blokkeert. Wanneer een minister dan stappen zet, bijvoorbeeld voor meer actieve mobiliteit, meer groene ruimte en minder autoverkeer, staat een andere politicus op de rem.

Nochtans biedt dit voorstel de mogelijkheid om een stedelijk project voor Brussel uit te werken, waarin de auto samen met de andere vervoersmodi verweven zit in het stedelijke weefsel. Een geïntegreerde stadsvisie vraagt om samenwerking. De Brusselse excellenties moeten aan ­tafel gaan zitten in plaats van elkaar te bestoken in de pers.

Als mobiliteit en stedenbouw ­samenwerken, kan er door de hervorming van de stadsautosnelweg ruimte vrijkomen die niet alleen voor groen en zachte mobiliteit kan ingezet worden, maar ook voor andere stedelijke functies.

De stad Leuven en Kessel-Lo lijken dat te begrijpen. De heraanleg van de stationsbuurt en de Martelarenlaan in Leuven resulteerde in trager en ­actiever lokaal verkeer, ruimte voor twee woontorens en veel groene ruimte met gemengde functies.

Ook de Brusselse regering moet ­streven naar een groener en levendig Brussel met meer ruimte voor zowel de Brusselaars als de bezoekers, zoals ze in de regeerverklaring beloofd heeft. Zo kunnen projecten als de A12 ruimte krijgen om mensen en wijken met elkaar te verbinden.

Tussen haakjes, wat de overstapparking betreft:

De overstapparking hoeft geen sluitstuk te zijn van de stadsboulevard. Voor Brussel is het ideaal om het verkeer zoveel mogelijk stroomopwaarts (van dorp en stad naar Brussel) te sturen naar alternatieven voor de auto. Brabantnet plant bijvoorbeeld al meerdere overstapparkings op de A12. Nog eentje er bij wanneer de mensen bijna op hun werk zijn, is dus echt niet essentieel.
De geplande tram langs de A12 takt net voor Brussel af richting parking C waar ook de ringtram(bus) passeert.  Ons voorstel: bouw parking C uit als overstapparking en trek de metro een klein beetje door tot daar zodat er een echte multimodale overstapparking komt. Laat ons verder kijken dan onze gewestgrens lang is. Een constructief gesprek met de Vlaamse minister van Mobiliteit is een uitstekend idee!
 

Foto: Philippe Massart

We ontvingen in CC heel veel bezwaarschriften voor het richtplan van aanleg Josaphat bis van jullie. Hartelijk bedankt daarvoor!

Een dikke merci om je te engageren als kritische burger in dit belangrijk dossier! Samen verleggen we stenen in de Brusselse stadsplanning.

Nu rekenen we erop dat de betrokken administraties en politici de koppen bij elkaar steken voor een grondige lezing van alle bezwaren. En dat ze ermee zullen rekening houden.

De bezwaren kan je hier nalezen.

Op 26 november hebben we met de Klimaatcoalitie Coalition Climat de gevolgen van passiviteit op klimaatgebied ondergaan in een gezamenlijke “die-in”. We stierven waar de Vlaamse regering zetelt, op het Martelarenplein in Brussel. Op 10 oktober gingen we met tienduizenden de straat op om eindelijk concrete actie te eisen. Na de COP26 in Glasgow moeten we toegeven dat de mooie woorden zijn vervlogen. De Vlaamse regering kan de champagne laten knallen, de burgers zullen de brutale gevolgen ondergaan van hun botte onwil tot adequate actie.

Wat willen we dan wel voor België en haar deelstaten? Op zijn minst dit.